Week 1 Flashcards

(96 cards)

1
Q

Hoe wordt het zs onderverdeeld?

A

autonoom (naar organen)/ somatisch (naar bewegingsapparaat): gescheiden in periferie
sensibel / motorisch: informatie gaat twee kanten op

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kan het zs in centraal en perifeer verdeeld worden?

A

Centraal (CNS)
- Hersenen (incl. n. opticus en retina)
- Ruggenmerg
Perifeer (PNS)
- Hersenzenuwen (excl. n. opticus en retina)
- Zenuwen van/naar dermatoom: perifere ganglia, receptoren, perifere delen zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het verschil tussen afferent en efferent?

A

Efferent: gaat zs uit (motorisch). Afferent: komt zs binnen (sensibel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaan de hersenen?

A

Hersenen ontstaan uit (wanden) neurale buis. 5 delen. Binnenkant gevuld met liquor→ holtes vormen ventrikelsysteem door uitgroei wanden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Uit welke delen ontstaan de hersenen/

A

tel-encephalon→ cerebrum + subcorticale kernen (o.a. amygdala, basale ganglia)
di-enchephalon→ (hypo-)thalamus
mes-encephalon→ middenhersenen (o.a. sup. en inf. colliculus)
met-encephalon→ cerebellum (= kleine hersenen) & pons (= brug)
myel-encephalon→ medulla oblongata
Ruggenmerg (myelum): spinae zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Uit welke delen bestaat de hersenstam?

A

Hersenstam regelt alle vitale functies, oorsprong hersenzenuwen. Verzamelnaam voor middenhersenen, pons (verbinding cerebellum en grote hersenen) en medulla oblongata (verlengde ruggenmerg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Uit welke delen bestaan het centraal zs?

A

tel-enchephalon
di-enchephalon (thalamus, subthalamus, hypothalamus)
cerebellum
hersenstam (middenhersenen, pons, medulla)
ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Beshrijf de orientatie in het CNS

A

Hersenen:
- voorkant: rostraal (anterior)
- boven/ achter: dorsaal (superior)
- voor onder: ventraal (anterior)
- achter onder: dorsaal (posterior)
- caudaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe worden de verschillende gebieden van de hersenen gescheiden?

A

Sulcus centralis scheidt voor- en achterkant hersenen, lateralis scheidt ventraal van dorsaal, calcarinus boven- en onderkant occipitaalkwab, transversalis tussen 2 hersenhelften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke lobben zijn er?

A

4 lobben: frontalis, parietalis, occipitalis, temporalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Benoem de delen van de cortex en subcorticale gebieden

A

cerebrale cortex
- 4 loben
corpus callosum: verbindt de hersenhelften
cerebrale nuclei
- basale ganglia: reguleren van beweging
- amygdala: emoties
- hippocampus: geheugen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de functies van de gyrus precentralis en postcentralis?

A

Gyrus precentralis (voor sulcus centralis) motoriek, postcentralis sensibiliteit. Primaire motorische schors en primaire sensorische schors. Over gyrus precentralis homunculus→ aansturing hand boven, daaronder gezicht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke functionele hersengebieden zijn betrokken bij taal?

A

Wernicke (begrip van taal, achterin) en Broca (spreken, voorin)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de functie van de fusiforme gyrus?

A

Herkennen van gezichten, ligt in lobus temporalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat vormt de grens tussen frontaal en parietaal?

A

Gyrus centralis vormt grens tussen frontaal en parietaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe verlopen het sensorische en motorische systeem?

A

sensorisch systeem: input → thalamus(*) → primaire schors [→ secundaire schors → …]
motorisch systeem: […] → primaire motorisch schors → ruggenmerg→ skelet spieren
[… cognitieve systeem (associatieve schors) …] planning, selectie, …
limbische systeem (amygdala, hypothalamus, insula) emoties, pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke informatie gaat langs de thalamus?

A

Alles behalve reuk (gaat direct)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke systemen zijn er binnen het zs?

A

sensibel
motorisch
cognitief
limbisch
autonoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke zenuwcellen (neuronen) zijn er?

