SCHRIFTELIJK EXAMEN Flashcards

(113 cards)

1
Q

Wat is een voorbehoud?

A

een nuance die een tegenargument wegneemt, door het zelf te gebruiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is een paradox?

A

een schijnbare tegenstrijdigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dubbelroman

A

Twee verhalen binnen één roman, die inhoudelijk met elkaar verweven zijn of in contrast staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het moment waarop het verhaal echt op gang komt; de gebeurtenis die alles in beweging zet.

A

Motorisch moment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Fictie

A

Verzonnen verhaal, ontsproten aan de verbeelding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

non-fictie

A

Verhaal gebaseerd op feitelijke, waargebeurde gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Terugkerende elementen die betekenis geven aan het verhaal.

A

motieven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

cliffhanger

A

Spannend moment aan het eind van een scène of hoofdstuk om de lezer vast te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

De sociale klasse of omgeving van de personages.

A

Sociale ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Held

A

Protagonist die bewonderenswaardige eigenschappen bezit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De ik-verteller kijkt terug op gebeurtenissen uit het verleden.

A

Vertellende ik

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De tijdsperiode waarin het verhaal zich afspeelt (bv. middeleeuwen, 2020).

A

Kalendertijd / historische tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het hoofdpersonage maakt een positieve ontwikkeling door.

A

opgangsverhaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Meerdere interpretaties van het verhaal zijn mogelijk.

A

Polyinterpretabel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Derde belangrijke personage dat een bemiddelende of ondersteunende rol speelt.

A

Tritagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Het verhaal begint bij duidelijke voorstelling van elementen.

A

Verhaalbegin ab ovo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het belang van debatteren?

A
  • deelnemer: eigen mening leren formuleren
  • publiek: geïnformeerd worden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

faction

A

Mengvorm van fictie en non-fictie; waargebeurde feiten verweven met verzonnen elementen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Alle verhaallijnen worden afgerond, duidelijk slot.

A

Gesloten einde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wie is de moderator?

A

een debatleider die zorgt dat beide partijen evenveel kansen krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Tegenstander van de protagonist.

A

Antagonist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Verhaal gebaseerd op feitelijke, waargebeurde gebeurtenissen.

A

non-fictie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Gesloten einde

A

Alle verhaallijnen worden afgerond, duidelijk slot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een debat?

