Week 3 Flashcards

(120 cards)

1
Q

Wat is de blinde vlek?

A

Plek waar alle zenuwvezels in het oog samenkomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Beschrijf de vaatvoorziening van het oog

A

Het choroidea (vaatvlies) bevat een netwerk van kleine bloedvaatjes, neemt warmte weg dat vrijkomt van omzetting licht-> actiepotentiaal
A. ophthalmica takt af van de a. carotis interna, welke vervolgens opsplitst in de a. ciliaris posterior longa (boven de oogzenuw) en a. ciliaris posterior breves (onder de oogzenuw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is boogscotoom?

A

De zenuwen in het oog lopen in een boogje van macula naar n. opticus. Bij glaucoom ontstaat typisch uitval in de vorm van een boog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe verlopen de visuele banen?

A

N. opticus (n. II)-> chiasma optica-> corpus geniculatum laterale-> radiatio optica-> lobus occipitalis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is nystagmus?

A

Onwillekeurige ritmische bewegingen van de oogbollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke visuele functies kunnen verminderd zijn bij opticus/ chiasma compressie?

A
  • Verminderde visus
  • Verminderde kleurenzien
  • Gezichtsvelduitval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het gezichtsveld?

A

Het gehele gebied dat men kan overzien bij rechtuit kijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor onderzoeken kan je doen om opticus/ chiasma compressie te onderzoeken?

A
  • Visus meting
  • Kleurenzientest Ishihara
  • Relatieve afferente pupil defect (RAPD)
  • Fundus onderzoel
  • Gezichtsveldonderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de Ishihara kleurenzientest?

A

Alle oogzenuw aandoeningen veroorzaken rood-groen stoornis, alle retinale blauw-geel, m.u.v. dominantie opticus atrofie en retinale macula aandoeningen zoals Stargardt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zegt een bleke papil?

A

Kenmerk van schade aan de opticus tot laterale geniculate nucleus (LGN)
Treedt na 4-6 weken op
Vaak als gevolg van neurovasculaire degeneratie
Bv bij opticus atrofie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het gezichtsveldonderzoek?

A
  • Gezichtsveldonderzoek (GVO) dient ervoor een eventuele uitval in het gezichtsveld op te sporen en vast te leggen
  • GVO = moeilijk onderzoek. Goldmann (kinetisch); Humphrey (HFA; statisch)
  • Duurt 20 minuten. Ieder oog afzonderlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de confrontatiemethode volgens Donders?

A

Arts en patient doen een oog dicht, visuele velden testen mbv handbewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is Goldmann perimetrie?

A

Persoon kijkt hele onderzoek recht vooruit, komen lampen va de zijkant naar voren waarbij een knopje ingedrukt moet worden wanneer de persoon het licht waarneemt
- Felle en grote om de periferie te testen
- Zwakkere en kleine lampen voor het centrale gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het belangrijkste kenmerk van chiasma compressie?

A
  • Bitemporale hemianopsie: gezichtsveld gaat in de uiterste kanten (temporaal) van beide ogen verloren
  • Bij asymmetrische groei meer uitval ipsilateraal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van chiasma compressie?

A

Oa gliomen, craniopharyngeomen en hypofyse-adenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van een opticus glioom?

A

Langzaam groeiende tumor
Veelal bij kinderen
Bij 30% ikv Neurofibromateuse type 1
Locatie
* 10% in de opticus
* 33% in de opticus met chiasma
* 33% met name chiasma
* 25% hypothalamus
* 5% multicentrisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zegt uitval over plaars van de laesie in de tractus opticus?

A

Hoe verder de laesie naar posterieur in de tractus opticus, hoe meer homoniem de uitval: vezels gestructureerder en gegroepeerd obv functie-> meer congruente afwijkingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Bekijk plaatje pd1 dia 22 gezichtsvelduitval!!

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe is de achterkant van het oog opgebouwd?

A

retina (met foto receptoren)-> scherpzien met centrale deel (macula)
pigment-epitheel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe wordt licht omgezet in een signaal?

A

Fotoreceptoren aan de achterkant van het netvlies. Signaal via bipolaire cellen en retinale ganglioncellen via een axon naar de papil, via oogzenuw naar hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke celtypen zitten in de retina?

A

Van achter naar voor:
1. fotoreceptoren
2. horizontale cellen
3. bipolaire cellen
4. amacriene cellen
5. ganglion cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doen fotoreceptoren?

A

Als foton het raakt hyperpolarisatie (Na en Ca kanalen dicht)→ minder afgifte glutamaat (graded response afhankelijk van hoeveelheid licht, dus geen AP)
Staafjes en kegeltjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Beschrijf het proces van fototransductie in een fotoreceptor

A
  1. foton stimuleert rhodopsine
  2. activatie G-proteine (transducine)
  3. activatie cGMP fosfodiesterase (PDE)
  4. PDE geeft hydrolyse cGMP (concentratie cGMP omlaag)
  5. verlaagde concentratie cGMP sluit kation-kanalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

In hoeverre wordt een fotonsignaal versterkt door een fotoreceptor?

A

1 foton-> 1 rhodopsine molecuul-> 800 transducine moleculen-> 800 PDE-> hydrolyse 4800 cGMP-> sluiting 200 kationkanalen (2%)
~ 1 foton à ~1 mV potentiaal verandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Voor welke golflengtes zijn fotoreceptoren gevoelig?
Fotoreceptoren reageren op alle golflengtes (-> kleur) maar hoe gevoelig ze zijn hangt af van welk golflengte en type kegeltje/ staafje
26
Hoeveel typen fotoreceptoren zijn er?
4 type opsine moleculen-> staafjes en 3 type kegeltjes
27
Wat zijn de verschillen tussen staafjes en kegeltjes?
verdeling: kegeltjes vn in fovea, staafjes in periferie versterking: 15-30 staafjes contact met 1 bipolaire cel (vager zien, veel), 1 kegeltje contact met 1 bipolaire cel (scherp zien, weinig) gevoeligheid: kegeltjes hoog, staafjes laag reactiesnelheid en -duur: kegeltjes reageren snel en kort, staafjes langzamer en langduriger
28
Wat is de papil?
In papil komen arterien venen en oogzenuw door netvlies, daar geen fotoreceptoren: blinde vlek (contralaterale kant)
29
In welke lichtgebieden zijn de fotoreceptoren gevoelig?
kegeltjes fotopisch (kleur), staafjes scotopisch (contrast), daartussen mesopisch
30
Wat zijn bipolaire cellen?
- schakeling tussen fotoreceptoren en retinale ganglioncellen - glutamaat receptoren - graded response (dus geen actiepotentialen) - On en Off types
31
Hoe werken bipolaire cellen?
1. Afname glutamaat release fotoreceptor bij licht 2a. ON: MGluR6 receptor-> depolarisatie-> meer glutamaat afgifte-> depolarisatie AMPA (ganglioncel)-> meer AP 2b. OFF: AMPA (en kainete) receptor-> hyperpolarisatie-> minder glutamaat afgifte-> hyperpolarisatie AMPA-> minder AP Fotoreceptor vaak met 2 bipolaire cellen verbonden
32
Wat zijn retinale ganglioncellen?
Output via n. opticus naar Lateral Geniculate Nucleus (LGN) Magno cellen - input van staafjes - magno-cellulaire lagen in LGN Parvo cellen - input van kegeltjes - parvo-cellulaire lagen in LGN zetten signaal van bipolaire cellen om in meer of minder actiepotentialen (meer bij verbinding met on, minder bij off)
33
Wat zijn amacriene cellen?
(amacrien = "zonder axon") Reageren op verandering in licht “graded response” (dus geen actiepotentialen)
34
Wat zijn horizontale cellen?
Glutamaat receptoren “graded response” (dus geen actiepotentialen) laterale verbindingen tussen fotoreceptoren-> groter gebied, interactie tussen fotoreceptoren
35
Hoe werken horizontale cellen?
Interactie tussen fotoreceptoren → laterale inhibitie. Als fotoreceptor gaat hyperpolariseren gaat laterale cel depolariseren en omgekeerd→ fotoreceptor detecteert contrast licht tussen centrum en omgeving. Magno cellen detecteren dus contrast Receptieve veld → center-surround voor bipolaire cellen retinale ganglioncel
36
Wat is het receptieve veld?
Deel van het visuele veld waar een visuele cel op reageert Groter veld-> lagere spatiele resolutie Overlappend-> meerdere cellen voor 1 gebied
37
Beschrijf de receptieve velden van magno-cellen