A

Centraal
- grijze stof (cellichamen en dendrieten)
- witte stof (axonen)
- spinale zenuwen
Perifere zenuwen naar dermatoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat zijn de kenmerken van neuronen/

A

± 10^11 zenuwcellen
omzetten chemische → electrische → chemische prikkels
integratie van prikkels
geleiding over grote afstand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Uit welke delen bestaat een neuron?

A

dendrieten + soma (receptief opp)
axon heuvel
axon (met myelineschede)
pre-synaptisch einde
(transmitter in vesiculi)
synaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke soorten neuronen zijn er?

A

Piramide cel bv in cortex: neuron met dendrietboom en lange axon
Retinale bipolaire cellen: 1 dendriet en 1 axon, kort
Retinale ganglion cellen: meerdere dendrieten, 1 axon
Purkinje cel: reguleren fijne motoriek, veel dendrieten en 1 axon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe worden neuronen geclassificeerd obv structuur?

A

projectie
- lange afstand
- lokaal
dendritische structuur
- pyramide-vorm
- ster-vorm (verbinden pyramidale cellen)
aantal uitsteeksels
- 1 (unipolair) of 2 (bipolair)→ specialisatie
- veel (multipolair)→ integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke processen vinden plaats in de synaps?

A

fusie synapsblaasjes in pre-synaptisch mebraan
release neurotransmitter in synaps-spleet
kortdurende hechting aan post-synaptische receptor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn de kenmerken van neurotransmitters/
100+ soorten (dopamine, serotine, glutamaat, etc ...) elke neurale cel kan maar 1 type neurotransmitter losgeven honderden type receptoren combinatie transmitter + receptor → inhiberende of exciterende werking
26
Hoe werken cholinesterase-remmers?
(Novitsjok, pesticiden) → binding enzymen zoals acetylcholinesterase → geen afbraak van (acetyl-)choline → zenuwstelsel over-actief
27
Hoe kunnen neuronen op verbindingen ingedeeld worden?
Divergent (een op veel) / Focussed (een op weinig) Convergent (meer op een)
28
Wat zijn de kenmerken van glia?
2-10 x zo talrijk als neuronen geen axon, geen actiepotentialen kunnen wel delen→ alle hersentumoren afkomstig van glia
29
Wat zijn de functies van glia cellen?
controle interne milieu, diverse types en functies Centraal: - oligodendrocyten (→ myelineschede) = astrocyten (o.a. bloed-hersenbarriere) - microglia (o.a. fagocytose, litteken vorming) - ependymcellen (o.a. liquor productie) Perifeer: - satelliet cellen - Schwann cellen (→ myelineschede)
30
Welke cellen zijn verantwoordelijk voor de myelineschede/
Oligodendrocyten (centraal) Schwann cellen (perifeer)
31
Welke delen van het zs lopen door het ruggenmerg?
Somatisch - sensibele input - motorische output - lokale circuits (reflex) - cortico-spinale banen Autonoom - sympatische grensstreng
32
Hoe lopen zenuiwen in het ruggenmerg?
Zenuwen lopen in centrale kanaal. Komen tot bepaald niveau in ruggenmerg en maken daar een verbinding met een andere zenuw→ innerveert perifeer gebied
33
Hoe treden zenuwen het ruggenmerg uit?
wortel (radix) - dorsaal (sensorisch) - ventraal (motorisch) → komen samen in spinale zenuw (tussen elke 2 wervels, somatische en autonome info) splitst in ramus (tak) (gemengd!) - dorsale tak: achterzijde nek, rug, achterzijde bekken - ventrale tak: voorzijde nek en buik, gehele armen en benen
34
Hoeveel ruggenmerg segmenten zijn er?
Elk spinale zenuw verbonden met een ruggenmerg segment. plek van uittreden 8(!) cervicale 12 thoracale 5 lumbale 5 sacrale
