Thema 2. Veroudering vanuit een levensloopperspectief. Deel 2 Flashcards

1
Q

Disability paradox,
well-being paradox,
response shift

A

Drie benamingen die hetzelfde vertellen. Mensen passen zich vaak aan hun veranderende situatie aan. Dit betekent dat men het eigen oordeel over wanneer het leven nog de moeite waard is, aanpassen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Twee typen
definities van
kwaliteit van leven

A

• Kwaliteit van leven met sociale indicatoren. Kenmerken die gerelateerd zijn aan de sociale en maatschappelijke situatie van mensen. Bijvoorbeeld opleiding,
inkomen en gezinssamenstelling. Hoge scores op sociale indicatoren gaan samen met hoge mate van kwaliteit van leven.
• Kwaliteit van leven met psychologische indicatoren. De persoonlijke levenssituatie van mensen. Het gaat om het meten van de perceptie van levenservaringen. Kwaliteit van leven is subjectief welbevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Definitie van gezondheid volgens de WHO

A

Gezondheid is een toestand van volledig lichamelijk, geestelijke en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijke gebreken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Definitie kwaliteit van leven volgens de WHO

A

De perceptie van individuen van hun positie in het leven, in de context van de cultuur en het waardesysteem waarin zij leven, en in relatie tot hun doelen, verwachtingen, standaarden en belangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Definitie van gezondheid volgens Huber (positieve psychologie)

A

Gezondheid is het vermogen van mensen zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Twee stromingen van psychologisch welbevinden.

A

De meeste wetenschappers hanteren het psychologisch welbevinden als belangrijkste
maat voor de kwaliteit van leven. Hierbij worden twee stromingen onderscheiden.
• Hedonic well-being: De subjectieve ervaring van het leven als geheel en van belangrijke levensdomeinen. De aspecten die gemeten worden zijn: positief en
negatief affect, tevredenheid over het leven, tevredenheid over de verschillende levensdomein en geluk.
• Eudaimonic well-being: Psychologisch welbevinden als gevolg van een levenslang proces van zelfontplooiing en verwerkelijking. Dit wordt meestal gemeten in het model van psychologisch functioneren van Ryff. (Zelfacceptatie, autonomie, omgevingsbeheersing, positieve relaties, persoonlijke groei, doelgerichtheid)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Domeinen van kwaliteit van leven

A

o.a. Attachment, rol, enjoyment, veiligheid, controle, sociaal leven, activiteiten, gezondheid, de woon- en leefomgeving, zichzelf zijn, financiële zekerheid, zorgomgeving, persoonlijke identiteit, verbondenheid.

Er zijn dus allerlei dimensies van kwaliteit van leven. Maar het verschilt welke relevant zijn in een bepaalde situatie. Door alleen specifieke dimensies te gebruiken,
worden andere mogelijke belangrijke dimensies genegeerd en daarmee ook de algemene kwaliteit van leven. Ook kan, door te veel naar specifieke dimensies te kijken, de fundamentele dimensies vergeten worden. Er zal altijd gekeken moeten worden naar verschillen in fysieke, sociale en psychologische omstandigheden. Vaak is onduidelijk hoe ze met elkaar samenhangen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

zelfmanagement van welbevindentheorie

A

Het gaat ervan uit dat de belangrijkste domeinen van kwaliteit van leven (welbevinden) afgeleid kunnen worden van de basale behoefte van mensen. De
meest basale behoefte van de mens is de
behoefte aan algeheel psychologisch
welbevinden (kwaliteit van leven). Deze
behoefte wordt vervuld als twee andere
algemene behoeften zijn vervuld, fysiek en sociaal
welbevinden. Fysiek welbevinden wordt
vervuld door comfort (vervulling van eten, drinken beschutting) en stimulatie (lichamelijke en geestelijke
activering). Sociaal welbevinden wordt vervuld door affectie, gedragsbevestiging en status. Deze vijf basisbehoeften kunnen als belangrijkste domeinen van kwaliteit van leven worden beschouwd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zelfmanagementvaardigheden

