Praktijk enkel Flashcards
(35 cards)
capsulair patroon enkel
- capsulair patroon
- bovenste spronggewricht = PF > DF
- onderste spronggewricht = inversie > eversie
- midtarsaal = supinatie & dorsiflexie > alles
- MTP1 = extensie
- andere MTP = variabel met flexie eindstadai
- PIP & DIP = flexie - capsulaire aandoeningen met capsulair patroon
- artrose
- (niet-)traumatische artritis - capsulaire aandoeningen zonder capsulair patroon
- kraakbeenlijden
- bursitis retrocalcanearis
- impingment
- exostose
algemeen klachten van enkel/voet & mediale/laterale pijn
- algemeen
- meestal lokale pijn
- eventueel compressie neuropathieën - mediale pijn
- lig. = deltoideum
- articulair = bovenste/onderste spronggewricht & talonaviculair
- tendinopathie = tibialis posterior of flexor pezen
- tarsaal tunnel syndroom - laterale pijn
- lig = talofibulare anterius/posterius & calcaneofibulare
- tendinopathie of luxatie van peronei
anterior/posterior pijn
- anterior pijn
- lig.
- tendinopathie = tibialis atnerior
- impingement
- syndesmose letsel - posterior pijn
- achillespees pathologie
- impingement
- bursitis retrocalcearis
- haglund exostose
specifieke inspectie
- algemeen
- belast & onbelast
- mogelijke relaties met klachten - voeten
- lengtegewelf
- pes plano/pes valgus
- klauwtenen of hamertenen - knieën
- valgus/varus
- hyperextensie
- interne/externe rotatie
- stand patellae - kijken naar
- zwelling & kleurverandering
- atrofie & contouren spieren
functionele inspectie
- bewegingen
- stappen
- bi/unilaterale tenenstand
- stappen op hielen/tenen - parameters
- statiek afwijken
- exostosen
- zwelling & huidskleur
- atrofie - andere
- teennagels
- callus & clavi = eelt
- tinea pedis = atleet voet
actief BFO
- enkel
- dorsiflexie & plantariflexie
–> met gestrekte & gebogen voet
- de 4 diagonalen - voet = actieve dorsiflexie & plantairflexie tenen
passief BFO enkel
- talocruraal = bovenste spronggewricht
- dorsiflexie met gestrekte & gebogen knie
- plantairflexie - subtalair = onderste spronggewricht
- talocruraal op slot door CPP = dorsiflexie
- eversie & inversie - chopart & lisfranc
- dorsiflexie & plantairflexie
- adductie & abductie
- inversie & eversie
passief BFO voet
- tarsometatarsaal = flexie & extensie
- intermetatarsaal = flexie & extensie
- MTP
- flexie & extensie
- MTP1 flexie vanuit plantair flexie = kapsel rek
- MTP1 flexie vanuit dorsiflexie = FHL rek
- abductie & adductie - interfalangeaal = flexie & extensie
weerstands BFO
= spier in 3D functie testen
- hoofd-assen
- tibialis posterior = supinatie
- extensor digitorum longus = extensie tenen & eversie - andere assen
- tibialis anterior = dorsiflexie met inversie
- peroneus brevis & longus = plantairflexie met eversie - tenen
- extensor digitorum longus = extensie tenen & eversie
- flexor digitorum longus = flexie tenen - hallux
- extensor hallucis longus = extensie MTP1
- flexor hallucis longus = flexie MTP - triceps surae belast & onbelast
toegevoegd onderzoek
- musculotendinogene tests
- single heel raise
- thompson-test - provocatie tests
- specifiek lig. provoceren
- eindpositie 20-30s aanhouden
- zoeken naar pijn
- lateraal is extra-capsulair
- mediaal is intra-capsulair
–> minder vaak aangedaan maar meer verwikkelingen - instabiliteitstests
- voorste/achterste schuiflade
- enkelvorktest
- Jack-test - articulaire tests = L/R vergelijken
single heel raise test
- uitvoering
- lichte steun aan tafel
- eerst bipodaal
- dan unipodaal = niet heel belastend - tibialis posterior dysfunctie
- ruptuur/zwakte = geen inverstie van os calcaneus
- vooral tijdens laatste deel beweging
- objectiveren door bissectrice in frontaal vlak - tibialis posterior tendinopathie
- hoge actualiteit tendinopathie = single heel raise onmogelijk
- last aan mediale zijde enkel
praktische uitvoering single heel raise test
- uitvoering
- geen schoenen
- 2 vingers steunen - verwachte herhalingen
- waarde 5 = x5
- actieve mensen = x20
- sporters = x30 - voorwaardes = 1 keer corrigeren & hierna test stoppen
- volledige ROM
- knie gestrekt houden
- compensatie met romp
- swing met andere been
thompson test
- uitvoering
- in buiklig met knie in 90° = gastrocnemius ontspannen
- knijpen in midden van spierbuik
- plantairflexie wijst op continuïteit van spierpeesapparaat - sensitiviteit & specificiteit
- sensitiviteit 96%
- specificiteit 93%
test van lig. talofibulare anterius & posterior
- houding
- ruglig/langzit
- mediaal van voet staan
