module 4 Flashcards

(162 cards)

1
Q

Dutch (Question)

A

French (Answer)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

duurzaam

A

durable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een duurzaam bedrijf

A

une entreprise durable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

een duurzame ontwikkeling

A

un développement durable

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

een persartikel

A

un article de presse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

gaan over iets

A

porter sur quelque chose, traiter de quelque chose, parler de quelque chose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

ondernemen

A

entreprendre

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

bijdragen tot iets

A

contribuer à quelque chose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

een domein

A

un domaine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

communiceren over iets

A

communiquer sur quelque chose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

een initiatief

A

une initiative

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

een resultaat

A

un résultat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

de greenwashing

A

l’écoblanchiment (m), le verdissage, le greenwashing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

respecteren

A

respecter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

een norm

A

une norme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

een standaard

A

un standard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

een certificaat

A

un certificat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

een label

A

un label

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

een tendens, een neiging

A

une tendance

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een uitdaging

A

un défi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

een ecologische uitdaging

A

un défi écologique

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

een sociale uitdaging

A

un défi social

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

een uitdaging aangaan

A

relever un défi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

voor een uitdaging staan

A

faire face à un défi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
gekeerd zijn naar, staan tegenover, nakomen
faire face à
26
een aspect
un aspect
27
een link, een band, een verbinding
un lien
28
recht, eng, nauw, direct
étroit(e)
29
een economie
une économie
30
een circulaire economie
une économie circulaire
31
een sociale economie
une économie sociale
32
een milieu
un environnement
33
milieuvriendelijk
respectueux de l’environnement
34
de omgeving
les environs
35
ongeveer
environ
36
fair, eerlijk
équitable
37
de fair trade
le commerce équitable
38
een fabriek
une manufacture, une usine, une fabrique
39
een piekmoment
un moment de pointe
40
onderhandelen
négocier
41
een onderhandelaar
un négociateur (m)
42
een handelaar
un négociant (m)
43
een onderhandeling
une négociation
44
een planeet
une planète
45
een bevolking
une population
46
de klimaatopwarming
le réchauffement climatique
47
een informatiebron
une source d'information
48
een behandeling
un traitement
49
de maatschappelijke verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven
la responsabilité sociétale des entreprises, la RSE
50
een standpunt, een mening
un point de vue
51
een doelstelling behalen
atteindre un objectif
52
gecertifieerd
certifié(e)
53
voortgekomen uit, ontstaan uit
issu(e) de
54
een werkwijze, een handelwijze, een methode
un procédé
55
Dutch (Question)
French (Answer)
56
een verloop, een ontwikkeling, een gang van zaken
un processus
57
een zonnepaneel
un panneau photovoltaïque
58
het terugwinnen, het herwinnen
la récupération
59
een warmte
une chaleur
60
een vernieuwing, een innovatie
une innovation
61
lid worden van, zich aansluiten bij
adhérer à
62
een werkloze
un chômeur
63
een mindervalide
une personne handicapée
64
een winst, een voordeel
un profit
65
winstgevend
profitable
66
het personeelsbeleid
la gestion du personnel
67
een deelname
une participation
68
een verband, een link, een rapport
un rapport
69
in verhouding tot, in vergelijking met
par rapport à
70
aan de behoeftes voldoen
répondre aux besoins
71
schaden, in gevaar brengen
compromettre
72
een capaciteit
une capacité
73
een generatie
une génération
74
toekomstig
futur(e)
75
zich verspreiden
se répandre
76
de hele wereld
le monde entier
77
een onderdeel
une composante
78
onderling afhankelijk
interdépendant(e)
79
in evenwicht zijn
être en équilibre
80
een middel
un moyen
81
een voorwaarde
une condition
82
te midden van, midden in
au sein de
83
de performantie, de prestatie
la performance / la prestation
84
de prestaties meten
mesurer les performances / les prestations
85
een gezondheid
une santé
86
een onderkomen
un logement
87
een verbruik, een consumptie
une consommation
88
een opvoeding
une éducation
89
een job, een werk
un emploi
90
een cultuur
une culture
91
een werkomstandigheid
une condition de travail
92
een salaris
un salaire
93
het niet discrimineren
la non-discrimination
94
de veiligheid
la sécurité
95
een toegankelijkheid
une accessibilité
96
een sociale gelijkheid
une équité sociale
97
behouden, bewaren, beschermen
préserver
98
een gebruiksvriendelijkheid, een gastvrijheid
une convivialité
99
verbeteren, beter maken
améliorer
100
waarderen
valoriser
101
op lange termijn
sur le long terme
102
een risico
un risque
103
Dutch (Question)
French (Answer)
104
leefbaar
viable
105
de hernieuwbare bronnen
les ressources naturelles renouvelables
106
fossiele bronnen
les ressources fossiles
107
uitputtelijk
épuisable
108
een afval
un déchet
109
giftig
toxique
110
de biodiversiteit
la biodiversité
111
een beschikbaarheid
une disponibilité
112
de gezonde concurrentie
la saine concurrence
113
het verwerpen van corruptie
le rejet de la corruption
114
een meerwaarde
une plus-value
115
de verspilling
le gaspillage
116
een levenscyclus
un cycle de vie
117
een marketingtechniek
un procédé de marketing
118
de PR, de public relations
les relations publiques
119
zich een imago geven van
se donner un image de
120
in het voordeel van
en faveur de
121
een bioproduct
un produit bio
122
een seizoensproduct
un produit de saison
123
het winkelhieren
le commerce de proximité
124
een overingepakt product
un produit suremballé
125
een verkoopsargument
un argument de vente
126
iets oplossen
remédier à quelque chose
127
de levensduur inkorten
raccourcir l'espérance de vie
128
een afvalberg
une montagne de déchets
129
het recht geven aan iemand
donner le droit à quelqu'un
130
een werkuurrooster
un horaire de travail
131
het werk van het privéleven scheiden
séparer vie professionnelle de vie privée
132
een basisinkomen
un revenu de base
133
een sociale hulp
une aide sociale
134
de plaatsing, de opstelling
la mise en place
135
uitroeien
éradiquer
136
de armoede
la pauvreté
137
de bebossing
la reforestation
138
de geplande economische veroudering
l'obsolescence programmée
139
handelen, manipuleren
manipuler
140
ten koste van
au dépens de
141
een natuurlijke laag, een natuurlijke coating
un enduit naturel
142
tegen een lage prijs
à bas prix
143
een koopgedrag
un comportement d'achat
144
een zoekmachine
un moteur de recherche
145
een database
une base de données / banque de données
146
een betrouwbare bron
une source fiable
147
een tekort
une pénurie
148
bescheiden
modeste
149
de groeilanden, de nieuwe opkomende landen
les pays émergents
150
Dutch (Question)
French (Answer)
151
stoppen met
cesser de
152
in staat zijn om
être à même de
153
voldoende
en suffisance
154
verouderen
vieillir
155
de neiging hebben tot
avoir tendance à
156
onderhouden
entretenir
157
optimaliseren
optimiser
158
een golf
une vague
159
de droogte
la sécheresse
160
streng optreden tegen, heersen, teisteren
sévir
161
een oogst
une récolte
162
toewijzen
affecter