tour 4, étape 1 Flashcards
(35 cards)
1
Q
een onthaal
A
un accueil
2
Q
een wens
A
un désir
3
Q
een evenwicht
A
un équilibre
4
Q
een gezin
A
un foyer
5
Q
de kosten
A
les frais
6
Q
een gewoonte
A
une habitude
7
Q
de immersie, onderdompeling
A
l’immersion
8
Q
een manier van denken
A
un mode de pensée
9
Q
een manier van leven
A
un mode de vie
10
Q
een doel
A
un objectif
11
Q
een gelegenheid, kans
A
une opportunité
12
Q
een opening, een openheid
A
une ouverture
13
Q
een bezorgdheid
A
une préoccupation
14
Q
een smaak
A
une saveur
15
Q
een gespreksonderwerp
A
un sujet de conversation
16
Q
warm, hartelijk
A
chhaleureux, chaleureuse
17
Q
buitenlands
A
étrange, étrangère
18
Q
veeleisend
A
exigeant, exigeante
19
Q
aarzelend
A
hésitant, hésitante
20
Q
leergierig, hardwerkend
A
studieux, studieuse
21
Q
ontvangen
A
accueillir
22
Q
zich aanpassen aan
A
s’adapter à
23
Q
brengen , opleveren
A
apporter
24
Q
overwegen
A
envisager
25
evolueren
évoluer
26
beheren
gérer
27
huisvesten, herbergen
héberger
28
zich bevrijden, vrijkomen
se libérer
29
voeden
nourrir
30
belonen, vergoeden
rémunérer
31
raken
toucher
32
een stap zetten
franchir un pas
33
zijn geest openen
ouvrir son esprit
34
op zich nemen
prendre en charge
35
uit zijn comfortzone stappen
sortir de sa zone de confort