Taakgericht handelen Flashcards

(10 cards)

1
Q

algemeen handelen

A

= vooral toepasbaar op DCD

  1. rekening houden met alle betrokkenen bij kind
    - kind
    - gezin
    - context
  2. doelen
    - probleemstelling kind & ouders
    - participatie
    - interactieve context kind & gezin = continu veranderen dus ook rekening houden met toekomst
    - werken met sterke punten van kind
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

cyclus van pediatrisch handelen

A
  1. mentaal beeld & observatie
    - hypothese vanuit kennis
    - leeftijd = typische ontwikkeling motorisch, cognitief & emotioneel
    - pathologie = primaire & secundaire stoornissen
  2. hulpvraag = eerste wat je aan de ouders vraagt
  3. context gedreven probleemstelling
  4. ICF
  5. planning van de evaluatie = altijd ivm. hypthese
  6. gedeelde besluitvorming
  7. doelen
  8. taakgerichte therapie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

kennis van prognose

A
  1. CP
    - geen verandering in hersenen
    - wel verandering hoe er mee omgaan = plasticiteit
    - klinisch beeld veranderd
  2. andere
    - spierziektes = geweten dat rolstoel gebonden stadium eraan komt
    - spina bifida = meer problemen bij groeispurt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

planning van de evaluatie

A
  1. voorlopige doelstellingen
    - hypothese & hulpvraag toesten
    - verkennen relatie participatie-activiteit-functie
    - vb: moeder zegt problemen met aankleden -> zelfredzaamheid testen
  2. andere
    - hypothese over behandelsstrategieën
    - motiveren van onderzoek naar kind & ouders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ICF voor kinderen

A

= F-words

  1. functie = Fitness
  2. activiteit = Functioning
  3. participatie = Friends
  4. omgevingsfactoren = Family
  5. interne factoren = Fun
  6. toevoeging van Future
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

opstellen van doelen

A
  1. inhoud
    - opgesteld door stakeholders = kind, ouders, …
    - voor onderzoek = wordt gestuurd door doelen
    - gericht op leren & niet herstellen
    - gericht op functionaliteit & niet normaliteit
  2. algemeen
    - kennis van prognose
    - lange termijn = participatie
    - bekomen door korte termijn = activiteiten
    - soms functie maar meestal niet nodig
  3. benaderingen
    - taakgericht = door activiteiten
    - processgericht = door functies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

process gericht

A
  1. taak analyze
    - enkel indien kind laag niveau heeft
    - ook dan niet te lang op functie niveau werken
    - werken specifiek op deel van activiteit dat mis gaat
  2. functie
    - subtaken van activiteiten
    - alles wat niet alledaags zou worden uitgevoerd
    - is ook afhankelijk voor leeftijd
    - vb: zijwaarts stappen = bij baby activiteit maar voor ouder functie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

interventie methode

A
  1. wetenschappelijk bewijs
    - systematische review & meta-analyze
    - zie grafiek met bolletjes
    - zonder bewijs kan nog steeds nuttig zijn = ervaring
  2. modellen
    - onderliggen theoretisch model nog geldig
    - reflexhiërarchise moddelen zijn achterhaald
    - interessante methodes meenemen naar nieuwe modellen
  3. achterhaalde methodes
    - Vojta
    - Domann-Delcato
    - Bobath-NDT passieve vorm
    - RIP reflex inhibiting patterning
    - braingym & bodymap
    - sensory integration
    - meskner
    - MOVE
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CPG

A
  1. clinical practical guidelines
    - ondersteunen van beslissingen
    - specifieke omstandigheiden
    - opgebouwde uit systematische beoordelingen
  2. info
    - aspecten
    - duur van therapie
    - onderdelen zonder evidentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

foto-interview

A
  1. algemeen
    - doos met aantal kaarten
    - op elke foto is een activiteit
    - ja-stapel = alles wat hij wil leren/kunnen
    - nee-stapen = alles wat hij al kan of niet wilt kunnen
  2. uit ja-stapel
    - nu 3 kaarten selecteren dat doelen worden
    - enkel kaarten geven die aanleerbaar
    –> beperking door kind of materiaal of omgeving, …
  3. extra kaarten
    - toverkaart = als je kon toveren wat zou je dan meteen veranderen
    –> in hoeverre dat dit doel gaat vb: voetbal gewoon tijdens de middag of competitie
    - bergkaart = waar sta je op dit moment op de berg = wat vind het kind dat hij zelf al kan
    - trapkaart = wat moet er nu gebeuren om een trap hoger te gaan
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly