Toets poëzie, canon uitgelicht (2), leesclub (2) Flashcards

(113 cards)

1
Q

definitie poëzie

A

= dichtkunst
de kunstvorm of uiting van het dichten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

definitie poëzie adhv de driehoek van lyriek

A

= de uitbeelding van een toestand in de vorm van een monoloog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is een vers

A

een regel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is een strofe

A

een geheel van versregels tussen 2 witregels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

enjambement =

A

= de zin loopt door op de volgende versregel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

refrein

A

= gelijke woorden/versregels die herhaald worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

hoe noemen we een strofe van 2 verzen

A

distichon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe noemen we een strofe van 3 verzen

A

terzine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe noemen we een strofe van 4 verzen

A

kwatrijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe noemen we een strofe van 5 verzen

A

kwintet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hoe noemen we een strofe van 6 verzen

A

sextet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe noemen we een strofe van 7 verzen

A

Septet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hoe noemen we een strofe van 8 verzen

A

octaaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

vrij vers =

A

= gedicht zonder vaste strofebouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is rijm

A

gelijkheid van klank

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

in welke 2 categorieën kan je rijm opdelen

A
  1. indeling op basis van de plaats (eind/ binnenrijm)
  2. indeling op basis van klankovereenkomst (volrijm/halfrijm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat is eindrijm

A

= rijm aan het einde van een versregel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke naam hoort bij dit rijmschema: AABB

A

gepaard rijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke naam hoort bij dit rijmschema: ABAB

A

gekruist rijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Welke naam hoort bij dit rijmschema: ABBA

A

omarmend rijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke naam hoort bij dit rijmschema: ABC ABC

A

verspringend rijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke naam hoort bij dit rijmschema: AAA

A

slagrijm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wat is binnenrijm

A

rijmende woorden die in dezelfde versregel staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

