toets 1 sem 2 (les 8, 15, 22 TR3) Flashcards

(91 cards)

1
Q

behelzen

A

bevatten, luiden, aanduiden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

bombarie

A

rumoer, kabaal, drukte, lawaai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

dystopisch

A

een denkbeeldige samenleving met akelige kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

flagrant

A

overduidelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

fulmineren

A

heftig uitvaren, schelden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

de modificatie

A

aanpassen, verbeteren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

provoceren

A

uitlokken, stoken, opfokken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

scanderen

A
  • je analyseert welke lettergrepen een korte klank hebben en welke lettergrepen een lange, benadrukte klank hebben
  • aandachtig/ kritisch bekijken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

het symposium

A

bijeenkomst, vergadering, overleg, congres

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

tentakel

A

verlengde flexibele orgaan dat vele ongewervelde dieren hebben

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vilein

A

Boosaardig, slecht, geniepig, gemeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

zich verschansen

A

verstoppen, verbergen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

producer

A

Zorgt voor het budget op de film te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

edelfigurant

A

Krijgt enkele zinnen tekst en is duidelijk in beeld, vaak maar in 1 scène

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

cast

A

alle acteurs

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

cameo

A

Een piepkleine rol gespeeld door een bekende acteur om de film te promoten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

regisseur

A

Opnameleider, organiseert alles achter de schermen, geeft aanwijzingen over de manier waarop er gespeeld moet worden, de locaties, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

figurant

A

een acteur die slechts op de achtergrond voorkomt, zonder tekst, anoniem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

crew

A

de hele ploeg medewerkers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

script supervisor

A

Is verantwoordelijk voor de continuïteit van de acties binnen de film en voor het registreren van de dagelijkse vooruitgang van de filmopnamen in het draaiboek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

editor

A

Bekijkt en beoordeelt alle opgenomen beelden, monteert de beelden en zorgt ervoor dat ze een scène zorgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

scenarist

A

Schijft de dialogen, de tekst van de film

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

wanneer schrijf je dan

A
  • als he een verschil uitdruk met een vergrotende trap
  • met anders of met ander(e/en)
  • als je na niemand, niets, geen nooit… het woordje anders erbij kunt denken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