A

een aan regels gebonden openbare gedachtewisseling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Een rustig, sfeerscheppend begin zonder directe actie.
Kabbelend verhaalbegin
26
Verhaalbegin in medias res
Het verhaal begint midden in de meest cruciale actie of gebeurtenissen.
27
Verhaalbegin post rem
Het verhaal begint na de meest cruciale gebeurtenissen; de afloop is al bekend.
28
Verhaalmotieven
een concreet benoemd element dat herhaaldelijk in een verhaal aan bod komt, bv. een kleur
29
Motorisch moment
Het moment waarop het verhaal echt op gang komt; de gebeurtenis die alles in beweging zet.
30
Een kort moment wordt uitgebreid verteld.
Vertraging / tijdverruiming / retardering
31
Ik-verteller
Verhaal wordt verteld door een personage in de ik-vorm.
32
Het verhaal wordt verteld vanuit meerdere perspectieven/personages.
Meervoudig vertelperspectief
33
Geografische ruimte
De fysieke plaats waar het verhaal zich afspeelt.
34
Abstracte motieven
De betekenis of de interpretatie die je als lezer aan een verhaalmotief geeft. Niet elk verhaalmotief heeft er per se een, maar een kleur kan bv. een symbolische betekenis hebben.
35
Informatie die bewust wordt weggelaten om nieuwsgierigheid op te wekken.
Open plekken
36
Wat is een deugdelijke argumentatie?
direct, logisch verband tussen argument en standpunt
37
Extern opgangs-/ondergangsverhaal
De ontwikkeling is zichtbaar in de sociale of materiële situatie.
38
Concreet terugkerende gebeurtenissen, situaties of handelingen (bv. klok).
Verhaalmotieven
39
Vertraging / tijdverruiming / retardering
Een kort moment wordt uitgebreid verteld.
40
Twee verhalen binnen één roman, die inhoudelijk met elkaar verweven zijn of in contrast staan.
Dubbelroman
41
fabel / story / verhaal
De manier waarop de gebeurtenissen in het verhaal zijn geordend en gepresenteerd.
42
protagonist
Hoofdpersonage; drijvende kracht achter het verhaal.
43
Verhaal verteld vanuit het perspectief van één personage (derde persoon).
Personele hij-/zij-verteller
44
Mengvorm van fictie en non-fictie; waargebeurde feiten verweven met verzonnen elementen.
faction
45
Wat zijn argumenten?
zaken waarmee je je standpunt onderbouwt = feit of mening
46
De ontwikkeling is zichtbaar in de sociale of materiële situatie.
Extern opgangs-/ondergangsverhaal
47
Spannend moment aan het eind van een scène of hoofdstuk om de lezer vast te houden.
cliffhanger
48
Symbolische ruimte
De ruimte weerspiegelt een innerlijke toestand of thematiek (bv. stormachtig weer bij conflict).
49
Protagonist zonder heldhaftige eigenschappen; vaak onzeker, passief of mislukkend.
Antiheld
50
Sociale ruimte
De sociale klasse of omgeving van de personages.
51
Meervoudig vertelperspectief
Het verhaal wordt verteld vanuit meerdere perspectieven/personages.
52
Tritagonist
Derde belangrijke personage dat een bemiddelende of ondersteunende rol speelt.
53
Niet alles is opgelost, er blijven vragen over.
Open einde
54
Personele hij-/zij-verteller
Verhaal verteld vanuit het perspectief van één personage (derde persoon).
55
De tijd die in het verhaal zelf verstrijkt (dagen, jaren…).
Literaire tijd
56
De manier waarop de gebeurtenissen in het verhaal zijn geordend en gepresenteerd.
fabel / story / verhaal
57
Lange periode wordt kort beschreven of overgeslagen.
Versnelling / tijdverdichting / tijdsprong
58
Wat is een mening/standpunt?
persoonsgebonden visie over stelling
59
Eendimensionaal personage zonder ontwikkeling.
Flat character
60
Hoofdpersonage; drijvende kracht achter het verhaal.
protagonist
61
Ondergangsverhaal
Het hoofdpersonage gaat achteruit of eindigt tragisch.
62
Flat character
Eendimensionaal personage zonder ontwikkeling.
63
Wat is een syllogisme?
driedelige als-danredenering: 1. major (Alle mensen zijn sterfelijk) 2. minor (Ik ben een mens) 3. conclusie (Ik ben sterfelijk)
64
Antagonist
Tegenstander van de protagonist.
65
plot / sujet / geschiedenis
De chronologische volgorde van de gebeurtenissen (de ‘echte’ volgorde).
66
Prospectie
Vooruitwijzing naar iets wat nog zal gebeuren.
67
Autobiografisch
Verhaal gebaseerd op het leven van de auteur, maar vaak met fictieve elementen.
68
Verhaalstructuur waarin de lezer gaandeweg stukjes informatie verzamelt die samen het geheel vormen.
Legpuzzelstructuur
69
Wat zijn de voorwaarden voor een debat?
- minstens twee partijen die het oneens zijn - publiek - regels
70