A

De zelfmanagementvaardigheden zijn de vaardigheden die mensen nodig hebben om deze domeinen van kwaliteit van leven te verwerven, te behouden en zich aan te kunnen passen aan veranderingen en verliezen.
• Vermogen om initiatief te nemen.
• Het geloof in eigen kunnen (self-efficacy)
• Vermogen om te investeren.
• Vermogen tot een positief perspectief op de toekomst.
• Vermogen om voor multifunctionaliteit te zorgen.
• De vaardigheid om voor variëteit te zorgen.
Zelfmanagementvaardigheden kunnen worden beïnvloed. Er zijn dus interventies mogelijk om de vaardigheden te laten groeien en daarmee het welbevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Persoonsgerichte benadering van Kitwood

A

Achteruitgang bij dementie is het directe gevolg van hoe de sociale en omgevingssituatie wordt ervaren door de oudere. Dit betekent dat de zorg een
belangrijke rol heeft in het optimaliseren van het welbevinden van ouderen met dementie. Kitwood omschreef vijf centrale behoeften van deze ouderen.
• Attachment (gehechtheid).
• Inclusion (erbij horen)
• Identity (identiteit en zelfwaardering)
• Comfort (troost, bemoediging)
• Occupation (ergens bij betrokken zijn, iets omhanden hebben)
Dit heeft een grote overlap met de basisbehoeften van de zelfmanagement theorie.
Een belangrijke toevoeging is echter dat bij de benadering van Kitwood Personhood
heel belangrijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Personhood

A

Respect en status verlenen aan mensen ongeacht hun beperkingen. De zorg moet afgestemd worden op het individu en niet op de beperking. Zorg die personhood
ondersteunt heeft vier kernonderdelen.
• Waarde toekennen aan de persoon met dementie.
• Een individuele benadering die de uniciteit van het individu erkent.
• Proberen de wereld te begrijpen vanuit het perspectief van de oudere.
• Een ondersteunende sociale omgeving bieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Meetinstrumenten kwaliteit van leven.

A

Er zijn verschillende meetinstrumenten die de kwaliteit van leven kunnen meten. Vaak bevatten deze meetinstrumenten verschillende domeinen maar soms ook specifieke. Bij gebruik van meetinstrumenten is vaak een korte afnameduur heel belangrijk omdat het voor ouderen niet prettig is om lange testen af te nemen. De vraag heerst wie de test kan afnemen, kwaliteit van leven wordt vanuit psychologische indicatie beoordeelt door de persoon zelf maar ouderen met cognitieve achteruitgang zullen wellicht niet meer in staat zijn de test te snappen en te maken. Soms kan de directe omgeving deze vragen dan beantwoorden maar dit geeft niet een feitelijk beeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Voorbeelden van meetinstrumenten voor kwaliteit van leven

A

• Euro quality of Life (EQ5D) Het meest gebruikte instrument voor gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij ouderen.
• Short Form 36 items Health Survey (SF-36) Het meest gebruikte instrument voor gezondheidsgerelateerde kwaliteit van leven bij ouderen.
• Ferrans and Poewrs Quality of Life Index (QLI) Het meest gebruikte en gevalideerde welbevinden instrument.
• Kwaliteit-van-leveninsturemen van de WHO (WHOQOL-OLD en WHOQOL-Bref) Het meest gebruikte en gevalideerde welbevinden instrument.
Van deze instrumenten is geen proxyversie beschikbaar (dat omgeving invult)
• Social Production Function Instrument for the level of well-being: gebaseerd op het zelfmanagement van welbevindentheorie
• Self-management Ability Scale (meet de zelfmanagementvaardigheden)
• Social Well-Being of Nursing home Residents (SWON). Voor zeer kwetsbare ouderen, ook met dementie. Een observatie-instrument voor het meten van de drie dimensies van sociaal welbevinden (affectie, gedragsbevestiging en status).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voorbeelden van meetinstrumenten voor mensen met dementie