35
Wat is een plexus?
Plexus: herschikking spinale zenuwen-> zenuwen naar ledemaat (perifere zenuwen)
36
Welke segmenten komen samen in de plexus brachialis en femoris?
segmenten C4 - T1 → arm (plexus brachialis) segmenten L3 - S1 → been (plexis femoris)
37
Door wat wordt een dermatoom geinnerveerd?
innervatie door segment (dus spinale zenuw)
38
Welke soorten zenuwbeschadiging kunnen leiden tot uitval in dermatomen?
1 dermatoom → 1 spinale zenuw delen van meerdere dermatomen → 1 perifere zenuw innervatie-gebied van perifere zenuw is onafhankelijk van dermatoom
39
Benoem de hersenzenuwen 1-6
I olfactorius S reuk II opticus S zicht III oculomotorius M oogspieren / pupil IV trochlearis M oogspier V trigeminus S+M kauwspieren, gevoel aangezicht / tong VI abducens M oogspier
40
Benoem de hersenzenuwen 7-12
VII facialis S+M mimische spieren / speekselklieren / smaak VIII vestibulocochlearis S gehoor & evenwicht IX glossopharyngeus S+M motoriek en gevoel farynx / tong / bloeddruk / speeksel X vagus S+M tracti / farynx XI accessorius M spieren nek XII hypoglossus M spieren tong
41
Beschrijf de route van sensibele input
Somatisch en visceraal 1. Interne en externe omgeving: gevoel, tast, pijn, temperatuur, vibraties 2. Sensorische receptoren, sensorische ganglia en zenuwen. Ontvangen 3. CZS. Cortex: waarnemen
42
Wat is somatotopie?
Locatie van de receptieve velden is bekend (labeled line code)-> zenuwen gekoppeld aan gebieden [visueel systeem (retinotopie), gehoor (tonotopie)]
43
Wat bepaalt de snelheid van adaptatie van vuurfrequentie?
langzaam → bepalen intensiteit van de prikkel snel → bepalen verandering in intensiteit
44
Welke 2 somato-sensibele systemen zijn er?
vitaal (pijn, temperatuur (vrije zenuwuiteinden)) gnostisch (trilling, positie, aanraking)
45
Wat is het verschil tussen de routes van vitale en gnostische informatie?
vitaal → 1e synaps dorsale hoorn ruggenmerg-krusing naar contralateraal in ruggenmerg segment→ anterolaterale baan omhoog gnostisch → dorsale kolom → 1e synaps hersenstam -kruising naar contralateraal in hersenstam→ ...
46
Waar bevinden de 3 synapsen van het somato-sensibele systeem zich?
hersenstam/ruggenmerg thalamus somato-sensibele schors
47
Wat zijn de kenmerken van motoneuronen?
in ventrale hoorn en hersenstam grote cellichamen, axon via perifere zenuw naar (dwarsgestreepte) spier
48
Wat is een motor unit?
motneuron + spiervezels. Piramidecellen: als motoneuron actief wordt worden alle gekoppelde (dwarsgestreepte) spiervezels actief
49
Beschrijf de circuit van een reflex
* sensibele input (primaire afferenten van motoneuron). Sensibele cellichaam ligt buiten ruggenmerg. * centrale verwerking * motorisch output. Via interneuron om spier antagonist te laten ontspannen
50
Welke afferenten zijn betrokken bij een reflex circuit?
(1) primaire afferenten uit spinaal ganglion→ monosynaptische reflex (2) interneuronen (schakelcellen)→ polysynaptische reflex (3) cortico-spinale banen (pyramidebaan)
51
Wat is de pyramidebaan?
Belangrijkste motorische baan van de hersenen, primaire motore cortex-> ruggenmerg - contralaterale sturing - kruising in medulla ter hoogte pyramides (hersenstam) - supraspinaal
52
Welke extra-pyramidale systemen zijn er?
- Cerebellum: uitvoering/ coordinatie-> via hersenstam - Basale ganglia: initiatie-> via motor cortex Effecten verlopen via pyramidebaan!
53
Welke bewegingsstoornissen ontstaan bij uitval van het motorische systeem (per laesie locatie)?
