T3.1 Psychosociale en fysiologische theorieën over werkstress H2 Flashcards

1
Q

In het filmpje waarin het JD-R-model in de praktijk wordt toegelicht (zie bovenaan deze opdracht), worden vier manieren genoemd waarop het JD-R-model in de praktijk gebruikt kan worden. Welke vier manieren zijn dit?

A
  1. als middel om het bewustzijn van arbeidsgerelateerde stressprocessen te vergroten
  2. als basis voor onderzoek, waarbij de actuele stand van zaken in kaart wordt gebracht
  3. als middel om preventieve maatregelen te nemen die stress en uitval onder werknemers moeten voorkomen
  4. als curatief middel om medewerkers die zijn uitgevallen meer begrip te geven over hoe werkgerelateerde stress ontstaat en hoe het kan dat ze zijn uitgevallen; het model geeft ook handvattem om de werkstress te verminderen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke vijf elementen zorgen ervoor dat de gezondheidsrisico’s verbonden aan het verrichten van arbeid steeds meer verplaatsen van het materiële en fysieke naar het psychosociale vlak?

A
  1. Steeds meer organisaties houden zich bezig met het verlenen van diensten in plaats van met het maken van producten.
  2. Er vinden bijna continu organisatieveranderingen plaats.
  3. Er worden voortdurend nieuwe productie- en managementconcepten ingevoerd.
  4. De toegenomen technologisering heeft niet alleen effect op de aard en de organisatie van het werk, maar ook op de kwaliteit ervan.
  5. Het psychologisch contract tussen werknemer en werkgever wordt in toenemende mate aangetast.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke vijf factoren zijn van invloed op het begrip ‘mentale inspanning’?

A
  1. de complexiteit van de taak
  2. de kennis en vaardigheden van diegene die de taak uitvoert
  3. de mate waarin de persoon de taak kan en wíl uitvoeren
  4. de psychofysiologische toestand van de persoon
  5. situationele factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

In hoofdstuk 3 wordt gesproken over het belang van het reguleren van de inspanning tijdens het werk. Wat zijn maatregelen (zowel op het werk als privé) die bijdragen aan het reguleren van de inspanning rondom het werk? Noem er enkele.

A
  1. wisselen van arbeidstempo (inclusief korte onderbrekingen tijdens het werk)
  2. veranderen van werkactiviteiten
  3. vakanties
  4. activiteiten die mensen helpen om los te komen van het werk (uitdagende en plezierige dingen buiten het werk)

Wat niet of nauwelijks bijdraagt aan herstel in de privétijd zijn passieve activiteiten zoals tv-kijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De literatuur laat tegenstrijdige resultaten zien als het gaat om de relatie tussen cortisol en werkstress. Wat is hiervoor een mogelijke verklaring?

A

Sommige studies laten zien dat stress gepaard gaat met een verhoging van het cortisolniveau en de cortisol awakening respons (CAR). Uit andere studies blijkt dat stress gepaard gaat met een verlaging van het cortisolniveau en de CAR. In dit laatste geval is het uitgangspunt dat de hypothalamo-pituitary-adrenal (HPA)-as aanvankelijk op stress reageert door de afgifte van cortisol te verhogen. Maar gezien de schadelijke gevolgen van langdurige hoge cortisolniveaus, komt er een punt waarop het lichaam zichzelf in bescherming neemt door de HPA-as-activiteit chronisch te verlagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Leg uit waarom fysiologische stressmaten vooral fluctuaties binnen personen goed in kaart brengen, maar minder geschikt zijn op groepsniveau om mensen met en zonder stress te onderscheiden.

A

De baseline waardes van fysiologische stressmaten kunnen erg verschillen tussen mensen. Wat voor de een ‘hoog’ is, kan voor de ander ‘gemiddeld’ zijn of andersom.

Fysiologische stressmaten kunnen goed patronen binnen personen over de tijd ontdekken door dezelfde persoon meerdere keren te meten. Tussen personen is de fluctuatie te groot om een objectieve ‘stressthermometer’ te kunnen ontwikkelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

welke job demands (JD-R-model) zorgen er volgens dit artikel voor dat thuiswerken voor stress kan zorgen? 5X

A
  1. onderstimulatie
  2. continu switchen tussen softwareprogramma’s
  3. een overvolle agenda
  4. de thuiswerk-omgeving
  5. rolvervaging
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Welke job resources (JD-R-model) dragen volgens dit artikel bij aan het verminderen van stress?

A
  1. afspraken over bereikbaarheid
  2. focusblokken
  3. heldere scheiding van werk en privé
  4. afwisseling van werkomgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leg aan de hand van het demands-control-support (DCS)-model uit hoe verplicht thuiswerken kan zorgen voor een hoge mate van ervaren stress.