- proximaal tibia net boven enkel fixeren - lig. talofibulare anterius
- dorsale voorvoet vastnemen
- inversie vanuit maximale plantairflexie - lig. talofibulare posterius
- calcaneus vastnemen met voorvoet tegen onderarm
- inversie vanuit maximale dorsiflexie
- kan ook vanuit zit met voorvoet tegen borst & draaien met romp
test van lig. calcaneofibulare & deltoideum pars anterior
= ruglig/langzit
- lig. calcaneofibulare
- aan voet einde zitten
- langs mediaal calcaneus vasthouden
- langs lateraal voorvoet vasthouden
- vanuit 0-stand naar inversie
–> beweging met beide handen gelijktijdig - deltoideum pars anterior
- lateraal zitten
- onderbeen fixeren
- voorvoet langs mediaal vasthouden
- naar eversie vanuit maximale plantairflexie
voorste schuiflade test
= naamgeving tov. talus dus tibia naar posterior
- ruglig met knieflexie
- voet gesteund op hoofdeinde van tafel
- voetstand in 3 stappen op hoofdeinde
- fixatie van voorvoet op tafel
- tibia distaal langs mediaal naar dorsaal duwen - voetpositie
- neutrale positie = 10° PF = beweging door LPP
- meer plantair flexie = afname van bewegelijkheid
- toevoegen adductie
voorste schuiflade test extra
- ruglig met knie-extensie
- voet in 10° plantairflexie
- calcaneus vasthouden met voorvoet op onderarm
- tibia distaal fixeren
- voet naar ventraal transleren - sensitiviteit & specificiteit
- test van lig. talofibulare anterius
- positief indien meer beweging dan gezonde zijde
- sensitivteit 80%
- specificiteit 40%
achterste schuiflade test
- uitvoering
- voet gesteund op hoofdeinde in neutraal/10° plantairflexie
- voorvoer fixeren
- langs mediaal tibia naar ventraal trekken - positie voeten ≈ progressie zoals voorste
- neutraal stand
- meer dorsiflexie = geen beweging meer - positief
- test van lig talofublare posterius
- vergelijken van beweging met niet-aangedane zijde
enkelvorktest
= varuskliktest
- uitvoering
- ruglig met voet in 0-stand
–> zo houden door voet tegen romp
- fixatie van onderbeen langs mediaal
- os calcaneus langs lateraal vasthouden
- varusstand van os calcaneus inbrengen = inversie - positief
- test lig. calcaneofibulare
- grotere bewegingsuitslag & vaak een klik
- sensitiviteit 50%
- specificiteit 90%
Jacktest
- uitvoering
- in stand hallux naar maximale dorsiflexie trekken
- test voor windlass fenomeen
- werkt indien verhoging van lengte gewelf - kinderen
- verhogen lengte gewelf = dynamische platvoeten
- niet verhogen = statische - plantaire hielpijn
- positief indien herkenbare pijn
- vaak anteromediaal
- sensitiviteit 30%
- specificiteit 100%
tibiofibulaire articulaire test
- proximaal
- ruglig met gebogen knie
- voet gesteund op tafel + eventueel op zitten
- fibula kop met wijsvinger & duim
–> niet te puntig & oppassen voor n. fibularis communis
- ventrolaterale & dorsomediale translatie - distaal
- langzit met voeten af tafel
- bovenste spronggewricht in LPP = 10° plantairflexie
- fixatie van tibia langs mediaal
- duimmuis ventraal op distale fibula
–> dorsomediale translatie
- armen loodrecht & gestrekt op onderbeen
tractie van spronggewrichten
- houding
- langzit
- licht geplooide knie = ander tractie op kniegewricht
- voeten over tafelrand in LPP = 10° plantairflexie - bovenste spronggewricht
- voet omvatten langs beide kanten = handen op elkaar
- vingers op voetrug met pinken tegen caput tali = zo proximaal mogelijk
- distale & licht ventrale richting
–> kip-beweging - onderste spronggewricht
- talus/onderbeen langs lateraal fixeren
- aan os calcaneum trekken in lengte richting tibia
- kan ook in buiklig
translatie talus
- richting
- oriëntatie = distaal & iets ventraal
- rol = glij
- translatie voor DF = dorsaal & iets distaal
- translatie voor PF = ventraal & iets proximaal - uitgangshouding
- naar grond toe duwen
- voor DF = ruglig
- voor PF = buiklig - uitvoering
- voet in LPP door steun tegen bovenbeen
- fixeren van tibia distaal
- gestrekte armen duwen
- behoud van houding tijdens translatie - handvatting
- V greep rond talus voor beide
- dorsaal niet gewoon talus vasthouden
translatie van calcaneus
- uitvoering in ruglig/langzit
- lichte flexie knie bij teveel spanning triceps surae
- voet in 0-stand = gefixeerd tegen romp
- langs mediaal tibia fixeren
- langs lateraal os calcaneus naar mediaal & lateraal bewegen - uitvoering in zijlig = eerder mobiliserend
- op aangedane zijde liggen
- knie geplooid met voet over rand
- onderbeen tegen tafel fixeren & knie = proximaal
- met gestrekte arm naar lateraal transleren