module 3 ofzo buh Flashcards

(88 cards)

1
Q

Dutch (Question)

A

French (Answer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

een statuut

A

un statut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een rechtsvorm, juridisch statuut

A

un statut / une forme juridique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een bedrijf

A

une société / une entreprise

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een maatschappij

A

une société

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een Naamloze Vennootschap (NV)

A

une société anonyme (SA)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

een sinds lang gevestigd bedrijf

A

une société établie de longue date

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

een personenvennootschap

A

une société de personnes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een kapitaalvennootschap

A

une société de capitaux

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een besloten vennootschap (BV)

A

une société à responsabilité limitée (SRL)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een vennootschap onder firma (VOF)

A

une société en nom collectif (SNC)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

winstgevend

A

lucratif / lucrative

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zonder winstoogmerk

A

sans but lucratif

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

een vereniging zonder winstoogmerk (VZW)

A

une association sans but lucratif (ASBL)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

de beurs

A

la bourse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

op de beurs noteren

A

coter en bourse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een beursgenoteerd bedrijf

A

un entreprise cotée en bourse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een partnerschap

A

un partenariat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een partner

A

un partenaire

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een partnerschapsovereenkomst

A

un accord de partenariat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een deelname

A

une participation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

deelnemen aan

A

participer à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een deelnemer

A

un participant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

een deelname aangaan

A

prendre une participation

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
een meerderheidsdeelname
une participation majoritaire
26
een minderheidsdeelname
une participation minoritaire
27
inbrengen
apporter
28
een kapitaalinbrenger
un apporteur
29
een inbreng
un apport
30
een kapitaalinbreng
un apport de capitaux
31
een kapitaal
un capital
32
een minimumkapitaal
un capital minimum
33
het aandelenkapitaal, maatschappelijk kapitaal
le capital social
34
het eigen vermogen
les capitaux propres
35
kapitaal bijeenbrengen, opstapelen
accumuler du capital
36
kapitaal investeren
investir du capital
37
een fonds, geld
un fonds
38
een geldschieter
un bailleur de fonds
39
afstaan, verkopen
céder
40
de overdracht, afstand
la cession
41
aandelen verkopen
céder / vendre des actions
42
een akte
un acte
43
een notariële akte
un acte notarié
44
een aandeel
une action
45
een aandeelhouder
un actionnaire
46
een aandeelhouderschap
un actionnariat
47
aandelen kopen, verwerven
acheter / acquérir des actions
48
aandelen verkopen, afstaan
vendre / céder des actions
49
aandelen bezitten
détenir des actions
50
aandelen uitgeven
émettre des actions
51
een algemene vergadering van aandeelhouders
une assemblée générale des actionnaires
52
een meerderheidsaandeelhouder
un actionnaire majoritaire
53
een minderheidsaandeelhouder
un actionnaire minoritaire
54
een waardepapier
un titre
55
de aandelenoverdracht
la cession des titres
56
een winstuitkering, dividend
un dividende
57
een dividend uitkeren
verser / distribuer un dividende
58
Dutch (Question)
French (Answer)
59
een rekening
un compte
60
in de boeken opnemen
comptabiliser
61
een boekhouder
un comptable
62
de boekhouding
la comptabilité
63
de jaarrekening
les comptes annuels
64
zelfstandig worden, voor eigen rekening gaan werken
se mettre à son compte
65
een raad
un conseil
66
raad geven
conseiller
67
een raadgever, adviseur
un conseiller
68
een beheerraad
un conseil d’administration
69
een juridisch adviseur
un(e) conseiller(ère) juridique
70
een krediet
un crédit
71
een schuld
une dette
72
een zelfstandige
un indépendant
73
cash middelen, geld
la liquidité
74
cash middelen aanschaffen, aan geld komen
se procurer des liquidités
75
een vermogen
un patrimoine
76
een eigenaar
un propriétaire
77
de kredietwaardigheid, solvabiliteit
la solvabilité
78
de insolvabiliteit
l’insolvabilité (f)
79
een kredietwaardige vennootschap
une société solvable
80
een recht
un droit
81
het arbeidsrecht
le droit du travail
82
het handelsrecht
le droit commercial
83
een belasting
une taxe / un impôt
84
belastingen betalen
payer des taxes
85
belastingen betalen
payer des impôts
86
de BTW
la TVA (la taxe à/sur la valeur ajoutée)
87
alle belastingen inbegrepen
TTC (toutes taxes comprises)
88
exclusief belastingen
HT (hors taxe)