A

Mensen die thuiswerken en al hun werkzaamheden online moeten uitvoeren, zitten in een geïsoleerde werkomgeving met weinig (directe) sociale steun. Daarnaast zijn de psychologische taakeisen (onder andere werkdruk en switchen tussen software) hoog en is de autonomie ingeperkt/laag. Dit is volgens het DCS-model een hoog-risicosituatie voor het ervaren van stressgerelateerde klachten.

NB Je zou kunnen zeggen dat thuiswerken veel autonomie geeft om het werk zelf in te delen. Hoewel dat in het eerste opzicht klopt, is dat niet alleen maar waar. Ja, mensen kunnen hun werkzaamheden zelf inplannen, maar ze kunnen maar (zeer) beperkt kiezen hoé ze die werkzaamheden uitvoeren. Een vergaderzaal boeken gaat niet. Samen wandelen met collega’s gaat niet. Even snel bij elkaar binnenlopen ook niet. Mensen zijn gebonden aan de digitale manier van werken, die de autonomie van ‘hoe het werk uit te voeren’ inperkt. Daarnaast zijn mensen volkomen afhankelijk van wel/niet-functionerende softwaresystemen.

Wat kunnen medewerkers volgens dit artikel zelf doen om stress van het thuiswerken te verminderen?
Afronden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kunnen medewerkers volgens dit artikel zelf doen om stress van het thuiswerken te verminderen?

A

op tijd pauzes nemen en fysiek bewegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is de meest gangbare opvatting van werkstress in de onderzoeksliteratuur?

A

Toestand waarin een werknemer niet in staat is, of zich niet in staat acht, om aan de door de werkomgeving gestelde eisen te voldoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Person-environmet fit model

Waardoor wordt stress volgens dit model door veroorzaakt?

A

misfit tussen persoonlijke behoeften en hulpbronnen in omgeving, dan wel misfit tussen persoonlijke mogelijkheden en de eisen vanuit de werkomgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Person-environmet fit model

Tussen welke 2 typen misfits wordt onderscheid gemaakt?

A
  1. Subjectieve misfit: discrepantie tussen de kijk van een werknemer op zichzelf en zijn kijk op de werkomgeving.
  2. Objectieve misfit: discrepantie tussen feitelijke toestand waarin de werknemer zich bevindt en de objectieve kenmerken van de werkomgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Person-environmet fit model

Wat is het verschil tussen de positieve en negatieve misfit?

A

Positief: bijv. werknemer heeft meer persoonlijke mogelijkheden dan de omgeving vereist

Negatief: bijv. werknemer heeft minder persoonlijke mogelijkheden dan de omgeving vereist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Person-environmet fit model

Welke 3 mechanismes kunnen worden onderscheiden die de misfit tussen persoon en omgeving dienen te verminderen?

A
  1. Eerste, actieve copingmechanisme (=copinggedrag): misfit tussen objectieve persoon en omgeving te verminderen
  2. Tweede, passieve copingmechanisme (= defensiemechanisme): misfit tussen subjectieve persoon en omgeving te verminderen
  3. Subjectieve sociale ondersteuning: waargenomen hoeveelheid steun van de leidinggevende, collega’s, familie of vrienden. Beïnvloed subjectieve omgeving.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Person-environmet fit model

Wat zijn de kanttekeningen? 3x

A
  1. Vrij breed van opzet
  2. De operationalisering kent theoretische en methodologische problemen (bijv. geen adequate theorie en hypothese + definitie P-E Fit-variabele)
  3. Meeste studies kijken naar misfit subjectieve persoon en omgeving
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Demand-control (-support) model

Wat zijn de 2 kenmerken van het model?

A
  1. Omgevingsgericht model
  2. 2 psychosociale werkkenmerken zijn de belangrijkste gezondheidsdeterminanten: psychologische taakeisen en regelmogelijkheden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Demand-control (-support) model

Wat zijn 2 centrale veronderstellingen bij dit model?

A
  1. Stressreacties als psychische vermoeidheid voornamelijk veroorzaakt worden door combinatie van hoge taakeisen en weinig regelmogelijkheden
  2. Persoonlijke groei, leer- en ontplooiingsmogelijkheden doen zich voor indien zowel de taakeisen en de regelmogelijkheden hoog zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Demand-control (-support) model

Welke 3e dimensie is toegevoegd aan het model?

A

Sociale ondersteuning in het werk

20
Q

Demand-control (-support) model

Welke combinatie van werkdruk, regelmogelijkheden en sociale steun levert de meest ongunstige effecten?