toen

A

verwijst naar een eenmalige gebeurtenis op een bepaalde periode in het verleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
als verwijst naar...
een gebeurtenis die zich meermaals voordeed in het verleden voor als kunnen we TELKENS toevoegen
26
wanneer =
een synoniem van als, behoort tot de schrijftaal
27
wanneer gebruik je HEN
- na een voorzetsel - als lijdend voorwerp
28
wanneer gebruik je hun
als meerwerkend voorwerp zonder voorzetsel
29
wanneer schrijf je Velen, beiden, sommigen, anderen, enkelen
als ze betrekking hebben op personen en zelfstandig gebruikt worden
30
wanneer gebruik je vele, andere, sommige, enkele, beide
als ze betrekking hebben op personen die al eerder in dezelfde zin werden genoemd
31
verschil tussen U en uw
U = persoonlijk Uw = bezittelijk
32
33
wat is een feit
= controleerbaar/ meetbaar steeds waar of onwaar, je kunt er niet over discussiëren
34
wat is een mening
een persoonlijk standpunt waarmee je het wel of niet eens kunt zijn
35
de verschillende soorten argumenten (7)
1) een feit 2) een oorzaak-gevolgrelatie 3) een voor- of nadeel 4) deskundigheid/ autoriteit 5) voorbeelden die dienen als bewijs 6) een vergelijking 7) een kenmerk of eigenschap
36
leg een feitelijk argument uit
je gebruikt een feitelijk objectief argument: bv. ik zet mijn vuilniszak altijd de dag van ophaling op straat, want anders krijg ik een GAS-boete.
37
leg het argument op basis van autoriteit/deskundigheid
je beroept je op een autoriteit, deskundige, wetenschappelijk onderzoek bv. de leesvaardigheid van de Vlaamse leerlingen gaat erop achteruit. Dat blijkt uit het PISA-onderzoek
38
leg argument op basis van kenmerk/ eigenschap uit
je noemt een bepaalde eigenschap van wat je in je standpunt beweert. de nieuwe schepen van Cultuur zal zijn job zeer goed doen. Hij heeft zich al jaren zeer actief voor het culturele leven ingezet.
39
leg argument uit op basis van een voorbeeld
je versterkt je standpunt met een voorbeeld Manchaster United zit in een dip, want ze slagen er al 3 jaar na elkaar niet meer in zich voor de Champions League te plaatsen.
40
argument op basis van een vergelijking
je vergelijkt zaken die goed te vergelijken zijn, het kan om gelijkenissen of om verschillen gaan. de snelheidsberpking op de autosnelwegen kan gerust opgetrokken zijn. In Duitsland is er geen snelheidsbeperking en er zijn procentueel minder dodelijke gevallen
41
argument op basis van voor- en nadelen
je wijst op het voor- of nadeel van je positieve/negatieve standpunt het wordt hoog tijd dat er verkeersdrempels in onze straat komen. Dan kunnen onze kinderen weer buiten spelen
42
argument op basis van een oorzaak-gevolgrelatie
je geef een reden/oorzaak ter ondersteuning van je standpunt De film CLOSE werd wereldwijd succes, mede door het feit dat hij op diverse internationale filmfestivals in de prijzen viel
43
wat is een standpunt
= een bewering/ uitspraak over een bepaald onderwerp. Wanneer je een discussie of debat wil voeren, dan vormt een standpunt het vertrekpunt.
44
eigenschappen van een standpunt (6)
- duidelijk - bondig - positief geformuleerd - je geeft je mening - subjectief (- bevat geen argumenten)
45
wat volgt er na want
een argument
46
wat volgt er na dus
een standpunt
47
wat is een verzwegen argument
de als-dan verbinding wordt niet rechtstreeks genoemd in de argumentatie. je moet het argument erbij denken
48
wat zijn tegenargumenten
argumenten tegen een standpunt
49
wat is weerleggen
als je de tegenargumenten ontkracht
50
waarom gebruiken mensen opzettelijk drogredenen
Om iemand op het verkeerde been te zetten, te misleiden of te manipuleren
51
waarom is het belangrijk om drogredenen te herkennen
om jezelf te beschermen, en je niet te laten manipuleren. je bent in staat om zijn argumenten te doorprikken, en zeggen dat ze fout zijn
52
synoniem drogreden
sofismen
53
noem de verschillende mogelijke drogredenen (17)
1) onjuist gebruik van feiten 2) onterecht beroep op autoriteit 3) onjuist gebruik van kenmerk/eigenschap 4) onjuist gebruik van een voorbeeld 5) onjuist gebruik van vergelijking 6) onjuist gebruik voor- of nadeel 7) onjuist gebruik van oorzaak-gevolg relatie 8) onjuist beroep op traditie 9) persoonlijke aanval 10) stok achter de deur 11) ontduiken van de bewijslast 12) verschuiven van bewijslast 13) vertekenen van het standpunt 14) bespelen van het publiek 15) jij-ook-argument 16) cirkelredenering 17) vals dilemma
54
onjuist gebruik van feiten: uitleg + voorbeeld
je gebruikt een fout feitelijk argument Korchnoi is de sterkste schaker ooit, want hij is 3x wereldkampioen geweest
55
onterecht beroep op autoriteit: uitleg + voorbeeld
autoriteit is niet deskundig de opwarming van de aarde is een verzinsel. Donals Trump zegt dat ook
56
onjuist beroep op kenmerk/eigenschap: uitleg + voorbeeld
eigenschap is niet of onvoldoende relevant Julia maakt prachtige foto's, want ze zijn altijd haarscherp
57
onjuist gebruik van een voorbeeld: uitleg + voorbeeld
