Thema 3. Veroudering vanuit een gezondheidspsychologisch perspectief. Deel 1 Flashcards

1
Q

Biogerontologie

A

Richt zich op het verouderingsproces als de natuurlijke vermindering van de lichamelijke functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geriatrie

A

Houdt zich vooral bezig met ziekten en aandoeningen bij oudere patiënten. De pathologische uitingsvormen van biologische veroudering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Disposable somatheorie

A

De wegwerplichaamtheorie. Deze theorie geeft antwoord op de vraag hoe oud een mens kan worden. Eén deel van het menselijk lichaam veroudert niet, dat zijn de kiembaancellen, oftewel de geslachtscellen die door bevruchting voortgezet worden in een nieuwe generatie. Wanneer je hebt gezorgd voor deze nieuwe generatie dan heb je je evolutionaire doel bereikt. Soorten die korter leven krijgen ook eerder nakomelingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Biologische veroudering

A

Definitie: Een proces gekenmerkt door een toenemende kans op overlijden naarmate de kalenderleeftijd stijgt. Biologische veroudering is het resultaat van.
• Enerzijds beschadigende factoren.
• Anderzijds een falen van herstelmechanismen voor het minimaliseren van het beschadigende effect van die factoren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voorbeelden van beschadigende factoren.

A

Vrije radicalen die beschadigingen veroorzaken in DNA, RNA en eiwitten en UV licht die DNA-beschadigingen veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voorbeelden van herstelmechanismen.

A

Antioxidanten die vrije radicalen onschadelijk maken. Enzymsystemen die beschadigingen herkennen en herstellen en apoptose; een selectieve celdood van niet-perfecte of beschadigde cellen in combi met
aanmaak van nieuwe cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Homeostase

A

Evenwicht tussen schade, die continue ontstaat, en herstel dat ook continu plaatsvindt. Met het ouder worden ontstaan er haperingen in de homeostase. Herstelmechanismen gaan falen wat leidt tot
verouderingsverschijnselen van cellen, weefsels en organen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Normale versus pathologische verouderingsprocessen

A

Onderscheid aanbrengen tussen normaal of pathologische verouderingsprocessen geschiedt redelijk willekeurig gebaseerd op de gevolgen voor functioneren. Zijn deze gevolgen binnen de bandbreedte van wat wij als normaal voor de leeftijd
beschouwen dan hebben we het over normale verouderingsprocessen. Vallen de gevolgen daarbuiten dan hebben we het over pathologische verouderingsprocessen. Biologisch gezien is alle veroudering pathologisch doordat er sprake is van schade.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Cascade breakdown

A

En kettingreactie die kan optreden bij ouderen. Veroudering en aandoeningen van diverse orgaanstelsels en zintuigen treden simultaan op. Stoornissen in één orgaansysteem kunnen leiden tot stoornissen in een ander.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gevolgen van biologische verouderingsprocessen.

A

Biologische verouderingsprocessen leiden via beschadiging van cellen, weefsel en organen tot functieverlies van organen en zintuigen. Er is enerzijds sprake van een kwantitatieve vermindering van het functioneren (vermindering van capaciteit of vermogen) en anderzijds een kwalitatief verlies
(vermindering van adaptatievermogen en flexibiliteit). Veranderingen in functioneren verschillen per individu door biologische en genetische factoren, maar ook door ‘gebruik’. Use it or loose is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Biologische veranderingen in de longen

A

• Het maximale vermogen van de longen om zuurstof op te nemen neemt af met de leeftijd. Ook dit hangt af van het gebruikt.
• Gevolg: verminderen van maximale
inspanningsvermogen en daardoor beperking van zelfredzaamheid. Angst speelt ook mee.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Biologische veranderingen van het hart

A
  • De pompfunctie (capaciteit) van het hart vermindert bij het ouder worden.
  • Hierdoor neem het maximale inspanningsvermogen af. → Fysieke prestatie neemt af. De mate hiervan is afhankelijk van het gebruik.
  • Adaptatievermogen neemt af. Het vermogen snel te reageren op veranderingen. Dit kan leiden tot duizeligheid en vallen.
  • Coronaire hartziekten (vernauwing van de aders), hartkleplijden, ritmestoornissen en hartfalen zijn de belangrijkste hartaandoeningen.
  • Gevolg: pijn op de borst, kortademigheid, verminderde inspanningstolerantie. De zelfredzaamheid en mogelijkheden tot ontspanning worden hierdoor beperkt. Coronaire hartziekten kunnen leiden tot hartinfarct. Ook depressie, delier en angst zijn geassocieerd met coronaire ziekten. Medicijnen hebben bijwerkingen.
  • Vaak komen deze hartaandoeningen tegelijk voor en zijn er causale relaties tussen de aandoeningen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Biologische veranderingen van de nieren.

