MUZIEK examen begrippen Flashcards
(29 cards)
Ostinato
Het herhalen van steeds hetzelfde korte motief.
Syncope
Een of meerdere tonen die (net) niet op de puls/tel vallen.
Ritenuto
(plotseling) langzaam, vertragend
Rubato
Flexibel in tempo, zelf bepalen
Parallele toonsoort
Majeur –> Mineur
= 1,5 OMLAAG
Sforzando (sf)
Plotseling dynamiek versterkt , proces ipv moment
Terassendynamiek
Abrupte overgangen van hard naar zacht en andersom. (van piano naar forte)
Echodynamiek
Fragment uit muziekstuk dat zachter (piano) wordt herhaald
Albertijnse bas
Herhalend patroon van arpeggio’s als begeleiding
Arpeggio
Gebroken akkoorden, functie is vaak versiering.
Bourdon
grondtoon en kwint steeds aangehouden als begeleiding in de bas
Orgelpunt
liggende basnoot
Cluster
3 of meer tonen niet meer dan een secunde van elkaar verwijderd
Powerchord
Akkoord dat bestaat uit de grondtoon en de kwint
Portato
Gedragen, tussen staccato en legato in
Fermate
Iets langer aangehouden*
Melismatisch
Zingen van MEER noten op 1 lettergreep
Syllabisch
Zingen van 1 noot per lettergreep
Dal Segno (D.S.)
Herhalen, beginnen bij § of hh
Sequens
Onmiddellijke herhaling van een muzikale zin of motief op een hogere of lagere toon.
Telkens trapsgewijs.
Leitmotiv
Een muzikaal gegeven dat wordt gekoppeld aan een persoon, plaats of gebeurtenis.
Wordt veel gebruikt in programmamuziek, maar ook in de opera’s van Wagner.
Tegenmelodie
Contrapunt, tegelijk met hoofdmelodie
=> polyfonisch
Requiem
Katholieke mis voor overledene
Contrast voorbeelden:
- Langzaam - snel
- Zacht - hard
- Lange noten - korte noten
- Laag - hoog
- Tutti - solo
- Blazers - strijkers
- Tonica - dominant
- Unisono - meerstemmig
- Homofoon - polyfoon
- Majeur - mineur