Stuive Hoofdstuk 4 Flashcards
(19 cards)
Samenhang
Processen en deelprocessen staan niet op zichzelf maar in continue relatie met elkaar en processen uit de omgeving.
Modelleren van processen
Bedrijfsprocessen schematisch in kaart brengen.
Processchema
Schema van het proces.
Klantperspectief
Kijk bij het opstellen van het model vanuit het klantperspectief naar het proces.
Overlevingsdriehoek
Model dat je kunt gebruiken als uitgangspunt voor strategiebepaling.
Ontwerpprincipes
Zijn regels die van de doelstellingen van de organisatie worden afgeleid en die leiden tot een bepaalde vormgeving van processen.
Business Process Re-engineering (BPR)
Is het herstructureren van (primaire) bedrijfsprocessen.
Nulsituatie
BPR gaat uit van een nul-situatie alsof er nog niets bestaat. Start from scratch.
Ontwerpsoftware
Software waarmee je processen kunt definiëren zoals Visio.
Procesformulering
Is het beschrijven van het proces in woorden.
Procesdocumenten
Documenten die toebehoren aan het proces. Naamgeving is herleidbaar tot het deelproces waar het document aan toebehoort.
Dataflow-diagram (DFD)
Is een grafische voorstelling van informatiestromen binnen een organisatie.
IDEF0
Methode om een diagram te maken van een bewerkings- of bedrijfsproces.
Bij IDEF0 stelt een rechthoek een processtap voor. Deze processtap heeft één of meerdere ingangen en uitgangen, deze worden met pijlen weergegeven. De uitgang van een processtap ontstaat door een bewerking van de ingang.
Riverchart
Zwembadschema (Visio)
Werkinstructie
Bevat instructies om het werk zelfstandig uit te voeren.
Organogram
Geeft beeld van de structuur van een organisatie.
Lijnorganisatie
Organisatie waarbij verschillende afdelingen hun eigen taken hebben. Allemaal rapporteren ze naar dezelfde Directeur.
Lijn-staforganisatie
Organisatie waarbij verschillende afdelingen hun eigen taken hebben. Allemaal rapporteren ze naar dezelfde directeur. Het verschil met een lijnorganisatie is dat er een stafdienst zit tussen de afdelingen en de directie.
Matrixorganisatie
Een organisatie waarbij werknemers 1 leidinggevende hebben die kennis heeft van hun vakgebied en 1 leidinggevende hebben van het project waar ze voor werken.