Plaats van laesie: - Perifeer (motorunit): paralyse/ parese, afwezige reflexen en tonus - Centraal (pyramidaal): paralyse/ parese, verhoogde reflexen en tonus (spastisch) - Basale ganglia: rigiditeit, hyper- of hypo kinesie - Cerebellum: ataxia
54
Welke ziektebeelden vallen onder een basale ganglia stoornis?
Parkinson: problemen met starten, tremor Huntington: problemen met stoppen (Chorea)
55
Beschrijf de route die informatie aflegt in het autonome zs
1. CZS 2. Visceraal motorische systeem (sympathisch, parasympatisch en enterisch), autonome ganglia en zenuwen 3. Glad spierweefsel, hartspierweefsel en klieren
56
Hoe wordt het autonome zenuwstelsel onderverdeeld?
projectie op andere cellen dan niet-skelet spieren verdeling - sympatisch - parasympatisch - enterisch (gastro-intestinaal systeem)
57
Hoeveel synapsen zijn er binnen het (para-)sympatisch systeem?
2 synapsen: preganglionale zenuw uit ZCS vormt perifeer een synaps met het postganglionale neuron, postganglionaal met target cel
58
Wat zijn de effecten van het parasympathisch systeem?
- Pupil constrictie - Constrictie luchtwegen - Hartslag vertragen
59
Wat zijn de effecten van het sympatisch systeem?
- Pupil dilatatie - Constrictie bloedvaten - Verwijding luchtwegen - Hartslag versnellen Synapsen in sympatische grensstreng
60
Welke structuren zijn betrokken bij het limbisch systeem?
Amygdala Hypothalamus
61
Wat is een kern (nucleus)?
Groep van neuronale cellichamen (met bekende functie)
62
Wat is een ganglion?
Cellichaam van neuron buiten CZS
63
Wat is een tractus?
Vezelbundel met zelfde soort informatie
64
Wat is een CVA?
Stoornis van de bloedvaten in of naar de hersenen (oftewel beroerte/ stroke) * Afsluiting bloedvat → herseninfarct (80%) * Openbarsten bloedvat → hersenbloeding (20%)
65
Beschrijf de epidemiologie van CVA's
* > 40.000 nieuwe beroertes per jaar in NL * Huisarts: 2-3 nieuwe patiënten per jaar * Belangrijkste oorzaak van invaliditeit in westerse wereld * Tweede oorzaak van mortaliteit
66
Wat zijn de kenmerken van symptomen passend bij een beroerte?
* Acuut * Onverwachts * Focale functiestoornissen in hersenen of hersenstam * Waarschijnlijk veroorzaakt door focale cerebrale ischemie of bloeding * en niet door trauma, infectie, epilepsie
67
Welke focale symptomen kunnen passen bij een beroerte?
Duidelijk lokaliseerbaar: * Hemiparese (halfzijdige verlamming) * Afasie (taalstoornis) * Hemianopsie (deel wegvallen van gezichtsveld) * Dysartrie (articulatiestoornis) +diplopie (dubbelzien) * Ataxie (coordinatiestoornis) * ...
68
Welke globale symptomen kunnen passen bij een beroerte?
Niet duidelijk lokaliseerbaar: * Duizeligheid * Zwart voor de ogen * Verwardheid * Bewusteloosheid * ...
69
Wat zijn de verschillen tussen de hemisferen?
De linkerhemisfeer stuurt de rechter lichaamshelft aan en andersom. Verdere verschillen zijn: - De linkerhemisfeer bevat taal (bij alle rechtshandigen en de helft van de linkshandigen), rekenen, schrijven, wetenschappelijke vaardigheden en redeneren - De rechterhemisfeer bevat muziek, artistieke vaardigheden, ruimtelijk inzicht, kunstbeleving, creativiteit en inzicht
70
Beschrijf de pathofysiologie van een herseninfarct
- Door stolsel in bloedvat ontstaat er een gebied met verminderde/ geen bloedtoevoer. Dit kan al direct klachten geven - Na 15 min worden cellen zo ischemisch dat ze hun functie niet meer uitoefenen en doodgaan, irreversibele schade. Hoeveelheid hiervan neemt toe naarmate het langer duurt - Na 3 uur is een groot deel van het stroomgebied van het aangedane bloedvat irreversibel beschadigd
