vertaling 60 meest voorkomende werkwoorden Flashcards
(65 cards)
1
Q
zijn
A
être
2
Q
hebben
A
avoir
3
Q
doen, maken
A
faire
4
Q
zeggen
A
dire
5
Q
kunnen, mogen
A
pouvoir
6
Q
gaan
A
aller
7
Q
zien
A
voir
8
Q
weten
A
savoir
9
Q
willen
A
vouloir
10
Q
komen
A
venir
11
Q
nodig zijn, moeten
A
falloir
12
Q
moeten
A
devoir
13
Q
geloven
A
croire
14
Q
vinden
A
trouver
15
Q
geven
A
donner
16
Q
nemen
A
prendre
17
Q
praten
A
parler
18
Q
houden van
A
aimer
19
Q
doorgeven, doorbrengen
A
passer
20
Q
langsgaan
A
passer
21
Q
zetten, plaatsen
A
mettre
22
Q
vragen
A
demander
23
Q
(vast)houden
A
tenir
24
Q
lijken, schijnen
A
sembler
25
laten
laisser
26
vertrekken
partir
27
blijven
rester
28
denken
penser
29
horen
entendre
30
kijken naar
regarder
31
antwoorden
répondre (à)
32
teruggeven
rendre
33
eten
manger
34
roepen, bellen
appeler
35
heten
s'appeler
36
kennen
connaitre
37
lijken
paraitre
38
aankomen
arriver
39
werken, bewerken
travailler
40
kopen
acheter
41
luisteren
écouter
42
voelen, ruiken
sentir
43
wachter, verwachten
attendre
44
leven, beleven
vivre
45
zoeken, halen
chercher
46
buitengaan, uitgaan
sortir
47
uitbrengen, buitenzetten
sortir
48
terug binnengaan, terugkeren
rentrer
49
terug binnenbrengen
rentrer
50
begrijpen
comprendre
51
dragen
porter
52
stappen,
marcher
53
binnengaan
entrer
54
binnenbrengen, ingeven
entrer
55
worden
devenir
56
terugkomen
revenir
57
schrijven
écrire
58
lezen
lire
59
naar boven gaan, stijgen
monter
60
vallen
tomber
61
beginnen
commencer
62
volgen
suivre
63
tonen
montrer
64
verliezen
perdre
65
krijgen, ontvangen
recevoir