Tot en met Minimal Music Flashcards
(18 cards)
Eerste Weense school
=> Mozart, Haydn & Beethoven
Classicisme
- Drieklanken als basis van motieven
- Strenge periodebouw
=> Voorzin: 4 maten; nazin: 4 maten=> cadens - Gebruik toonladderfiguren (aan begin)
- Cadensen
=> Afsluiting hoofdtoonsoort I- iets - I - Albertijnse bas
=> Arpeggio’s in de bas - Overgangsdynamiek
=> crescendo, decrescendo - Unisono momenten
Klassiek symfonieorkest
- Strijkers
=> 1e en 2e Viool, Altviool, Cello, Contrabas (Allemaal meervoudig bezet) - Houtblazers
=> 2 Fluiten, 2 Hobo’s, 2 Fagotten, later Klarinet door Mozart - Koperblazers
=> 2 Trompetten, 2 Hoorns
Hoofdvorm
- Inleiding
- Expositie
=> Thema I - Verbindingzin- Thema II - Slotgroep - Doorwerking
- Reprise
=> Thema I’ - Verbindingzin- Thema II’ - Slotgroep - Coda
Symfonie
- Allegro
=> Snel en levendig, altijd in hoofdvorm, vol met contrasten - Adagio
=> Langzaam, rustmoment, in A-B-A vorm of thema gevolgd door variaties - Menuet
=> Luchtig+elegante dansmuziek, 3/4 maat, A-B-A vorm - Finale (Allegro of presto)
=> Uitsmijter, vaak zeer snel, in hoofdvorm of rondovorm
Sonate
1e deel in hoofdvorm
2e deel sonate/lied/variatievorm
3e deel menuet
4e deel rondo
Romantiek
- virtuositeit
- Brede bogen leiden naar climax of rust & Ritenuto (steeds langzamer), accelerando (steeds sneller) en rubato (vrij in tempo) als middel om de melodie uitdrukking te geven
- Chromatiek
- Leidtoonspanningen
- Opzoeken grenzen van tonaliteit
- Sforzando
=> sf, dynamiek opeens versterkt
Nationale scholen
=> nationale stijlen => volkslieden
Romantisch symfonieorkest (de toevoegingen)
- Uitbreiding in aantal en soorten instrumenten
=> strijkers groeit tot 50
=> houtblazers: + contrafagot & piccolo
=> koperblazer: + meer hoorns (4-8), trombones (4)
=> Later: + harp, tuba, en allerlei slaginstrumenten
Coupletlied
=> Ieder couplet zelfde melodie
Gevarieerd coupletlied
=> melodie en begeleiding veranderen in bepaalde coupletten
Doorgecomponeerd coupletlied
=> ieder couplet andere muziek
Impressionisme
- Doorbreken periodische zinsbouw
=> vaak programmamuziek: muziek met buitenmuzikale inhoud - Gebruik andere toonladders dan majeur en mineur
=> pentatonische, heletoonsladder, kerktoonladders - Vrijer gebruik metrum
=> polyritmiek (metrisch&antrimetrisch) polymetriek (maatsoorten) - Complexe akkoorden als kleurmiddel
=> staan op zichzelf dus geen functies meer - Glissando
- Sonore en zachte klanken
- Arpeggio
- Fluit&Hobo vaak solo
- Overgangsdynamiek (zacht)
Neoclassicisme
=> Terug naar oude structuren
- Oude dansvormen
- Cantus firmus
- Tonaliteit en heldere vormen
Expressionisme
- Grillig en complex, nauwelijks na te zingen
- Atonale muziek: geen grondtoon
- Dynamiek vaak luid: sforzando
- Veel dissonant
- Voorkeur polyfonie
- Ostinate figuren
- Maatwisselingen
- Compositietechnieken tweede Weense school
=> Dodecafonie, omkering, kreeft - Seriële muziek
- Blazers en slagwerk belangrijke rol
- Onconventioneel gebruik instrumenten en stem
Tweede Weense school
=> Schönberg, Berg & Webern
Avant-garde
=> ‘Echte’ geluiden bewerkt
- Cluster
=> 3 of meer tonen samen die minder dan een secunde van elkaar verwijderd zijn
Minimal Music
Basis is het geleidelijke veranderen van hetzelfde motief