Scheikunde Flashcards

(24 cards)

1
Q

Welke eigenschap van een stof kan een kristallijne structuur verhinderen?

A

Als de stof sterk vertakt is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe zie je aan bijv. de hoeveelheid OH-groepen van een stof of deze goed hechten aan een polaire kolom?

A

Als de stof veel OH-groepen heeft is de stof polair (want het bindt goed met water en water is polair, dus is de stof ook polair). Polaire stoffen hechten goed aan een polaire kolom.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat gebeurt er met het evenwicht als er meer druk wordt uitgeoefend op de stoffen?

A

Evenwicht verschuift naar de kant met de minste deeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem de verschillende soorten bindingen.

A

dipool-dipool binding
ionbinding
ion-dipoolbinding
metaalbinding
vanderwaalsbinding (molecuulbinding)
waterstofbrug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de scheidingsmethodes en waarop berust de methode (verschil in…)?

A

adsorberen; aanhechting absorptiemiddel
bezinken; dichtheid
centrifugeren; dichtheid
destilleren; kookpunt (2 vloeistoffen)
extraheren/wassen; oplosbaarheid
filtreren; grootte
indampen; kookpunt (vaste stof opgelost in vloeistof)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit of bij een lagere pH de oplosbaarheid in water van een zwakke base hoger of lager is.

A

Bij lagere pH nemen de moleculen van deze stof H+-ionen op (want de stof is een base). Omdat dan geladen deeltjes ontstaan, kunnen ion-dipoolbindingen worden gevormd (met watermoleculen). Hierdoor neemt de oplosbaarheid in water toe.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een geconjugeerde base/ geconjugeerd zuur?

A

Geconjugeerd zuur: ontstaat wanneer een base een proton opneemt.
Geconjugeerde base: ontstaat wanneer een zuur een proton afgeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat kan er nooit in een concentratiebreuk staan?

A

Liquids

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Structuurisomerie vs stereo-isomerie.
Benoem 2 soorten stereo-isomerie.
Wat is een chiraal molecuul?

A

Structurele isomeren zijn verbindingen die verschillen in hun connectiviteit tussen de atomen. Stereo-isomeren zijn verbindingen met exact dezelfde molecuulformule en connectiviteit, maar ze verschillen in de rangschikking van de atomen in de driedimensionale ruimte.

Soorten stereo-isomerie:
cis/trans isomerie
enantiomeren (=spiegelbeeldisomerie)

Als moleculen een asymmetrisch C-atoom hebben dan noemen we dat chirale of asymmetrische moleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Suspensie vs emulsie

A

Suspensie = vloeistof met vaste deeltjes
Emulsie = mengsel van 2 niet mengbare vloeistoffen (ontstaan 2 lagen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is elektronegativiteit?
Wat kun je zeggen over de elektronegativiteit van een polaire atoombinding?

A

Elektronegativiteit is een getal dat aangeeft hoe sterk een atoom elektronen aantrekt (groot verschil tussen elektronegativiteit van twee atomen levert dipoolmolecuul op).
Een polaire atoombinding is een atoombinding waarbij het verschil in elektronegativiteit (Δ EN) tussen de twee atomen hoger is dan gemiddeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Leg uit hoe je kunt weten of een molecuul dipool/polair is, mbv begrippen:
* polaire bindingen;
* ruimtelijke bouw/symmetrie.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Leg uit hoe je kunt weten of een stof hydrofoob of hydrofiel is adhv begrippen:
* dipool-dipoolbinding;
vanderwaalsbinding/molecuulbinding;
* waterstofbrug.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Verklaar verschillen in oplosbaarheid/mengbaarheid van moleculaire stoffen ivm begrippen:
* apolair/polair;
* hydrofiel/hydrofoob.

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Benoem omringingsgetal, ruimtelijke bouw en bindingshoek van samengestelde ionen en moleculen
volgens VSEPR.

A
  • 4-omringing: tetraëder, bindingshoek ongeveer 109°;
  • 3-omringing: plat vlak, bindingshoek ongeveer 120°;
  • 2-omringing: lineair, bindingshoek 180°
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn mesomere grensstructuren?

A

Alternatieve Lewisstructuren van een molecuul die aantonen hoe elektronen binnen het molecuul kunnen worden verplaatst om verschillende configuraties te vormen

17
Q

Thermoplasten vs thermoharders

A

Thermoplast: polymeer die bij een bepaalde temperatuur week wordt en daardoor gemakkelijk vervormbaar is.
Thermoharder: polymeer die bij verhitting zijn vorm behoudt en niet smelt.

18
Q

Micro vs meso vs macro

A

Micro; atomen, moleculen, ionen.
Meso; een aantal groepen/gegroepeerde deeltjes uit het microniveau
Macro; op niveau van stoffen en materialen

19
Q

Verschil tussen zwakke/sterke zuren en zwakke/sterke basen

A

Aflopende vs evenwichtsreactie.

20
Q

Wat is een buffersysteem?

A

Een buffer is een oplossing waarin een zwak zuur met zijn geconjungeerde zwakke base vermengd is. Een buffer wordt gebruikt om de pH van een oplossing te stabiliseren. Wanneer kleine hoeveelheden zuur of base worden toegevoegd, of wanneer de oplossing verder verdund wordt, blijft de pH vrijwel onveranderd.

21
Q

Wat is een elektrolyt?

A

Chemische verbindingen die in een oplossing of in gesmolten toestand geheel of gedeeltelijk in ionen gesplitst zijn, waardoor de oplossing of vloeistof elektrische stroom kan geleiden

22
Q

Wat is een nucleofiel deeltje?

A

Een nucleofiel deeltje is een negatief ion of het negatieve deel van een dipool-molecuul, met een niet-bindend of vrij elektronenpaar dat makkelijk kan reageren met een elektrofiel deeltje. Het deeltje fungeert meestal als elektronenpaardonor (lewisbase) ten opzichte van een elektrofiel deeltje (lewiszuur).

23
Q

Hoe werkt gaschromatografie?

A

(gas)chromatografie:
○ loopvloeistof
○ mobiele fase en stationaire fase
○ piekoppervlak
○ retentietijd/Rf-waarde

24
Q

Hoe werkt massaspectrometrie?

A

massaspectrometrie:
○ m/z-verhouding
○ piekhoogte, relatief voorkomen van een fragment