De centrale gedachte of boodschap van het verhaal, drijfveer van protagonist.
Thema
71
Het verhaal begint na de meest cruciale gebeurtenissen; de afloop is al bekend.
Verhaalbegin post rem
72
Intern opgangs-/ondergangsverhaal
De ontwikkeling betreft de innerlijke/emotionele groei of achteruitgang van het hoofdpersonage.
73
Verzonnen verhaal, ontsproten aan de verbeelding.
Fictie
74
een specifieke zin, uitspraak of gedachte die telkens herhaald wordt, in exact dezelfde of min of meer dezelfde bewoording
Leidmotief
75
Wat zijn feiten?
iets wat je kunt bewijzen
76
Wat zijn de regels van een debat?
- moderator - bepaalde duur - respect - elk partij heeft kans om zijn betoog af te ronden
77
Welke ondeugdelijke argumenten zijn er?
- vals dilemma - persoonlijke aanval - valse vergelijking - valse autoriteit - ontduiken van de bewijslast - foutief oorzakelijk verband - hellend vlak - overgeneralisatie - pathetische drogreden - cirkelredenering - suggestieve vraag
78
Open plekken
Informatie die bewust wordt weggelaten om nieuwsgierigheid op te wekken.
79
Kabbelend verhaalbegin
Een rustig, sfeerscheppend begin zonder directe actie.
80
Wat is een ondeugdelijke argumentatie?
argumenten die misschien wel aannemelijk lijken maar bij nader inzien niet kloppen = redeneerfouten (per ongeluk) of drogredenen (met opzet)
81
De ruimte weerspiegelt een innerlijke toestand of thematiek (bv. stormachtig weer bij conflict).
Symbolische ruimte
82
Vertellende ik
De ik-verteller kijkt terug op gebeurtenissen uit het verleden.
83
Thema
De centrale gedachte of boodschap van het verhaal, drijfveer van protagonist.
84
Verhaalbegin ab ovo
Het verhaal begint bij duidelijke voorstelling van elementen.
85
De chronologische volgorde van de gebeurtenissen (de ‘echte’ volgorde).
plot / sujet / geschiedenis
86
De fysieke plaats waar het verhaal zich afspeelt.
Geografische ruimte
87
Verhaal gebaseerd op het leven van de auteur, maar vaak met fictieve elementen.
Autobiografisch
88
opgangsverhaal
Het hoofdpersonage maakt een positieve ontwikkeling door.
89
Antiheld
Protagonist zonder heldhaftige eigenschappen; vaak onzeker, passief of mislukkend.
90
motieven
Terugkerende elementen die betekenis geven aan het verhaal.
91
Verhaal wordt verteld door een personage in de ik-vorm.
Ik-verteller
92
Bijfiguren zonder grote rol of ontwikkeling.
Figuranten
93
Het verhaal begint midden in de meest cruciale actie of gebeurtenissen.
Verhaalbegin in medias res
94
Welke deugdelijke argumenten zijn er?
- autoriteit - vergelijking - causale relatie - voor- en/of nadelen - kenmerk / eigenschap - cijfers statistieken - voorbeeld
95
Legpuzzelstructuur
Verhaalstructuur waarin de lezer gaandeweg stukjes informatie verzamelt die samen het geheel vormen.
96
Protagonist die bewonderenswaardige eigenschappen bezit.
Held
97
Polyinterpretabel
Meerdere interpretaties van het verhaal zijn mogelijk.
98
Uitgewerkt, complex personage dat een ontwikkeling doormaakt.
Round character
99
Alwetende verteller buiten het verhaal; kent alles en iedereen.
Auctoriële hij-/zij-verteller
100
Belevende ik
De ik-verteller maakt de gebeurtenissen op het moment zelf mee.
101
De ik-verteller maakt de gebeurtenissen op het moment zelf mee.
Belevende ik
102
Kalendertijd / historische tijd
De tijdsperiode waarin het verhaal zich afspeelt (bv. middeleeuwen, 2020).
103
Figuranten
Bijfiguren zonder grote rol of ontwikkeling.
104
Vooruitwijzing naar iets wat nog zal gebeuren.
Prospectie
105
Literaire tijd
De tijd die in het verhaal zelf verstrijkt (dagen, jaren…).
106
De betekenis of de interpretatie die je als lezer aan een verhaalmotief geeft. Niet elk verhaalmotief heeft er per se een, maar een kleur kan bv. een symbolische betekenis hebben.
Abstracte motieven
107
Leidmotief
een specifieke zin, uitspraak of gedachte die telkens herhaald wordt, in exact dezelfde of min of meer dezelfde bewoording
108
Round character
Uitgewerkt, complex personage dat een ontwikkeling doormaakt.
109
Auctoriële hij-/zij-verteller
Alwetende verteller buiten het verhaal; kent alles en iedereen.
110
Open einde
Niet alles is opgelost, er blijven vragen over.
111
Versnelling / tijdverdichting / tijdsprong
Lange periode wordt kort beschreven of overgeslagen.
112
De ontwikkeling betreft de innerlijke/emotionele groei of achteruitgang van het hoofdpersonage.
Intern opgangs-/ondergangsverhaal
113
Het hoofdpersonage gaat achteruit of eindigt tragisch.
Ondergangsverhaal