prépositions 4 Flashcards

(38 cards)

1
Q

Helpen met

A

assister à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

abboneren op

A

abonner à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

nood hebben aan

A

avoir besoin de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gewoon worden aan

A

habituer à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

nadenken over

A

réfléchir à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

bezig houden met

A

s’occuper de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

spelen met

A

jouer à (sport ou jeux)
jouer de (instrument)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zich vergissen van

A

se tromper de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

interesseren in

A

intéresser à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bezig zijn met

A

s’occuper de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bellen met

A

téléphoner à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

luisteren naar

A

écouter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zorg dragen voor

A

prendre soin de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

dromen van

A

rêver de

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doorverwijzen naar iemand

A

s’adresser à

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bijstaan met

17
Q

kijken naar

18
Q

gehoorzamen

19
Q

spotten met

20
Q

wachten op

21
Q

oppassen voor

A

se méfier de

22
Q

overnemen van

23
Q

teken doen aan

A

fait signe à

24
Q

lachen naar

25
kennismaken met
fait la connaissance de (qqn)
26
zich herinneren
se souvenir de
27
medelijden hebben met
avoir pitié de
28
bellen (niet téléphoner) naar
rappeler
29
"bevallen" als in graag zien
plaire à
30
iemand verkiezen boven iemand
préferer qqn à qqn
31
iemand wantrouwen
mefier de qqn
32
twijfelen aan
douter de
33
iemand bespotten
se moquer de
34
lijken op
ressembler à
35
Je laat alles aan Paul toe
Tu permets tout à paul
36
klagen over
se plaindre de
37
rekening houden met
tenir compte de
38
zoeken naar
chercher