Taalvariatie: Bundel Flashcards
(107 cards)
definitie Standaardtaal
de officiële nette taal voor formele en publieke situaties (onderwijs, media, overheid, zakelijke communicatie)
gebruikt om te communiceren met mensen buiten eigen omgeving. Correct en begrijpelijk voor alle sprekers in het Nederlandse taalgebied
welke verschillende schillen heeft te taal als ui
- kern: Standaardtaal
- overgangslaag: Taal op grens van Standaard en niet-standaard
- buitenste laag: Niet-standaardtaal
wat houd de kern van de ui specifiek in (Standaardtaal)
- woorden, uitdrukkingen, klanken, gramm. constructies die
ALGEMEEN BRUIKBAAR zijn in het publieke domein - gebruik in formele contexten
- neutraal en correct
de variatie binnen de Standaardtaal
- Geschreven vs. gesproken taal: sommige woorden vooral
gesproken, andere vooral geschreven - Ne-Ne vs. Be-Ne: verschillen in bv. uitspraak, woordenschat, gramm.
wat houd de overgangslaag van de ui specifiek in
- gebruikt in grotere gebieden
- niet door alle standaardsprekers als standaardtaal aanvaard
- sommige geen problemen mee, andere vinden ongepast
- zowel regionale als informele woorden/constructies
voorbeelden van regionale en informele woorden/constructies, overgangslaag ui
- Belgische-Nederlandse varianten: kuisen >< schoonmaken en traag>< langzaam
- uitspraakverschillen: Be: lange klinkers korter dan in Ne
- grammaticale varianten: sommige zinsconstructies worden als informeel ervaren => zijn in opmars
wat houd de buitenste laag van de ui specifiek in
- woorden, uitspraken, gramm. structuren die buiten de
standaardtaal vallen - sterk regionaal/ informeel beschouwd
- niet gebruikt in situaties waar standaardtaal wordt verwacht
bewegingen binnen de ui
taal verandert constant:
- nieuwe woorden/constructies die in buitenste lagen beginnen en
opschuiven naar de kern: bv. Hun
- sommige woorden uit kern verschuiven naar de rand, en verdwijnen
bv. Deerne (meisje). Ze worden ARCHAÏSCH (=verouderd)
conclusie van het ui-model
ui laat zien dat ST geen vaststaand geheel is.
= dynamisch systeem waarin taalvormen continu bewegen tussen kern en de rand.
=> acceptatie v/n taalvorm hangt af v. tijd, plaats, gebruik d. sprekers
inleiding evolutie nederlands als pluricentrische taal
- door eeuwen heen ontwikkeld tot pluricentrische taal
- verschillende nationale standaarden in: Ne, Be en Suriname
- evolutie beïnvloed door historische, politieke en sociale factoren
wat is een pluricentrische taal
een taal met twee of meer standaardvormen
Standaardtaal middeleeuwen
- Oudnederlands en Middelnederlands met sterk variërende dialecten, ZONDER overkoepelende standaardtaal
- lokale dialecten bepaald door geografische/politieke grenzen
- verschillende dialectgroepen ontstonden
ST 16e -17de eeuw
-16e E => nood aan uniforme schrijftaal met opkomst boekdrukkunst
en handel
- Zuiden => Spaanse overheersing >< Noorden: onafhankelijk =>
zorgde voor taalkundige scheiding
- ST in Noorden evalueerde verder, Zuiden Franse invloed
ST 18e -19e eeuw
- NE: Standaardtaal dominant
- BE: Nederlands onderdrukt -> frans hogere status
- Frans bestuurstaal na onafhankelijkheid BE = tragere evolutie
- N-NE taal overgenomen in VL => monocentrisch
- 20e eeuw: Nederlands = ST in Vl
ST 20e eeuw
- jaren 70: stijging welvaart Vl = groter zelfbewustzijn = meer gebruik NE met Be-inslag => Belgische-Nederlandse standaardvariant
- 1980: NED en BE richten Nederlandse taalunie op
- onafhankelijkheid Suriname => NE officiële taal met eigen variant
ST heden
- pluricentrische taal met 3 nationale standaardvarianten (NN, BN, SN
- verschillen zichtbaar in uitspraak, woordenschat, gramm
- tussentaal steeds vaker gebruikt, taalvariatie vergroot
conclusie evolutie ST
Nederlandse taal verandert en ontwikkelt zich op verschillende manieren.
NE, BE, SU proberen 1 taal te behouden, maar ook iedereen eigen manier van spreken/schrijven.
=> Nederlands blijft een rijke, levendige en pluricentrische taal
Standaardtaal: Lexicologische kenmerekn
- BE: meer franse invloeden
- NE: meer Engelse invloeden
- beide regio’s woorden die voor andere ongebruikelijk zijn
bv. Goesting hebben >< zin hebben in
Standaardtaal: Fonologische kenmerken
- Vl: zachtere uitspraak / behoudt dialectkenmerken
- NE: klankverschuivingen: bv. verscherping van ‘ij’ en ‘ui’
Standaardtaal: Morfologische kenmerken
- VL: oudere werkwoordsvormen en verbuigingen langer behouden
- NE: vormen vereenvoudigd/verdwenen
bv. Be: Dommerik (‘ik’)
Ne: Dommerd (‘erd’)
de variatiekegel
van breed naar smal (onderste taalvormen meer variatie)
- bovenaan: Standaard Nederlands: uniformere taalvariant
- midden: Tussentaal
- onderste laag: dialecten: variëren sterk
betekenis van de variatiekegel
- taalgebruik in VL niet statisch
- geen strikte scheiding dialect, tussentaal, ST => eerder continuüm
- dialecten nog steeds belangrijke rol in VL
de variatiekegel vandaag
- dialectkenmerken dalen = variatie daalt => kegelbasis dichter bij top
- grotere vrees dat jongeren ST niet willen leren => afplatten top
- NL pluricentrische taal = variatie top groter => afplatten kegeltop
- grotere democratisering en informalisering => afplatten kegeltop
conclusie variatiekegel
is nuttig model om taalvariatie in VL te begrijpen
laat zien hoe taalgebruik varieert van zeer lokale naar gestandaardiseerde taal.
ST norm, maar tussentaal populair (brug tussen dialect en ST)