Onderbeen Flashcards

(42 cards)

1
Q

achillespeesletsel

A
  1. achillespees
    - gastrocnemius + soleus -> calcaneum
    - anteromediaal = m. plantaris
    - 15cm met posterior convexiteit
  2. overdruk
    - continue overdruk & tractie op pees bij belasting
    - hypovascularisatie = hypoxie
    - plotse revascularisatie = veel agressieve O2-radicalen
    - neogenese door groeifactoren
    - nieuwe begeleidende zenuwen = meer pijn
    - ook pijn door toename van glutamaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

achillespees onsteking

A
  1. algemeen
    - vaak overbelastingsletsel = lopen, skaten, basket & voetbal
    - begin = stijfheid na lange loopafstand
    - sluipend begin = pijn & stijfheid
    - evolutie naar permanent ongemak bij ADL
  2. types
    - achillodynie tendinopathie
    - achileespees tendinose
    - peritendinitis
    - insertie tendinopathie = entesitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

types achillespeesontstekingen

A
  1. achillodynie tendinopathie
    - pijn rond achillespees ≈ activiteiten
    –> hypovascularisatie door drukken
    - geen afwijkingen bij KO of echografie
  2. achillespees tendinose
    - chronrisch degernatief = repitieve microtraumata
    - 2 (distale) - 6 (midportion) cm van insertie = minst goede bevloeiing
    - onderzoek = nodulaire/fusiforme verbreding van pees + mucoïde degernatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

insertionele tendinopathie

A
  1. entesopathie
    - eerste cm van aanhecting
    - tracties tegen calcaneum
    - calcificaties die ontstaan ≠ hielspoor = verbonden met calcaneum
  2. chronische entesopathie ≈ systeemaandoeningen
    - hyperuricemie = jicht
    - chonrdocalcinosis = pseudojicht
    - reumatoïde artrose spondylartropathie
  3. tractie spoor bij chroniciteit
    - 1,5-2cm
    - vanaf posterior tip calcaneum
    - vaak samen met bursitis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

achillespees peritendinits

A
  1. peesschede
    - geen echte peesschede bij achillespees
    –> geen epitenon maar peritenon
    - geen kenmerken van zuivere tendinitis
  2. peritendinitis
    - intratendineuze opstapeling van inflammatoire cellen
    - oedeem in pees
    - vaak door inlopen van nieuwe schoenen
  3. symptomen
    - pseudoperitendinitis = paratenonitis = opzetting van weefsels rondom pees
    - inflammatie & opzetting van pre-achillesregio gevult met vetmassa = diehoek van Kager
    - opzetting van retrocalcaneaire bursa
    - secundaire paratenonitis = verklevingen van weefsel met ROM berperking
    - chronisch = fibrotisering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anamnese van achillespeestendinopathie

A
  1. sporten
    - track & field
    - multidirection sports
    - stedentairen met overgewicht
  2. belasting
    - pijn bij belasting
    - verhoogde belasting in afgelopen weken = oorzaak
    - verlies van power
    - VISA-A questionnaire
  3. risicofactoren
    - teveel/teweinig DF enkel
    - overpronatie
    - te weinig kracht kuitspieren
    - te weinig mobiliteit hallux = inductie ander stappatroon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

risicofactoren achillespees tendinopathie

A
  1. antropometrie
    - mannelijk geslacht
    - BMI
    - lengte verschil in bennen = overpronatie in langste
    - arcus hoogte van voet
  2. kinematica
    - sportpatroon
    - in vermoeide staat bekijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

klinische diagnose achillespeestendinopathie

A
  1. inspectie
    - zwelling = insertioneel of midportion
    - uni of bilateraal = reumatisch lijden
    - nodule
    - hematoom rond musculotendineuze overgang = spierscheur DD
  2. systematische palpatie
    - gerelaxeerde positie
    - duim-wijsvinger techniek
    - hele pees + insertie
    - achterste deel calcaneum
    - hielpad
  3. BFO
    - 20-30° dorsiflexie in knie-extensie = gastrocnemius verkorting
    - 30-35° dorsiflexie in knie-flexie = soleus verkorting
    - distale vorm = gevoelig aan rek door compressie calcaneum
    - normale weerstand onderzoek
    –> soms positief bij unipodaal of herhaaldelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