A

Zelfrapportage-instrumenten:
• Quality of Life in Alzheimer’s Disease (QOL-AD). Het meet twaalf domeinen. Deze zijn gebaseerd op een overzichtsonderzoek naar het meten van kwaliteit van
leven bij ouderen met dementie of andere ziekten.
• Dementia Quality of Life Scale (D-QoL). Voor aanvang wordt een vraag gesteld om te bepalen of de cognitieve vaardigheden afdoende zijn om de vragen over verschillende domeinen te beantwoorden.
Observatie-instrumenten.
• Dementia Care Mapping Method. Intensieve observatie leidt tot een score op de domeinen welbevinden, sociale terugtrekken en activiteiten. Dit is gebaseerd op de benadering van Kitwood.
• Quality of Life in Dementia. Verschillende domeinen worden door verzorgen ingevuld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Rouw

A

Het geheel van reacties dat optreedt na een verlies van een persoon met wie een betekenisvolle relatie bestond. Rouw is dus de prijs die men betaalt voor een band die men met de ander is aangegaan. Deze band hoeft niet positief te zijn, wel van betekenis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Rouwreacties

A

Rouwreacties zijn niet universeel. Er zijn vele reacties mogelijk, verdriet, boosheid, shock maar ook opluchting en dankbaarheid.

17
Q

Fasenmodel van Kübler-Ross

A

Dit model was oorspronkelijk bedoeld voor het rouwproces van de stervende zelf maar is vervolgens ontwikkelt als rouwproces voor de achterblijver. Echter is er steeds meer kritiek gekomen omdat een rouwproces geen vaststaand schema blijkt
te zijn die doorlopen wordt. Emoties en reacties komen en gaan, er kan eerder sprake zijn van een begin, midden en eind.

18
Q

Rouwarbeidshypothese

A

In de westerse cultuur is de opvatting momenteel dominant dat rouw doorwerkt moet worden. Freud sprak hier als eerste over die de term Trauerarbeit aanhield. De rouwende moet zichzelf confronteren met de realiteit van het overlijden, de emoties doorleven en uiten. Hierdoor kan de nabestaande loskomen van de overledenen en daardoor nieuwe relaties aangaan. Rouwarbeid is dus ook: de banden met de overledene doorsnijden, pas dan kan je nieuwe banden aangaan. Deze opvatting is
echter onjuist, kenmerkend voor adequate rouw is dat de band met de overledene blijft bestaan al zal deze van karakter veranderen.

19
Q

Goede verliesverwerking

A

Goede verliesverwerking houdt niet in dat er nooit meer emoties over het overlijden zijn, maar dat het leven niet meer dag in, dag uit in het teken staat van het gemis.

20
Q

Sociale omgeving en rouw

A

Vaak vindt de omgeving het moeilijk om een ander te ondersteunen in zijn rouw. Het wordt daarmee namelijk geconfronteerd met de eigen pijn en negatieve gevoelens. Of men kan het idee hebben niet voldoende tot steun te zijn. Het komt daardoor
geregeld voor dat mensen zich terugtrekken i.p.v. juist de steun te bieden die zo helpend kan zijn om verlies te verwerken. Dit komt door een gebrek aan vaardigheid en heeft niet altijd te maken met en gebrek aan compassie.

21
Q

Rouw en multiculturaliteit

A

Iedere cultuur gaat anders om met rouw en rouwrituelen. Ook de emoties kunnen verschillen. Dit heeft ook te maken met hoe naar de dood wordt gekeken, gaat de overledene naar de hemel of is het overlijden een straf voor een slechte daad? Uitvaarrituelen verschillen ook. Bij allochtone uitvaart wordt vaak gezien dat de ceremonie rijker uitgewerkt is qua symboliek, dat het een langer traject is en dat
rouw een specifieke slotfase kent.