A

Hoge taakeisen, weinig regelmogelijkheden, weinig sociale steun

21
Q

Demand-control (-support) model

Laat onderzoek zien dat de combinatie van taakeisen, regelmogelijkheden en sociale steun een interactie-effect geeft?

A

Nee, ze hebben juist afzonderlijk van elkaar effect op de uitkomstvariabelen.

22
Q

Demand-control (-support) model

Wat zijn 3 kanttekeningen?

A
  1. Conceptualisering en operationalisering van taakeisen en regelmogelijkheden heeft veel stof doen opwaaien.
  2. In het model staat de interactie tussen diverse werkkenmerken centraal, terwijl deze nooit goed is uitgewerkt. Vaak zwakke interactie gevonden.
  3. Er wordt verondersteld dat situationele kenmerken bepalend zijn voor de gezondheid en individuele verschillen worden niet als belangrijk gezien.
23
Q

Vitaminemodel

In dit model wordt de invloed van omgevingskenmerken op de mentale gezondheid vergeleken met die van vitaminen op het menselijk lichaam.
Het model is opgebouwd aan de hand van 4 elementen. Welke?

A
  1. Effecten van omgevingskenmerken op de mentale gezondheid.
  2. Categorisering van omgevingsfactoren in een aantal typen
  3. Multidimensionalisteit van het welbevinden
  4. Wisselwerking tussen persoon en omgeving
24
Q

Vitaminemodel

Het model is breed opgezet en gaat ook op buiten de arbeidssituatie (bijv. werkloosheid).
Hoge doseringen van werkkenmerken kunnen tot 2 typen effecten leiden. Welke?

A
  1. Sommige zullen geen extra invloed op de werknemer hebben, maar een constant effect (CE-patroon)
  2. Negatieve uitwerking, additional decrement (AD-patroon)
25
Q

Vitaminemodel

Er worden 9 werkkenmerken onderscheiden. Wat zijn de CE- en wat zijn de AD-werkkenmerken?

A

CE:

  1. salaris
  2. veiligheid
  3. betekenisvolheid

AD:

  1. autonomie
  2. werkdruk
  3. sociale ondersteuning
  4. gebruik van vaardigheden
  5. afwisseling in het werk
  6. feedback
26
Q

Vitaminemodel

Waar wordt de kern van de geestelijke gezondheid door bepaald?

A

Affectief welbevinden, het derde element van het model. Dit is een multidimensionaal begrip, dat bestaat uit 4 centrale assen:

  • tevreden vs ontevreden
  • rust vs gespannen
  • neerslachtig vs enthousiast
  • lust vs activatie
27
Q

Vitaminemodel

Wat is het vierde en laatste element van het model?

A

Heeft betrekking op wisselwerking tussen persoon en omgeving. Er zijn 4 categorieën:

  1. Demografische kenmerken
  2. Vaardigheden
  3. Waarden
  4. Basale mentale gezondheid

NB. kan direct of indirect effect hebben

28
Q

Vitaminemodel

Wat zegt onderzoek?

A

De 9 kenmerken lijken zich conform het model te gedragen.
Resultaten zijn niet geheel eenduidig.
Taakeisen en autonomie lijken zich het meest conform de voorspellingen te gerdagen.

29
Q

Vitaminemodel

Wat zijn 2 kanttekeningen?

A
  1. Ietwat willekeurige indeling van de negen werkkenmerken in AD- of CE-effecten.
  2. Meer onderzoek nodig naar de rol van bijpassende persoonskenmerken
30
Q

Effort-reward-imbalance model

Vanuit welke gedachte is het ontwikkeld?

Waar ligt de nadruk op?

A

Werkrol vormt een belangrijke schakel tussen de persoonlijke behoeften van het individu en de maatschappelijke structuur.

Beloningsstructuur van het werk, meer dan de controlemogelijkheden van de werknemer

31
Q

Effort-reward-imbalance model

Wat wordt er onder beloningen verstaan? 3x

A
  1. Geld
  2. Waardering
  3. Zekerheid en carriéremogelijkheden
32
Q

Effort-reward-imbalance model

Waardoor ontstaat stress?

A

Hoge inspannin, lage beloning

33
Q

Effort-reward-imbalance model

Wat wordt er verondersteld over persoonskenmerken?

Waar wordt in het bijzonder aandacht aan besteed?

A

Spelen een modererende rol

Overcommitment

34
Q

Effort-reward-imbalance model

Wat zegt onderzoek?

A
  1. Combinatie hoge inspanning en lage beloning is risicofactor voor hart- en vaataandoening + psychische aandoeningen en verzuim
  2. Voorspellend vermogen van het model groter voor individuen gekenmerkt door overcommitment
35
Q

Effort-reward-imbalance model

Wat zijn kanttekeningen bij het model?