diagnose achillespeestendinopathie

A
  1. beeldvorming
    - echografie = eerste keuze
    - bij twijfel MR = ontstekingsweefsel traceren
  2. biomechanische analyze
    - statiek OL = podoscopisch onderzoek & drukregirstratie
    - nakijken van schoeisel
    - ganganalyze
  3. load test = pijn provocatie
    - calf raises
    - hop
    - hop op tenen
    - hop in elke richting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

onderzoek differentiaal diagnose

A
  1. palpatie bilateraal
    - palpatie spiertonus
    - Thompson-test = PF bij knijpen voor ruptuur te onderscheiden
  2. palpatie achillespees
    - zwelling
    - arc sign = kijken of zwelling meebeweegt bij PF/DF
    –> meebewegen = tendinopathie, niet maabewegen = paratenonitis
    - Royal London Hospital test = palpatie is pijnlijk in rust & wordt pijnlijker in rek
  3. differentiaal diagnose
    - posterior impingment test = maximale geforceerde plantair flexie
    - n. suralis = modified SLR met voet in dorsieflexie & inversie
    - laag gelegen soleus met compartiment klachten
    - schuren van plantairs met mediale pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

therapie van achillespeestendinopathie

A
  1. rust
    - relatief of absoluut
    - gipsimmobilisatie = uitgesproken klachten die niet reageren op andere therapiën
  2. interventie
    - anti-inflammatoire medicatie = NSAID altijd zo min mogelijk en binnen window: 2-5d
    - steunzool therapie = hielophoging voor minder belasting
    - 1-2 PRP patelet rich plasma infiltraties
    - erg persisterende klachten = chirurgie
  3. kine
    - stretching
    - krachttraining met excentrische belasting = niet bij distale tendinopathie
    - diepe dwarsefricties
    - exogene factoren aanpassen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

differentiaal diagnose van achillespees tendinopathie

A
  1. tendinopathie
    - tibialis posterior
    - peronei
    - flexor hallucis longus
    - scheur van achillespees
    - strainletsel van spierpees
  2. andere structuren
    - subcutane of retrocalcaneaire burstis
    - ziekte van Sever = apophysitis calcaneum
    - onsteking van hielpad met hielspoor
    - stressfracturen calcaneum
    - posterior impingement syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

achillespees ruptuur

A
  1. partiële ruptuur
    - moeilijk detecteerbaar
    - kan nog functioneren met 25% continuïteit
    –> kan ook uitvallen vanaf minimale scheur!
    - lokale drukpijn
  2. totale ruptuur anamnese
    - bijna altijd tijdens sport
    - gevoel aangetrapt te zijn = zweepslag of messteek in kuit
    - pijn in kuit
  3. onderzoek
    - onderbreking zichtbaar & toegenomen passieve dorsiflexie
    - zwelling & hematoom
    - unipodaalstand & tenenstand onmogelijk
    - positief teken van thompson = geen PF door manueel knijpen in spier
    - RX = onderbreking driehoek van Kager
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

preventie achillespeesruptuur

A
  1. risicofactoren
    - corticoïde-infiltraties
    - microtrauma door degeneraties
    - kritische vasculaire zone
  2. preventie
    - opwarming
    - rust respecteren bij tendinopathie
    - stretching gastrocnemius & soleus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

therapie van achillespees ruptuur

A
  1. complete rupturen
    - chirurgisch = maximale sterkte
    - ook mogelijk door gipsimmobilisatie
    –> 3w dij-voet of 6w onderbeen
  2. partiële rupturen
    - slechte effecten van conservatieve therapie
    –> ook voor volledige bij oudere niet-competitie sporters
  3. revaldiatie
    - 4 weken in gipsverband = lichte plantaire flexie
    - 6w = lichte mobilisatie met progressieve steunname
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