22
Q

Dominante visie op rouw

A

• In de eerste fase is de nabestaande verdoof en verlamd. Er heerst ongeloof.
• Gevoelens nemen de overhand.
• Reacties als somberheid, depressie, protest of kwaadheid treden op. Doordat de
nabestaande tot zich laat doordringen dat de persoon dood is ‘verwerkt’ de
persoon het verlies. De intensiteit van de gevoelens wordt langzaam minder.
• Ongeveer na een jaar wordt het dagelijks leven hernomen en gaat de
nabestaande nieuwe banden aan.
Deze beschrijving geldt voor één groep rouwenden maar niet voor iedereen.

23
Q

Rouwsluiers

A

Sluiers die het zicht op wat rouw is hebben vertroebeld. Er is niet één manier van verliesverwerking die we als normale verwerking kunnen gebruiken.

24
Q

Chronische rouw

A

Wordt ook wel voortdurende rouw genoemd. Er is sprake van langdurig onwelbevinden. Langer dan binnen de dominantie visie kan worden verwacht.
Chronische rouw kan worden gezien als pathologische rouw maar ook als normale.

25
Q

Uitgestelde rouw

A

Ook een vorm wat gezien werd als pathologische rouw. Dit is een reactie waarbij er geen of nauwelijks rouwreacties te zien zijn. Niet kort na het overlijden maar ook niet langer daarna. Het werd gezien als een voortdurende ontkenningsreactie. Echter wordt tegenwoordig ook gezien dat ook later geen of nauwelijks problemen in de
rouw worden gezien.

26
Q

Rouwtakenmodel van Worden

A

Dit model gaat niet uit van reacties of van rouwfasen maar het onderscheidt vier taken waar de rouwende na het verlies voor staat. Deze taken hoeven niet
opeenvolgende te worden volbracht.
1. De realiteit van het verlies aanvaarden.
2. De pijn en het verdriet doorleven.
3. Zich aanpassen aan een wereld waarin de overledene niet fysiek aanwezig is.
4. Een blijvende verbinding met de overledene vinden terwijl men het nieuwe leven
oppakt.

27
Q

Veerkracht en rouw

A

Veerkracht is kenmerkend voor de manier waarop de meeste mensen omgaan met ingrijpende gebeurtenissen. Mensen kunnen verlies van zingeving ervaren door verlies van bepaalde rollen (bv. een baan of partner van). Veerkrachtiger mensen ervaren meer welbevinden ondanks verminderde fysieke of psychische vaardigheden

28
Q

Anticipatoir rouw

A

Ook wel voor-rouw genoemd. Wanneer het overlijden verwacht wordt kan een deel van het rouwproces al doorlopen zijn. Echter blijkt uit onderzoek niet een duidelijk beeld van het rouwproces (duur en intensiteit) bij verwachte of onverwachte overlijden.

29
Q

Forgotten grievers

A

Een term dat aantoont dat grootouders bij het overlijden van een kleinkind vaak niet de aandacht krijgen die zij verdienen. Vaak gaat de aandacht uit naar de ouders.

30
Q

Gecompliceerde rouw

A

Mensen kunnen problematische rouwreacties ontwikkelen die verschillen van depressie en angst. Deze symptomen hangen samen met ernstige
gezondheidsproblemen en sociale beperkingen en gaan niet vanzelf over.
Voorbeelden van deze reacties zijn.
• Intens verlangen naar de overledene
• Preoccupaties (het steeds maar aan iets of iemand denken).
• Onvermogen om het verlies volledig te accepteren.
In de jaren 90 werden deze en andere reacties geformuleerd in classificatiecriteria
voor een rouwstoornis, wat toen gecompliceerde rouw werd genoemd.