volrijm =

A

de beklemtoonde klinker en de volgende medeklinker van de rijmwoorden zijn hetzelfde
-kok-stok, lopen-hopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
halfrijm
= alleen de klinkers of medeklinkers rijmen
26
alliteratie (halfrijm)
de gelijkheid van de beginmedeklinker(s) van 2 op meer beklemtoonde lettergrepen of woorden binnen een uitdrukking een zin of een vers
27
assonantie (halfrijm)
alleen de klinker in een lettergreep rijmt en de betreffende lettergreep heeft klemtoon
28
beeldspraak
beeld in woorden, figuurlijk bedoeld, niet letterlijk
29
vergelijking
je vergelijk twee zaken met een verbindingswoord. bv. als, zoals, net als, van, lijken
30
metafoor
je vergelijkt 2 zaken zonder een verbindingswoorden
31
personificatie
levenloze voorwerpen of verschijnselen krijgen menselijke eigenschappen
31
32
metonymie
er wordt iets genoemd dat op de een of andere manier te maken heeft met datgene wat eigenlijk bedoeld wordt, er is geen overeenkomst maar een andere relatie
33
pars pro toto (metonymie)
een deel in plaats van het geheel
34
totum pro parte (metonymie)
het geheel in plaats van een deel
35
synesthesie
de indrukken van 2 verschillende zintuigen worden met elkaar verbonden
36
stijlfiguur
= tekst(onderdeel) mooier maken door iets op een bijzondere manier te formuleren
37
herhaling
woorden/zinnen worden herhaald om extra nadruk te geven
38
tautologie (herhaling)
vorm van herhaling door iets dubbel te zeggen, met 2 verschillende woorden die hetzelfde betekenen
39
pleonasme (herhaling)
vorm van herhaling door in een extra woord nog eens te zeggen wat al in een ander woord besloten licht
40
anafoor (herhaling
de woorden/ woordgroepen aan het begin van opeenvolgende zinnen worden herhaald
41
epifoor (herhaling)
de woorden/ woordgroepen aan het einde van opeenvolgende zinnen worden herhaald
42
parallellisme
zinnen worden grammaticaal op dezelfde manier opgebouwd
43
opsomming
er wordt een aantal dingen op een rij gezet of na elkaar opgenoemd
44
climax (opsomming)
de elementen van de opsomming worden steeds groter/sterker
45
anticlimax (opsomming)
de elementen worden steeds kleiner/ zwakker
46
tegenstelling
dingen worden tegenover elkaar gezet, waardoor verschillen opvallen
47
synoniem tegenstelling
antithese
48
paradox
schijnbare tegenstelling: wat elkaar lijkt tegen te spreken, wordt toch met elkaar verbonden
49
oxymoron
2 woorden die elkaar in hun letterlijke betekenis tegenspreken, worden toch gecombineerd
50
woordspeling
verschillende betekenissen van een woord spelen tegelijkertijd een rol
51
retorische vraag
vraag waarop de lezer geen antwoord hoeft te geven
52
metrum
= regelmatige afwisseling van sterke (beklemtoonde) en zwakke (onbeklemtoonde) lettergrepen (bestaande uit versvoeten van 2/3 lettergrepen
53
teken beklemtoonde lettergreep
-
54
teken onbeklemtoonde lettergreep
v
55
teken afbakening versvoet
/
56
versvoet
= combinatie van zwakke en sterke lettergrepen met soms nog een zwakke lettergreep erachter
57
jambe
v- onbeklemtoond - beklemtoond
58
trochee
- v beklemtoond - onbeklemtoond
59
welke 6 dingen kan je poëzie opdelen
- definitie - vorm - rijm - beeldspraak - stijlfiguren - metrum
60
Welke stand kwam erbij tijdens de hoge middeleeuwen
de burgerij
61
kenmerk van de middeleeuwse maatschappij
theocentrisch = op God gericht
62
als wat werd het leven op aarde gezien
als een voorbereiding op het hiernamaals
63
waarom is de meeste middeleeuwse kunst en literatuur anoniem
de mens mag zichzelf niet in het centrum van de belangstelling plaatsen. Die plaats is voor God bestemd -> individu wordt weggecijferd.
64
hoe werd poëzie in de middeleeuwen 'voorgedragen'
gezongen 'mondeling' overgeleverd pas eind middeleeuwen opgeschreven
65
wat zijn ballades
- een episch-lyrische dichtvorm met dramatische inslag. - er is een verteller
66
kenmerken ballades (5)
- dialoog - strofes, rijmende verzen + refreinachtige herhalingen - inhoudelijk over mysterieuze en magische elementen -> lopen vaak dramatisch af - sprongsgewijs verteld - alleen belangrijke info wordt gegeven
67
hoe noemt men een ballade die goed afloopt
een romance
68
synoniem klaagzangen
elegieën
69
waarover gaan klaagzangen
ze bezingen de pijn die gepaard gaat met de dood van een geliefd persoon
70
wie heeft Egidius geschreven
Jan Moritoen
71
voorbeelden van mystici
Hadewijch Jan van Ruusbroec
72
wat doen mystici in de mystiek
ze proberen in extase te raken en op aarde al een soort van direct contact met God te verwezenlijken
73
Wie was Handrik van Veldeke
- oudste Nederlandse schrijver woonde in Limburg (Nederlandse en Duitse taal + cultuur treffen elkaar daar)