andere letsels achillespees

A
  1. strain van spier-peesovergang
    - plotse pijn
    - functionele stoornis
    - hematoom aan psier-overgang
    - echografie = grootte letsel tonen
    - conservatieve therapie = hielophoging & rust
  2. xanthoma
    - maligne carcinoma
    - lokale hypertrofie die langzaam progressief is = massa
    - vetcellen in fibreus stroma
    - pijnloos & niet drukpijn gevoelig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

subcutane bursitis

A
  1. oorzaak = spannende schoenen aan hiel
  2. gevolg
    - Haglund-uitsteeksel = botfragment aan middelste boord van calcaneum
    - vaak ook onsteking van retrocalcaneaire bursa
  3. aandacht = osteoïde osteoom
18
Q

ziekte van Haglund

A
  1. pathologie
    - botuitsteeksel posterosuperieure boord van calcaneum
    - verworven of congenitaal
    - gevoelig voor druk van schoen
    - ontsteking bursa = pump bump of runner’s bump
  2. congenitale predispositie
    - inclinatie van bot of variaties botmodel
    - ontwikkelen van exostose
    - achtervoetvarus -> compensatoire hyperpronatie
  3. andere factoren
    - te grote trekkracht achillespees = microtraumata & -avulsies
    - te losse hielcup = fricties
    - te nauwe/stijve hielcup = te grote druk
19
Q

kliniek ziekte van Haglund

A
  1. symptomen
    - inflammatie
    - pijnlijke palpatie & pijn door wrijving
    - hyperkeratose = verdikking huid
    - bijkomende pathologiën afh van erst = bursitis of periositis
  2. preventie
    - lokale drukwegnemen
    - aandacht voor hielcup
    - biomechanische oorzaken corrigeren door voetzooltherapie
  3. therapie
    - acute inflammatie = NSAID/zalf & ijsapplicatie
    - infiltraties met corticoïden
    - peristerende klachten = chirurgie
20
Q

ziekte van Sever

A
  1. apofysitis van het calacaneum
    - volledige fusie rond 15j
    –> aandoening 5-11j
    - voetbal, basketbal & turnen
    - verticaal op onderbeen = gevoelig voor trek- & afschuifkrachten van achillespees
  2. oorzaken
    - microtraumata door trekkrachten achillespees
    - rechtstreekse contusie dorsaal van calcaneum
    - vasculaire necrose met botfragmentatie
21
Q

kliniek ziekte van Sever

A
  1. symptomen
    - hielpijn bij lopen
    - antalgische gang
    - durkpijn aan hiel
    - zwelling
  2. therapie
    - rust van 3-6m = uitlokkende belasting vermijden
    –> sportverbod
    - niet-belastende activiteiten voor onderhoud = zwemmen
22
Q

onsteking van hielvetweefsel

A
  1. heelpad
    - weke delen in vetlaag rond hiel
    - normaal in elastisch bindweefsel
    - compartimentalisering door septa onderzijde calcaneum x subcutane fascia
    - hydraulisch drukopvang systeem
  2. pathologie
    - degeneratie van septa
    - minder opvang capaciteit & afname vetlaag
  3. risicofactoren
    - overgewicht
    - versleten schoenen
    - trainen op harde & oneffen ondergrond
    - lokale contusie vb: herhaaldelijk landen op hielen bij turnen
23
Q

kliniek van onsteking heelpad

A
  1. symptomen
    - pijn bij blootvoets loepen
    - pijn bij sochtends staan op hiel
    - pijn aan achter/onderzijde hiel
    - secundaire corticale calcaneaire verdikking
  2. therapie
    - ontlasten pijnlijkde deel 3-4w
    - aangepaste zolen x schokabsorptie therpaie
    - hoefijzer taping
24
Q