A

• De gemiddelde bloeddoorstroming van de nieren neemt af met de leeftijd.
• Gevolg: afvalstoffen en medicijnen die door de nieren uitgescheiden worden, worden minder efficiënt
verwerkt. Vaak is er verhoging van dosering nodig wat meer risico geeft op bijwerkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Biologische veranderingen van de blaas.

A
  • Door slapte van de bekkenbodemspier door verzakking of oestrogeentekort, instabiliteit van de blaas, een vergrote prostaat of door onvermogen om het toilet te bereiken kan incontinentie ontstaan.
  • Gevolg: schaamte, sociale contacten vermijden, intimiteit ontlopen, eenzaamheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Biologische veranderingen van de zintuigen

A
  • De gezichtsscherpte neemt af door een stijvere lens en doordat minder licht het netvlies bereikt en het aantal zintuigcellen van het oog afneemt. Zelfredzaamheid, sociaal contact en hobby’s kunnen hier ernstig onder leiden waardoor depressie een gevolg kan zijn.
  • Hogere geluidsfrequenties kunnen minder goed waargenomen worden op hogere leeftijd. Dit is presbyacusie, ouderdomsslechthorendheid. Sociale isolatie, gemis sociale contacten en achterdocht kunnen gevolg zijn.
  • Reuk- en smaakvermogen wordt minder bij het ouder worden. Eetlust en voedselinname kunnen verminderen. Slechte mondhygiëne, verminderde speekselproductie en medicijnen een kunnen een rol spelen bij het smaakverlies.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Biologische veranderingen van de hersenen.

A
  • Bij het stijgen van de leeftijd wordt er atrofie waargenomen, een te kort aan voedingsstoffen voor de hersenen.
  • Het metabolisme (stofwisseling) en omzetting van neurotransmitters neemt af.
  • Beide verklaart mogelijk de psychische veranderingen die bij ouderen wordt gezien: tempoverlaging en vermindering van geheugen.
  • Voorbeelden van hersenaandoeningen zijn: beroerte, dementie, Parkinson.
17
Q

Biologische veranderingen van de mond, maag, darmen.

A
  • Mond: 40% van de 65+-ers is tandeloos maar dit zal dalen door verbeterde tandheelkundige zorg. Pijn aan het gebit kan zorgen voor moeite met kauwen, spreken, zingen, kussen en lachen.
  • Maag: Maagzweren worden vaak gezien, gevolg: verminderde eetlust en misselijkheid. Met medicatie te verhelpen.
  • Darmen: Obstipatie is een grote klacht door verminderde activiteit, vezelarm voedsel en verminderde vochtinname.
18
Q

Biologische veranderingen van het bewegingsapparaat.

A

• Gewrichtsklachten, bijvoorbeeld artrose. Doel van behandeling is vermindering van pijn en behoud van functioneren.
• Meer fracturen door combinatie van botontkalking en verhoogde valfrequentie. Na een heupfractuur is de mortaliteit binnen een jaar hoog en treden er vaak
meerdere infecties op.

19
Q

biologische veranderingen en infecties.

A

De verdediging van het lichaam tegen micro-organismen wordt met de leeftijd minder waardoor infecties meer kans krijgen. Vooral urineweginfecties en luchtweginfecties komen vaak voor bij ouderen. Voor beide geldt dat de klassieke symptomen kunnen ontbreken en verwardheid en sufheid de enige symptomen kunnen zijn. Beide kan behandeld worden met antibiotica.

20
Q

Biologische veranderingen en endocrinologische aandoeningen

A

Endocrinologische aandoeningen zijn hormoonafwijkingen en stofwisselingsziekten. De meest voorkomende voor ouderen zijn diabetes (type2) en schildklierafwijkingen. Diabetes kan een groot risico zijn voor verschillende complicaties.
• Nefropathie: aantasting van de nierfunctie
• Neuropathie: Aantasting van de zenuwgeleiding.
• Retinopathie: aantasting van de netvliesfunctie.
• Angiopathie: vernauwing van de bloedvaten.
Een te snelle schildklierwerking zorg vaak voor cardiale klachten en psychiatrische symptomen. Medicatie kan helpen. Een te trage schildklier kan klachten geven die ook lijken op depressie of dementie.

21
Q

Psychofarmaca

A
Veelvoorkomende psychofarmaca zijn;
• Anxiolytica (angst dempende middelen)
• Hypnotica (slaapmiddelen)
• Antidepressiva
• Neuroleptica (middelen tegen hallucinaties en wanen, wordt ook vaak bij gedragsproblemen voorgeschreven zoals agressie en agitatie) Ouderen zijn gevoeliger voor bijwerkingen.
22
Q

Levensverwachting

A

De levensverwachting in 2030 staat voor mannen op 82 jaar en voor vrouwen op 85. De verwachting is dat in 2040 26% van de bevolking 65+ is en daarmee ook een groter aantal personen met chronische
aandoeningen of beperking.

23
Q

Gezonde veroudering

A

Gezonde veroudering is niet statisch maar is een proces. Gezonde veroudering draait niet alleen om behoud van lichamelijke en geestelijke gezondheid maar vooral om een proces waardoor ouderen een zelfstandig leven van goede kwaliteit kunnen leiden en
aan de samenleving kunnen blijven deelnemen.