74
wie waren Rederijkers
het waren dichters die samenkwamen om aan literatuur te doen. Ze maakten vaak vormelijk ingewikkelde gedichten. Ze beschouwden dichten als een ambacht.
75
wie heeft egidius geschreven
Jan Moritoen
76
waar/ wanneer dateert het Egidius deelt
1400 Brugge -> rijke wereldstad met handel/cultuur
76
hoeveel liedteksten bevat het manuscript van Egidius
147
77
wat voor lied is het Egidiuslied
een elegie = klaaglied
78
over wat gaat het Egidiuslied
over een overleden vriend
79
waarom kan de vriend in het Egidiuslied geen zelfmoord gepleegd hebben
in de middeleeuwen kwam wie zelfmoord pleegde, niet in de hemel maar in de hel. in het klaaglied is Egidius wel in de hemel
79
wie is er aan het woord in Egidius
de vriend van Egidius. het is in de ik-persoon verteld
80
welke contrasten vind je in Egidius terug
over dood en leven -> de persoon in leven kijkt uit naar de dood, hij vindt het leven pijnlijk en vol kwaad - ik en jij
81
is het Egidiuslied vooral opstandig of berust
- vooral berusting = ooit zal ik ook in de hemel zijn, want iedereen gaat sterven - beestje opstandigheid = hij wordt achtergelaten door zijn beste vriend.
82
wat is een elegie
het is in engere zin een lyrisch gedicht naar aanleiding van de dood van een geleifd persoon. In ruimere zin is het een gedicht waarin gevoelens van verdriet en wanhoop worden verbeeld
83
wat is het rondeel
een dichtvorm die in de middeleeuwen heel populair was.
84
kenmerken rondeel
- kort gedicht: 8;12;13;21 versregels - gebouwd op slechts 2 rijmklanken - refrein keert 3 keer terug
85
wie schreef van der mollenfeesten
Anthonis de Roovere
86
waarvan is de schrijver van der mollenfeeste afkomstigd
Brugge
87
waarvoor is het mollenfeest een metafoor
een metafoor voor de dood. iedereen zal sterven, ondanks hun stand. de dood is voor iedereen gelijk
88
wat valt erop aan de laatste 2 verzen van elke strofe in het mollenfeest
het betekent altijd hetzelfde, maar is op een andere manier verwoord. => IEDEREEN ZAL UITEINDELIJK STERVEN!
89
wat is het effect van die 2 laatste versregels
het maakt de middeleeuwer bewust dat hij zal sterven. hij wordt ervan doordrongen. Hij moet zich gedragen ander zal hij naar de hel gaan. Het is vergelijkbaar met een toverspreuk/bezwering dat altijd herhaald wordt. Zo zijn de middeleeuwers onder de indruk en gedragen ze zich.
90
wat is de betekenis van memento mori
denk eraan dat je zult sterven
91
wat is de dodendans
een zinnebeeldige voorstelling in de kunst van de macht van de dood over de mens. de dood wordt vaak gepersonifieerd als een geraamte met een zeis.
92
waarvoor is er de dodendans
het dient als herinnering aan het feit dat elke mens, onafhankelijk van leeftijd, stand of geslacht, moet sterven.
93
synoniem dodendans
danse macabre
94
wie scheef XVIII
Hendrik van Veldeke
95
als wat worden Hendriks verhalen gezien
als de basis voor de Nederlandse, Limburgse en Duitse literatuur
96
hoe komt het dat Hendriks werk door Duitse Literatuurhistorici ook tot de Middelhoogduitse letterkunde gerekend wordt
omdat veel van zijn werk in het Middelhoogduits werd geschreven of alleen in een Middelhoogduitse versie werd overgeleverd. de dichter verbleef lang aan de Duitse hoven
97
op welke melodie waren de minneliederen van Hendrik
op die van Franse troubadours
98
door wat vallen Hendriks liederen op
door hun humor, hun ironie en soms door hun op een hoofse manier verwoorde seksuele allusies
99
wie heeft XVIII vertaald
Elvis Peeters
100
hoe relativeert van Veldeke de hoofse liefde
hoofse liefde = alles doen voor de vrouw. Veldeke zegt: " ik zou dat doen , maar liever niet sterven als het kan.
101
Hoe speelde van Veldeke met het genre van het minnelied
hij begint met een natureingang en eindig ook met natureausgang
102
waarom vergelijkt Elvis Peeters van Veldeke met o.a. Stromae
Zijn teksten zijn heel ritmisch geschreven, je zou ze kunnen rappen.
103
wat is een natureingang
vaak begonnen de zangers (12DE E) hun liefdesliederen met een beeld uit de natuur, waarin de stemming van de dichter tot uiting kwam
104
Hoe noemen we de zangers van hoofse minneliederen
troubadours en trouvères
105
wat zijn de kenmerken van een haiku
kort geen rijm bestaat uit 3 regels, (5,7,5) lettergrepen vaak over een zintuigelijke ervaring van de dichter
106
mannelijk rijm
laatste lettergreep van een eindrijm is beklemtoond
107
vrouwelijk rijm
de laatste lettergreep van een eindrijm is onbeklemtoond
108
is egidius een rondeel
ja
109
is er een refrein in Egidius, zo ja hoe vaak wordt het refrein herhaald
ja, het wordt 3x herhaald
110
wat voor 'gedicht' is van der mollenfeesten
een ballade