stressfractuur van calcaneum

A
  1. risicosporten
    - ballet
    - lopers
    - springsporten
  2. breuk
    - boven achterste boord calcaneum = net ventraal van apofysiare plaat
    - soms ook mediale tuberositas
  3. therapie
    - diagnose = TC-botscan
    - absolute rust
25
posterior impingement syndroom
1. posterior talar compression syndrome - ballet, voetbal & aflopen van hellingen - recidiverende microtrauma inklemming - posterior structuur talus tussen calcaneum & tibia 2. differentiatie = assymptomatische problemen - os trigonum = 5% van bevolking - vergrote laterale processus = 40% --> proc. van Stieda 3. kliniek - pijn posterior & lateraal van talus = tussen achillespees & peronei - toenemende pijn bij plantairflexie - tendinitis van flexor hallucis longus = pijn bij passieve dorsiflexie van grote teen
26
tendinopathie van tibialis posterior
1. algemeen - mediaal & posterior van malleolus medialis - fixatie door retinaculum - meest aangetaste pees van voetregio 2. risicofactoren - joggers, turners & dansers - uitgesproken pes plano - os naviculaire met frictie - reumatisch = red flag 3. aandoening - overbelasting met tenosynovitis - partiële tot volledige ruptuur bij blijvende training - complicatie = combinatie met tarsaletunnelsyndroom
27
tendinopathie van peronei
1. repitieve microtraumata - herhaalde inversie trauma - herhaalde (sub)luxaties uit retinaculum - leidt tot scheuren bij chroniciteit 2. holvoeten - supinatie = hevige spanning op brevis - split scheur brevis = longus gaat tussen kruipen - hevige irritatie
28
tendinopathie van flexor hallucis longus
1. pees - mediaal van achillespees - groeve tussen mediale & laterale posterior tubcerculum van talus 2. oorzaak - actief tijdens take-off fase van gaan - ballet & hoogspringen 3. symptomen - pijn bij beweging tegen weerstand - diepe & mediale zijde van achillespees
29
shin splints
1. algemeen - geen diagnose = beschrijving of verzamelnaam - periositis tibialis - stressfractuur van tibia of fibula - chronsich compartiment syndroom 2. etiologie - overbelasting - pijn aan posteromediale boord van tibia = overgang 1/2 -> distale 1/3 - pijn start bij belasting & gaat over naar in rust - begin van sportseizoen 3. klinisch onderzoek - drukpijn - soms pijn bij rek van tibialis posterior - zelden zwelling & wartme - botinflammatie op botscan
30
theoriën voor shin splints
1. flexie theorie - normale fysiologische belasting = vervormingsreactie van bot - maladaptatie = abnormaal inwerkende krachten zorgen voor osteoclasten activiteit - verzwakken van bot & periostiale inflammatie - stressfracturen = buiging/flexie van tibia 2. tractie fractuur - tracties van soleus & tibialis psoterior - overbelasting van insertie
31
extrinsieke factoren voor shin splints
1. trainingsfouten - te snelle progressie - te hoge intensiteit - onvoldoende warming-up & cooling-down - slechte techniek of vermoeidheid 3. uitrusting - schoensel - ondergrond = te hard, zacht of oneffen
32
intrinsieke factoren voor shin splints
1. algemeen - leeftijd = adolescenten - geslacht = vrouwen - gewicht = hoog - reumatische aandoeningen - diabetes 2. andere - spiervermoeidheid - spieronevenwicht invertoren & evertoren - gedaalde lenigheid - enkellaxiteit of instabiliteit
33
therapie van shin splints
1. conservatief - bijstellen van trainingsfouten - kine = biomechanica optimaliseren & spierrevalidatie - NSAID 3. chirurgie - bij persisterende klachten - zelden nodig
34
verloop compartiment syndroom
