VO 6.1 en 6.2 Antistoffen en autoimmuundiagnostiek

Question 1

Welk patroon zie je op dit plaatje?

Answer 1

gespikkeld patroon

Question 2

Welk patroon zie je op dit plaatje?

Answer 2

homogeen patroon

Question 3

Welk patroon zie je op dit plaatje?

Answer 3

nucleolair patroon

Question 4

Welk patroon zie je op dit plaatje?

Answer 4

centromeer patroon

Question 5

Welk patroon zie je op dit plaatje?

Answer 5

mitotic spindle apparatus

Question 6

Kunnen reumafactoren met de immunofluorescentietechniek op objectglaasjes worden bepaald? Bedenk, om deze vraag te kunnen beantwoorden, eerst wat reumafactoren zijn.

Answer 6

Nee, bij immunofluorescentie zitten er cellen of het glas en geen antistoffen. Reumfactoren zijn antistoffen tegen lichaamseigen IgG.

Question 7

Wat zijn de verschillende stappen van ELISA?

Answer 7

1. Auto-antigen coating ELISA plate
2. Blocking step
3. Serum
4. Incubating
5. Conjugatie (IgM + IgG (met enzym))
6. Substraat

Question 8

Wat is het verschil tussen ELISA en IF?

Answer 8

Op de plaat liggen bij IF cellen ipv auto-antigenen en substraat en conjugaat worden samen toegevoegd (tegelijkertijd).

Question 9

Waarom gebruik je positieve en negatieve controles?

Answer 9

Als de positieve of negatieve controle niet goed is dan is de test onbetrouwbaar. Daarnaast is er altijd wat anti-autostof in het bloed en de negatieve controle is een soort cut-off van de normale hoeveelheid auto-antistoffen.

Question 10

Hoe kun je een ELISA kwantitatief uitvoeren?

Answer 10

Door gebruik te maken van een standaardcurve. Met een absorptiemeter meet je dan de intensiteit van de kleur. Dan lees je af in de standaardcurve met welke concentratie de intensiteit correspondeert.