24
Q

illness-wellness-continuum

A

Het Illness-Wellness continuüm stelt dat welzijn of gezondheid niet alleen afhankelijk is van aan- of afwezigheid van ziekte, ook van mentale en emotionele gezondheid. Het neutrale punt is het punt waar geen zichtbare symptomen van ziekte zijn. Hoe meer naar rechts je schuift hoe meer je een optimale staat van emotionele en mentale gezondheid bereikt. Je kan verder naar rechts schuiven door de fasen van bewustzijn (awareness), leren, en groei te passeren. Dit betekent niet dat je geen perioden van ziekte kunt hebben. Wanneer je naar de linkerzijde schuift wordt dit gekenmerkt door signalen van aandoening (signs), symptomen van ziekte en daarna beperkingen. De kant van het continuüm waar iemand naartoe kijkt is
belangrijker dan de plaats waar iemand feitelijk staat.

25
Q

Treatment paradigm

A

Kan iemand die helemaal aan de linkerzijde van het continuüm staat, terugbrengen naar het neutrale punt door de symptomen van ziekte te verminderen.

26
Q

Wellness paradigm

A

Deze kan worden ingezet op elk punt van het
continuüm, het helpt om te verplaatsen naar een beter welzijn. Het gaat om een samenspel tussen fysieke, mentale en emotionele gezondheid. Het perspectief dat iemand inneemt, kan iemands welzijn beïnvloeden. Een psycholoog kan iemands wellness paradigm helpen beïnvloeden. Het is echter niet bedoeld om de treatment paradigm te vervangen.

27
Q

Holistische definitie

A

Het illness-wellness continuum veranderd onze blik op gezondheid van een medisch en klachtgerichte blik naar een meer holistische definitief van gezondheid met ruimte voor fysiek, psychisch en sociaal welbevinden met als doel het vergroten van het welzijn. Het accent verschuift van bestrijding van ziekte naar behoud van gezondheid en eigen kracht door aanpassing van leefstijl en preventie.

28
Q

Functiebeperking

A

Een tekort in één of meerdere functies. Belangrijke indicatoren zijn.
• Beperkingen in het uitvoeren van algemene dagelijkse verrichtingen.
• Beperkingen in het cognitief en emotioneel functioneren.
• Langdurige beperkingen in mobiliteit, stabiliteit, zien, horen en incontinentie.

29
Q

Gezondheid en de ZDT

A

Mensen hebben een behoefte aan verbondenheid, competentie en autonomie. Ziek zijn betekent een vermindering van dit alles. De autonomie wordt aangetast doordat er een verlies aan controle en eigen regie is, de competentie door functiebeperking en de verbondenheid doordat mensen minder mee kunnen doen met activiteiten.

30
Q

Aanpassingsproces aan een chronische ziekte.

A
  1. Streven naar herstel en minimaliseren van de gevolgen. Dit start met de confrontatie met de ziekte waarna een copingstrategie zal worden ingezet. Wanneer deze fase te lang duurt terwijl herstel er niet inzit kan er sprake zijn van vermijding wat veel energie kost en alleen frustratie oplevert.
  2. Groeiend besef en acceptatie van de gevolgen. Dit start als volledig herstel niet mogelijk blijkt. Niet alleen de fysieke gevolgen maar ook de psychosociale en
    emotionele gevolgen moeten worden geaccepteerd. Hiermee wordt bedoeld: het erkennen van de feiten en niet blijven vechten tegen de ziekte.
  3. Aanpassing van routines en referentiekaders. De persoon zal routines, doelen, verwachtingen, overtuigingen en het zelfbeeld moeten aanpassen. De mate waarin de ziekte het persoonlijk referentiekader bedreigt verschilt per persoon en per aandoening. Een psycholoog kan bij deze fase helpen om te voorkomen dat er chronische mentale problemen ontstaan. Daarbij moet gekeken worden naar psychologische processen van verliesverwerking. B.v. m.b.v. het rouwproces van
    Worden of de fasen fan Kübler-Ross.
31
Q

Vijffasen model van Kübler-Ross

A

Dit model laat zien hoe mensen ingrijpende ervaringen verwerken. Dit model wordt ook wel de rouwcurve van Kübler-Ross genoemd.
1. In de eerste fase treedt een vorm van ontkenning op.
2. Woede, geuit op de situatie, de medische wetenschap of de aftakeling.
3. Marchanderingsfase. Hierin wordt onderhandeld met de ziekte/de dood. “Ik wil nog wel de geboorte van mijn kleinkind meemaken”.
4. Depressie. De ziekte drukt zwaar op de patiënt.
5. Aanvaarding, acceptatie van de nieuwe situatie.
Kritiek op dit model is dat niet iedereen bovenstaande fases zo doorloopt en dat de fasen ook opnieuw doorlopen kunnen worden.