Stuive Hoofdstuk 3 Flashcards

(19 cards)

1
Q

Systeem

A

Een binnen de totale werkelijkheid te onderscheiden verzameling elementen, afhankelijk van het door de onderzoeker gestelde doel. Deze elementen hebben onderlinge relaties en (eventueel) relaties met andere elementen uit de buitenwereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Structuur van een systeem

A

De opsomming van alle relaties in een systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Subsysteem

A

Een subsysteem is een deelverzameling van de elementen van het systeem, waarbij alle oorspronkelijke relaties tussen de elementen onveranderd behouden blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aspectsysteem

A

Een aspectsysteem is een deelverzameling van de relaties in het (sub)systeem, waarbij alle elementen onveranderd behouden blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Toestand van een systeem

A

De toestand van een systeem op een bepaald moment heeft de waarden van de eigenschappen op dat tijdstip in het systeem en is dus een momentopname.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dynamische systemen

A

Bij dynamische systemen vindt er een gebeurtenis plaats wanneer de toestand van het systeem wijzigt en de waarde van een eigenschap van een element veranderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Statische systemen

A

Tegenovergestelde van een dynamisch systeem. Bij statische systemen treden geen gebeurtenissen op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gedrag van een systeem

A

Het gedrag van een systeem is de wijze waarop het reageert op bepaalde in- en uitwendige omstandigheden, bepaalde invoeren en veranderingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Steady state

A

Het systeem is in een steady state als het een volledig bepaald gedrag heeft dat repeteerbaar is in de tijd en waardoor bovendien dat gedrag in de ene tijdsperiode gelijksoortig is aan het gedrag in een andere tijdsperiode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inzoomen

A

Bij de systeembenadering gaat het vooral om de toenemende detaillering. Dit heet inzoomen. Daarbij valt de omgeving geleidelijk weg en is slechts een klein aantal elementen tegelijk te overzien. Bij inzoomen verliest men de omgeving uit het oog. Bij uitzoomen verliest men juist weer de details uit het oog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Kengetallen

A

Zijn getallen die een aantal gemeten grootheden met elkaar in een vooraf gedefinieerd verband brengen. Bijvoorbeeld:

De omzet per medewerker,
Aantal uitgebrachte offertes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Key Performance Indicators (KPI)

A

Variabelen waarop het management kan sturen t.b.v. het analyseren van prestaties van bedrijven en organisaties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Kritische succesfactor (KSF)

A

Zijn zaken die van cruciaal belang zijn om een strategie succesvol uit te kunnen voeren. Bijvoorbeeld:

Een offertetraject.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Balanced scorecard

A

Een management model dat verschillende KPI in een organisatie bepaald en vastlegt aan de hand van de strategische doelstellingen van de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Procesindicatoren (Donabedian)

A

Zijn aanwijzingen die op tevoren bepaalde punten in het proces worden verzameld. Met deze indicatoren worden de belangrijkste prestaties van het proces gemeten en wordt de evolutie daarvan in beeld gebracht. Het zijn indicatoren die een beeld geven van het verloop van de activiteiten.

Doorlooptijd, Wachttijd, Foutenpercentages, Enz.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Validiteit

A

Dat je meet wat je moet meten en niet wat anders.

17
Q

Value Stream Mapping

A

Gaat over het analyseren en in kaart brengen van een complete processtroom.

18
Q

Lean Six Sigma

A

Een bewezen methodiek die een duurzame verbetering van het bedrijfsresultaat oplevert. Bij deze methode ligt de focus op wat klanten belangrijk vinden en leidt tegelijkertijd tot het reduceren van kosten, het verhogen van klanttevredenheid en het verkorten van de doorlooptijd.

19
Q

Waarde vermeerderende tijd

A

De feitelijke bewerkingstijd (Onderdeel van Value Stream Mapping & Lean Six Sigma)