71
Beschrijf de doorbloeding van het brein
- A. carotis interna splitst in de a. cerebri anterior en media - A. cerebri posterior komt uit de a. basilaris - De cirkel van Willis voorziet de hersenstam van bloed en bestaat uit de a. cerebri anterior, a. communicans anterior cerebri, a. carotis interna, a. cerebri posterior en a. communicans posterior cerebri
72
Welke bloedvaten kunnen aangedaan zijn bij een herseninfarct?
Meestal op grond van symptomen lokalisatie mogelijk in het stroomgebied van grote cerebale arterieën * a. cerebri media * a. cerebri anterior * a. cerebri posterior * a. vertebralis / a. basilaris
73
Welke symptomen passen bij een infarct van de a. cerebri media?
Voorziet 80% van de cortex, pakt het taalgebied mee: * Eenzijdige zwakte gelaat, arm > been * Eenzijdige gevoelsstoornis * Afasie * Andere hogere cerebrale stoornis (b.v. rekenen) * Hemianopsie * Dysartrie
74
Welke symptomen passen bij een infarct van de a. cerebri anterior?
Voorziet deels frontaalkwab en deels parietaalkwab: * Eenzijdige zwakte been >> arm, gelaat * Eenzijdige gevoelsstoornis * Gedragsstoornis * Desoriëntatie, apathie * Dysartrie
75
Welke symptomen passen bij een infarct van de a. cerebri posterior?
Voorziet de occipitale kwab: * Hemianopsie of kwadrantanopsie (kwadrant niet zien) * (Eenzijdige zwakte) * (Eenzijdige gevoelsstoornis)
76
Welke symptomen passen bij een infarct van de a. vertebralis en a. basilaris?
Cerebellum * Coördinatiestoornis * Dysartrie * Draaiduizeligheid Hersenstam * Dubbelzien * Slikstoornis * Ataxie * Dysartrie, draaiduizeligheid, bilaterale zwakte
77
Welke oorzaken van hersenischemie zijn er?
Intracraniële atherosclerose * afsluiting groot bloedvat (corticaal infarct) (15%) * afsluiting kleine lenticulostriaire, perforerende arterie (lacunair infarct) (25%) Extracraniële atherosclerose * embolie vanuit a. carotis of a. vertebralis (30%) Cardiale embolie (15%) * atriumfibrillatie, klepaandoening, recent myocardinfarct, persisterend foramen ovale Overige (15%)
78
Wat zijn de gevolgen van een lacunair infarct?
Leidt tot een kleiner infarct diep in de hersenen met mogelijk ernstige ischemische gevolgen voor de buitenkant
79
Welke overige oorzaken van een herseninfarct komen voor?
Hematologisch * polycythemie (te veel bloedcellen) * trombocytemie (te veel trombo's) * maligniteit → diffuse intravasale stolling * stollingsafwijking (anticardiolipine antistoffen, lupus) Vasculitis Hemodynamische oorzaak, b.v. hartstilstand Dissectie
80
Hoe wordt een CVA gediagnosticeerd?
CT-scan. In acuut stadium CT-perfusiescan gevoeliger voor acute ischemie - Infarct is hypodens (donkerder) door ischemie, ontstaat pas later - Hersenbloeding is hyperdens (spierwit) door het gestolde bloed Onderscheid belangrijk voor behandeling, alleen bij infarct trombolyse!
81
Hoe wordt een herseninfarct behandeld?
Intraveneuze trombolyse (<4,5u na start symptomen) Endovasculaire trombectomie (intra-arterieel) (<6u na start symptomen)
82
Wat zijn de kenmerken van iv trombolyse bij een herseninfarct?
* Recombinant weefsel plasminogeen activator (rtPA) * Effectiever als trombolyse vroeger gestart wordt * Op elke 100 behandelde patiënten zullen er 10 minder overlijden of blijvend invalide worden * In Nederland bereikt nu 75% van de patiënten op tijd het ziekenhuis
83
Wat zijn de kenmerken van endovasculaire trombectomie bij een herseninfarct?