A
  1. Inspanningsschaal bestaat uit 6 items met sterk uiteenlopende inhoud.
  2. De manier van bevragen is niet valide
36
Q

Job Demands-Resources model

Dit is veruit het meest gebruikte model.
Wat zijn de 3 kernveronderstellingen?

A
  1. Elke beroepsgroep kent zijn eigen specifieke risicofactoren voor stress en motivatie, maar deze is onder te verdelen in 2 categorieën: taakeisen (job demands) en energiebronnen (job resources)
  2. Er zijn 2 paralelle processen:
    - in het eerste, energetische, stressproces leiden veeleisende aspecten van het werk tot een voortdurende aantasting van de energiereserves en daarmee op de lange duur tot mentale uitputting (burn-out)
    - het tweede proces is motivationeel van aard en veronderstelt dat de aanwezigheid van energiebronnen vanwege hun intrinsiek motiverende kwaliteiten zal leiden tot bevlogenheid.
  3. Interactie-effect van taakeisen en energiebronnen op zwel stressreacties als bevlogenheid
37
Q

Job Demands-Resources model

Wat speelt ook een rol in het model?

A

Persoonlijke hulpbronnen: ontwikkelbare aspecten van een persoon die helpen met stressvolle of onzekere situaties om te gaan.

38
Q

Job Demands-Resources model

Wat doen mensen als ze zich bevlogen voelen?

A

Ze gaan actief aan de slag om hun werk zodanig aan te passen dat dit het beste past bij wat ze willen en kunnen = job crafting = opwaartse spiraal

39
Q

Job Demands-Resources model

Wat doen mensen als ze zich gestrest voelen?

A

Dan hebben ze extra moeite om aan de taakeisen te voldoen en gaan ze bijvoorbeeld meer fouten maken = zelfondermijning = neerwaartse spiraal

40
Q

Job Demands-Resources model

Wat zegt onderzoek? 3x

A
  1. De 3 basisassumpties worden over het algemeen bevestigd.
  2. Persoonlijke hulpbronnen kunnen op verschillende manieren van belang zijn
  3. Enige indicatie voor het bestaan van een opwaartse en neerwaartse spiraal
41
Q

Job Demands-Resources model

Wat zijn de kanttekeningen?

A
  1. Vrij breed opgezet. Door het flexibele karakter wordt het breed ingezet, maakt maatwerk mogelijk.
  2. Er blijken 2 verschillende soorten taakeisen zijn die verschillende effecten hebben (die als uitdagend of belemmerend worden ervaren + mentale, fysieke en emotionele taken). Taakeisen, energiebronnen en uitkomstmaten zijn sterker geassocieerd wanneer ze alle drie binnen hetzelfde domein liggen.
42
Q

Hoe kun je de modellen rangschikken van eenvoudig naar complex?

A
  1. DC(S) + ERI
  2. Vitamindemodel en JD-R model
  3. P-E Fit model
43
Q

Alle modellen zijn in meer of mindere mate als balansmodellen te zien. Op welke manier?

A
  1. P-E Fit: naddruk op persoonlijke behoeften, copinggedrag en sociale ondersteuning als compensatoire factoren.
  2. DC(S) model: gericht op de mogelijkheden voor controle en sociale steun in het werk
  3. ERI: nadruk op belongsstructuur
  4. JD-R: allerlei soorten energiebronnen en persoonlijke hupbronnen kunnen als compensatie dienen
  5. Vitaminemodel: enkelvoudig balansmodel: de meeste werkkenmerken moeten eigenstandig in balans zijn
44
Q

Waar ligt het accent op bij de verschillende modellen?

A
  1. DC(S): werkkenmerken als oorzaken van werkstress
  2. P-E Fit: persoonskenmerken
  3. Overige modellen: hybride
45
Q

Alle modellen zijn in meer of mindere mate als black box modellen te zien. Wat wordt hiermee bedoeld?

A

Er komt iets in en er gaat iets uit. Alle modellen leggen de nadruk op wat stressreacties veroorzaakt, zonder diep in te gaan op het feit hoe en waarom stressreacties veroorzaakt worden.

46
Q

Het merendeel van de modellen gaat uit van lineariteit en een eenrichtingsverkeer van relaties tussen werk/persoon en gezondheid. Welke doen dat niet?

A

Vitaminemodel en JD-R model

47
Q

Welke 2 modellen worden niet of nauwelijks in de praktijk gebruikt?

A

P-E fit en vitaminemodel. Worden gebruikt als algemeen denkraam