STOFWISSELING 5 Flashcards
(37 cards)
hoe krijgen Heterotrofe organismen stikstof en zwavel krijgen?
ze kunnen niet stikstof of zwavel uit nitraten en fosfaten inbouwen in organische verbindingen, ze moeten daarom organische stoffen eten die zwavel en stikstof bevatten net als eiwitten.
Koolhydraten functie
bouwstof, reservestof en energie voorziening.
koolhydraten soorten
monosachariden, disachariden en polysachariden.
Monosachariden
bevatten 5 of 6 c-atomen bijv. glucose
waardoor is de glucose goed oplosbaar in water?
door OH-groep in de koolstofketen
vormen van glucose
als ketens of als ringen van c atomen
hoe weet je als glucose molecuul ringvormig is
als tussen 1e en 5e c-atoom een binding tot stand kom
ringvormig vormen
Alfa-Glucose en Bèta-glucose en de verschil hier is de positie van de OH-groep aan het eerste C-atoom
CONDENSATIEREACTIE, en wagt heeft het te maken met sachariden
ASSIMILATIE reactie waarbij een molecuul wordt afgesplitst meestal water, en door dit proces kunnen sachariden lange ketens maken
hoe heet de proces waarmee kunnen sachariden lange ketens maken?
POLYMERISATIE
waar vindt opbouw van zetmeel moleculen plaats in plantencel, en uit welke soort glucose
in chloroplasten en amyloplasten (zetmeelkorrels), uit ringvormige alfa-glucosemoleculen.
waarom is een zetmeel molecuul spiraal
door dat na condensatie reactie maken een binding in de vorm van een kleine hoek die naar dezelfde kant opwijst
waarom zetmeel molecuul slecht oplosbaar in water
door de grootte van zijn molecuul
glycogeen, bouw, plaats, vorm
wordt gevormd in spieren en lever door polymerisatie reactie en uit alfa-glucose, zijn vorm is sterk vertakt
Cellulose bouw, vorm, waarom stevig
hoofdbestanddeel van celwanden, polymeer van Bèta-glucose, en tientalen van cellulose is stevig doordat de hoek tussen de glucose moleculen wijst op naar dezelfde plaats en vormt zigzag
eiwitten functies
Enzymen versnellen chemische processen, structuureiwitten als bouwstoffen, receptoreiwitten reageren op aanwezigheid van stoffen en bevinden zich op membranen, transporteiwitten vervoeren stoffen, plasma eiwitten en antistoffen maken deel uit van het bloedplasma.
eiwitten bestandeel
polymeren van aminozuren
aminozuur bouw
een centraal c-atoom met daaraan gebonden aminogroep (-NH2) een carboxylgroep (-COOH) een H-atoom en een restgroep(R) en in de restgroep kunnen onder andere stikstof of zwavel voorkomen, aminogroep
waarom aminozuur is goed oplosbaar in water
doordat aminogroep is basisch en carboxylgroep is zuur en beide zijn polair
wat is de verschil tussen planten en dieren in aminozuren regelen?
planten kunnen zelf aminozuren maken uit glucose en stikstofhoudende ionen vooral nitraationen(NO3-) sommige aminozuren hebben wel sulfaten nodig en de energie wordt geleverd door ATP, dieren kunnen dit niet uit glucose daarom moeten ze aminozuren door hun voedsel opnemen (essentiële aminozuren), maar wel sommige aminozuren vormen uit andere aminozuren
hoe binde aminozuren tussen elkaar
door dat aminogroepen kunnen binden met carboxylgroep van andere aminozuurmolecuul deze binding heet (PEPTIDEBINING), en twee aminozuren met elkaar gebonden noemen we (DIPEPTIDE) en meerdere (polypeptide)
soorten aminozuren bij mens
20 soort die van elkaar VERSCHILLEN IN DE RESTGROEP
wat bepaalt de ruimtelijk bouw van een aminozuur
de restgroep
niveaus van ruimtelijk structuur van de aminozuur!!?
1- PRIMAIRE STRUCTUUR: wordt bepaald door de typen aminozuren die voorkomen in de polypeptideketens en de volgorde in de aminozuurmolecuul.
2- Secundaire structuur: (de specifieke spiraal vorm )aminozuurmolecuul komt in spiraalvorm doordat aminozuren maken bepaalde hoek ten opzichte van elkaar in de biedingen, ALFA-HELIX, sommige aminozuren vormen waterstofbruggen met andere aminozuren in de erboven of onder liggende winding van de spiraal daarom is de ALFA-HELIX zeer stabiel ruimtelijk vorm, en sommige plekken zorgen het aminozuur PROLINE voor een KNIK in de spiraalvorm.
3-Tertaire structuur: ontstaat doordat sommige aminozuurbindingen aangaan met aminozuren bindingen die vele windingen heeft hier speelt aminozuur CYSTEINE een rol, de (-SH)-uiteinden van twee CYSTINE kunnen een covalente binding gaan (zwavelbrug) door deze bindingen en (minder mate waterbruggen) wordt alfa-helix opgevouwen het ka ook optredden doordat sommige rstgroepen zijn hydrofielen en de andere hydrofoop worden van elkaar afgestoten maar kan wel dicht bij andere hydrofielen groepen liggen.
4-quartaire structuur: niet bij alle eiwitten, allen bij die gevormd van meerdere polypeptideketens ,bijv, hemoglobie bevat vier GLOBINE polypeptideketens met organische verbinding aan elke heet (HEEM)