Katheter via liesslagader ingebracht zodat er een stent geplaatst kan worden ter hoogte van de trombus, trombus verwijderd. Kan corticaal infarct verwijderen * Tijd-effect relatie nog sterker dan bij trombolyse: time is brain! * Op elke 100 behandelde patiënten zullen er 20 minder overlijden of blijvend invalide worden * Naar schatting komt een 20-30% van de acute patiënten in aanmerking
84
Wat zijn wake up strokes?
Iemand wordt wakker met de symptomen van een herseninfarct * Komt vaak voor * Geen begintijd bekend → alleen trombolyse of trombectomie bij geselecteerde patiënten * Belangrijk: doorbloeding collaterale bloedvaten via CT-perfusie scan in beeld brengen. Effectiviteit behandeling beter bij betere doorbloeding: vertraagde perfusie > verminderde perfusie voor prognose trombectomie
85
Wat zijn de 7 functies van hersenen en zintuigen?
1. Zintuiglijke waarneming 2. Somatosensibiliteit 3. Motorieke en bewegingssturing 4. Bewustzijn, aandacht, orientatie en geheugen 5. Oordeelsvermogen, denken en taal 6. Emoties en motivatie 7. Persoonlijkheid en gedrag
86
Wat zijn mogelijke belopen van een neurologische ziekte?
1. Paroxysmaal: migraine, epilepsie 2. Exacerbaties met herstel: recidiverende infarcten, MS 3. Chronisch: degeneratief, COPD, chronische MS
87
Welk onderscheid wordt gemaakt in de tijd van ontstaan van een neurologische aandoening?
1. Peracuut: ontstaan in uren, bv vasculaire afwijking (infarct, bloeding) 2. Acuut: ontstaan in dagen, bv ontsteking, infectie 3. Subacuut: ontstaan in maanden, bv tumor
88
Welk acroniem wordt gebruikt bij het stellen van een DD voor een neurologische ziekte?
VITAMIN(S)-CD - Vaculair - Infectieus - Trauma - Auto-immuun/ allergie - Metabool - Idiopatisch/ iatrogeen - Neoplasie - (Sociale oorzaken) - Congenitaal - Degeneratief of drugs-related
89
Hoe wordt een neurologische laesie als eerste gelokaliseerd?
Centraal vs perifeer Centraal ▪ Hersenen ▪ Hersenstam ▪ Cerebellum ▪ Ruggenmerg Perifeer ▪ Wortel ▪ Plexus ▪ Zenuw ▪ Zenuw-spier overgang ▪ Spier
90
Hoe verlopen motorische neuronen?
- Centraal motorische neuron loopt van motorische cortex naar ruggenmerg tot aan de synaps in de motorische voorhoorn, waar verbinding met het perifeer motorische neuron wordt gemaakt - De piramidebaan kruist naar de andere kant op de overgang van het ruggenmerg
91
Hoe verlopen sensibele neuronen?
Het perifeer sensibele neuron loopt van het orgaan via de sensorische ganglia naar het ruggenmerg. Daar sluit het aan op een centraal sensibele neuron en kruist het ofwel direct bij intreden van de piramidebaan (vitaal) ofwel bovenaan in de medulla oblongata (gnostisch). In hersenen alles samen in de sensibele cortex
92
Waaruit bestaat de piramidebaan?
Bevat van zowel motorische als sensibele neuronen de informatie van de contralaterale cortex
93
Welke symptomen passen bij centrale verlamming?
Atrofie: nee Tonus: verhoogd Reflexen: verhoogd Voetzoolreflex: extensie grote teen (Babinski)
94
Welke symptomen passen bij perifere verlamming?
Atrofie: ja Tonus: verminderd Reflexen: verminderd Voetzoolreflex: flexie grote teen (normaal)
95
Welke laesies passen bij welke lokalisaties van neurologische uitval?
- Hemisfeer: problemen aan de contralaterale zijde - Dwarslaesie (doornemen ruggenmerg): sensibel en motorisch uitval onder de laesie - 1 perifere zenuw: mononeuropathie - Meerdere perifere zenuwen: polyneuropathie
96
Wat zijn de kenmerken van polyneuropathie?
- Klachten zijn distaal het ergst en nemen proximaal af - Kan optreden bij DM - Naast sensibele afwijkingen kunnen op den duur ook motorische beperkingen ontstaan, waarbij de kracht in de ledematen afneemt