1. oorzaken 2. verhoogde druk in compartiment 3. verlaagde perfusie 4. viscieuze cirkel - ischemie - verhoogde bloedvat permeabiliteit = oedeem met uitzetting - O2 radicalen - necrose & weefsel aantasting 5. compartiment syndroom 6. 4u - rhabdomyolyse - myoglobinurie - slecht voor nierfunctie = risico op shock & overlijden 7. 6-12u = irriversibel verlies van spier
35
comparimenten van onderbeen
1. anterior compartiment - tibialis anterior - extensor digitorum & hallucis longus - n. fibularis profundus = eerste web 2. lateraal compartiment - peroneus longus & brevis - n. fibularis superficialis 3. posterior oppervlakkig compartiment = triceps sureae 4. posterior diep compartiment - tibialis posterior = vaak in eigen compartiment - flexor digitorum & hallucis longus - a/v fibularis & tibialis peroneus - n. tibialis
36
klinische beelden van compartiment syndroom in verschillende loges
1. anterior - sensoriek = 1e web = 1-2tenen - motoriek = dorsiflexie - pijnlijke verlenging = plantairflexie 1. diep posterieur - sensoriek = voetzool - motoriek = plantair flexie - pijnlijke verlenging = dorsiflexie 1. lateraal - sensoriek = voetrug - motoriek = eversie - pijnlijke verlenging = inversie & plantairflexie
37
oorzaken van compartiment syndroom
1. acuut compartiment syndroom - inspanningsgebonden - te strakke gipsen - fracturen - soft-tissue injuries 2. chronisch compartiment syndroom - te hoge fysieke activiteit - hoge belasting bij repitieve plantair- & dorsiflexie - microtraumata van spieren = vooral bij excentrisch spierwerk - myositis met inflammatoire reactie - ontstaan van spierhernia - heel zelden door spierhypertrofie
38
symptomen van compartiment syndroom
=7p's 1. pain out of porportion 2. pain while stretching 3. paresthesia = vooral 2-puntsdiscirminatie 4. paralyse/parese 3. palpable = hard & gezwollen compartiment 5. pallor = bleekheid 7. pulses = afwezigheid van hartslag differentiaal diagnose - symptomen van initiële trauma - vasculair occlusie = geen hartslag - neuropraxia = pijn bij spierstrech - tromboflebitis = pijn is meer beperkt
39
diagnose van compartiment syndroom
1. drukken in compartiment meten - meting via naald - normaal 0-8mmHg 2. positieve diagnose voor chronisch syndroom - 30mmHg in rust - 60mmHg tijdens inspanning - 20mmHg 2min na inspanning 3. positieve diagnose voor acuut syndroom - 30-40mmHg - soms mogelijkheid van opstijgen naar 100-120mmHg 4. beeldvorming bij chronisch compartiment - vervetting = witte kleur op T1 - door chronische hypoxie
40
therapie van acuut compartiment syndroom
1. afwachting voor heelkunde - hyperbarix oxygen therapy = vasoconstrictie - minder O2 radicalen produceren - minimale O2 aanvoering zal voldoende zijn 2. heelkunde - fasciotomie = lengte snede voor drukwegname - dicht naaien met elastische draad - over 5-7 dagen wonde langzaam sluiten 3. andere - been niet in hoogstand houden = nog moeilijker om bloed in compariment te krijgen - whole body vibriation bij mensen met randmetingen = daling van drukken effectief bij 1/2
41
post-operatief compartiment syndroom
1. ijs - 24u per dag waarin 20min per uur - aan machet liggen - zorgen dat fascia niet opnieuw sluit & zelfde klachten veroorzaakte - gebeurd bij 1/6 2. 2e operatie bij opnieuw sluiten - fascia effectief wegnemen - meer invasief & esthetische letsels
42
complicaties door laattijdige interventie
1. spieren - infarct - blijvende contractuur - paralyse - neurologisch verlies van distale spieren 2. andere - secundaire deformiteiten - verlies van sensatie 3. prevalentie - therapie binnen 12u = 10% complicaties - therapie na 12u = 80% complicaties - beste = decompressie na 4-6u