taalbegrippen Flashcards

(21 cards)

1
Q

Standaardnederlands

A

Algemeen bruikbaar in alle situaties van het openbare leven. Vroeger was dit AN of ABN.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dialect

A

Lokale vorm van Nederlands, streek- of cultuursgebonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Streektaal

A

Streekgebonden variëteit, kan officieel erkend zijn of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Regiolect

A

Taalvariëteit die in bepaalde regio gesproken wordt (tussen standaardtaal en dialect).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tussentaal

A

Mengeling van Standaardnederlands met dialectismen verwerkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Accent of tongval

A

Hieraan herkent men de afkomst van de spreker, vb. regionaal (Limburgs).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Mannen-, vrouwen-, jongeren- en kindertaal

A

Geslacht- of leeftijdsgebonden taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Monolinguaal

A

Ééntalig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Bilinguaal

A

Tweetalig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Taalvariant

A

Taal die afwijkt van een andere taal met varianten (vb. dialect, etnolect, …).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Taalvariëteit

A

Wordt gebruikt om verschillende taalsoorten te onderscheiden van elkaar. Bepaalde taalfamilies, dialecten, jongerentaal, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Sociolect

A

Dialect wordt een sociolect als enkel nog bepaalde groepen hiermee werken (sociale klasse: marginalen, ‘t chique volk).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Etnolect

A

Dialect van etnische afkomst (vb. Marokkaans-Nederlands).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Jargon

A

Vaktaal (vb. dokters).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Archaïsme

A

Term waarmee een verouderde taalvorm, zinsconstructie of woord wordt aangeduid. Komen vooral voor in wettelijke, ambtelijke en Bijbelse taal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Taalregister

A

Situatiegebonden taalgebruik: woordkeuze en zinsbouw, bv. formeel, informeel, ongemarkeerd, archaïsch.

17
Q

Non-verbale communicatie

A

Elke vorm van uitwisseling zonder woorden.

18
Q

Lichaamstaal

A

Mimiek, lichaamshouding, gebaren.

19
Q

Monoloog

A

Eén iemand spreekt.

20
Q

Dialoog

A

Gesprek tussen twee personen.

21
Q

Polyloog

A

Groepsgesprek.