foute veralgemening op grond van te weinig voorbeelden Mannen kunnen niet goed koken, want mijn schoonbroer kan niet een spaghetti maken.
58
onjuist gebruik van een vergelijking: uitleg + voorbeeld
je vergelijkt appels met peren de studie van de oudheid kan beter worden afgeschaft. Oude schoenen gooi je toch ook weg.
59
onjuist gebruik van voor- of nadeel: uitleg + voorbeeld
je overdrijft het voor-of nadeel om gelijk te halen. Dit oude huis heeft karakter, charme, traditie en een briljante lichtinval. Koop het dus maar! (wellicht is het onvoldoende geïsoleerd, voldoen de elektrische leidingen niet meer ...)
60
onjuist gebruik van de oorzaak-gevolgrelatie: uitleg + voorbeeld
verband tussen oorzaak- gevolg is niet duidelijk: bv. ik fietste onder een ladder door en een paar minuten later kwam ik zwaar ten val. of oorzaak en gevolg kan verward worden: bv. Hoe meer politie op straat, hoe meer criminaliteit.
61
onjuist beroep op traditie: uitleg + vb
je beweert dat iets zo moet omdat het traditioneel zo was, zonder af te wegen of er nu betere alternatieven zijn. Waarom moet ik nu onze afspraken per sms vastleggen? Vroeger stuurde ik jou een brief en dat ging toch ook!
62
persoonlijke aanval: uitleg + VB
je valt de andere persoonlijk aan, zonder inhoudelijk argument te geven. Jij weet beslist niets af van gezond eten. Daar ben je veel te dik voor.
63
stok achter de deur: uitleg + voorbeeld
je moet je bord leeg eten; anders krijg je straks geen ijsje
64
het ontduiken van de bewijslast
je doet alsof je standpunt vanzelfsprekend is en niet ter discussie staat. Zo voorkom je afwijkende meningen. verstandige mensen zoals jij zullen het direct met me eens zijn.
65
het verschuiven van bewijslast: uitleg + voorbeeld
je geeft een mening, maar geen argument. wie het er niet mee eens is, moet zelf met argumenten komen. Ik vind dat we meer geld moeten schenken aan liefdadigheidsacties. Geef me één goede reden waarom we dat niet zouden doen.
66
vertekenen van het standpunt
je verdraait het argument van de ander. Je legt de ander woorden in de mond die niet gezegd zijn. A: Ik vind dat de doodstraf in bepaalde gevallen moet kunnen. B: Dus jij vindt dat elke misdadiger de doodstraf moet krijgen
67
ander woord voor het vertekenen van het standpunt
drogreden van de stroman
68
bespelen van het publiek: uitleg + vb
je geeft geen rationele argumenten, maar probeert op het gevoel te spelen. je gaat die vrouw die haar huur niet betaalt, toch niet op straat zetten! Ze heeft al zoveel verdriet om de dood van haar hondje.
69
jij-ook argument: uitleg + VB
wee personen of gevallen worden tegenover elkaar gezet en er wordt gedaan alsof ze beide hetzelfde zijn. Wat in de meeste gevallen niet waar is. Als Tessa een contract krijgt bij Man City, dan moet haar onafscheidelijke zus ook een contract krijgen
70
cirkelredenering
argument en standpunt zijn het zelfde, maar dan anders geformuleerd. dit gedicht is zeer complex, want het is heel ingewikkeld
71
vals dilemma
je zegt dat er maar uit 2 dingen gekozen kan worden, terwijl er een 3de keuze mogelijk is. als je niet voor de N-VA bent, dan ben je tegen de N-VA.
72
wat is een dilemma
je staat voor een moeilijke keuze tussen 2 mogelijkheden die elkaar uitsluiten. iedere keuze die je kunt maken heeft voor- en nadelen.
73
Wat is een syllogisme
een vorm van redeneren dat uit 3 onderdelen bestaat
74
uit welke delen bestaat een syllogisme
1) Majorpremisse: algemene uitspraak 2) minorpremisse: specifieke uitspraak 3) conclusie
75
wat is deductief redeneren
van algemene naar specifiek
76
geldigheid
zegt iets over het verband tussen 2 permissen: klopt dit verband niet?
77
waarheid
zegt iets over de waarheid van de premissen: zijn deze uitspraken waar of niet waar
78
correlatie
er is een statistische verband tussen veriabelen
79
causaliteit
een verandering in de ene variable, veroorzaakt een verandering in de andere variable
80
ilm waarin het landelijke leven tussen 1850 en 1900 in het westelijke deel van de Verenigde Staten verheerlijkt word
western
81
film waarbij de beweging gesuggereerd wordt door de snelle opeenvolging van veranderende beelden, tekenfilm, figurenfilm of computerbeelden
animatiefilm
82
een nieuwe versie van een bestaande film
remake
83
een vorm tussen fictie en non-fictie waarbij feitelijke, documentaire gegevens worden gedramatiseerd
docudrama
84
een film over het leven van een bekende persoon
biopic
85
niet-commerciële film die naar een kleine groep erg betrokken fans aantrekt
cultfilm
86
een erg triestige film, waarbij de meeste mensen moeten huilen
tearjerker
87
een erg succesvolle film, met hoge kassaopbrengsten
kaskraker
88
een duistere film met cynische, immorele personages in een dreigende omgeving
film noir
89
een komedie waarin lichamelijke acties gebruikt worden als visuele humor, zoals valpartijen of grappige gezichten trekken
slapstick
90
een gruwelijke en griezelige film
horrorfilm
91
een film waarvan de plot bestaat uit avonturen van personages die voortdurend onderweg zijn
roadmovie