Center-Surround structuur Bipolaire & Ganglion cellen Receptieve velden overlappen Groter in periferie Twee typen: * On-center / Off surround-> RGC verbonden met on bipolaire cel * Off-center / On surround-> RGC verbonden met off bipolaire cel Verdeling licht ipv hoeveelheid licht dus naar hersenen
38
Waarvan is de reactie van een bipolaire of ganglioncel afhankelijk?
Reactie van een bipolaire of ganglion cel hangt af van de VERDELING van licht op zijn RECEPTIEVE VELD
39
Welke typen ganglioncellen zijn er?
Magno RG cellen Parvo RG cellen ipRGCs: lichtgevoelig (melanopsine) → suprachiasmatische kernen
40
Wat zijn de kenmerken van magno RG cellen?
* input van staafjes * verdeling licht over receptieve veld * On-center & Off-center structuur * codering van contrast tussen center & surround van het receptieve veld * HELDERHEID (intensiteit) * magno-cellulaire lagen in LGN
41
Wat zijn de kenmerken van parvo RG cellen?
* KLEUR: contrast tussen 2 type kegeltjes * parvo-cellulaire lagen in LGN
42
Wat zijn de voorwaarden voor visusmeting bij een kind?
* Moet kunnen aanwijzen/praten * Moet het begrijpen * Moet het herkennen
43
Wat is strabismus?
Een scheelstaand oog 2 vormen: concomitant of inconcomitant
44
Wat is concomitant strabismus?
Scheelzien gelijk in alle richtingen. 3 varianten: * Horizontaal: exoforie/-tropie, esoforie/-tropie * Verticaal: hypertropie, hypotropie * Torsioneel: Incyclotropie, excyclotropie
45
Wat is inconcomitant strabismus?
Scheelzien varieert in bepaalde blikrichtingen. 3 varianten: * Paralytisch: neurogeen, myogeen * Restrictief * Spastisch
46
Wat is esotropie?
Convergente stand van de ogen (stand naar elkaar toe) * 50% van alle strabismus bij kinderen * Eerste 3 maanden normaal * Kans op amblyopie
47
Welke soorten esotropie zijn er?
3 soorten: * Esoforie = rechte oogstand met fusie, geen afwijkingen bij binoculair kijken (bij afzonderlijke afdekking zal 1 oog scheel gaan staan) * Intermitterende esotropie = kan recht getrokken worden met fusie, bij bepaalde omstandigheden convergente stand (vermoeidheid, ziekte, stress) * Esotropie = kan niet recht getrokken worden met fusie bij binoculair kijken (direct te zien)
48
Hoe wordt esotropie behandeld?
Bril na cyclorefractie (oogmeting na oogdruppels die het corpus ciliare volledig laten ontspannen-> accommodatievermogen stilgelegd) Chirurgie na behandeling refractie/amblyopie * bilaterale recessie rectus medialis * recessie rectus medialis + resectie rectus lateralis
49
Wat is exotropie?
Divergente stand van de ogen (naar buiten)
50
Welke soorten exotropie zijn er?
* Exoforie = rechte oogstand met fusie, geen afwijkingen bij binoculair kijken * Intermitterende exotropie = kan recht getrokken worden met fusie, bij bepaalde omstandigheden divergente stand (vermoeidheid, ziekte, stress) * Exotropie = kan niet recht getrokken worden met fusie bij binoculair kijken
51
Hoe wordt exotropie behandeld?
* Chirurgie bij: klachten, >50% van de tijd deviatie of constante exotropie * Bilaterale recessie laterale rectus * Recessie rectus lateralis + resectie rectus medialis
52
Wat is pseudostrabismus?
* Er is GEEN sprake van verstoring van de twee visuele assen, lijkt alleen zo * Abnormale adnexale structuren (bv epicanthusplooi die zorgt voor minder oogwit mediaal)
53
Welke soorten refractie zijn er?
* Emmetropie: normaal, brandpunt op fovea * Hypermetropie: verziendheid, brandpunt achter oog door platte lens * Myopie: bijziendheid, brandpunt voor netvlies door bolle lens * Astigmatisme: hoornvlies ovaal ipv rond, licht op meerdere punt op netvlies gebundeld, cilinderlenzen
54
Wat is amblyopie?
* Oog wat minder goed ziet (lui oog) * Dit ontstaat door een onderbreking in de normale ontwikkeling van het zien * Visuele ontwikkeling vindt plaats tot ongeveer 6-8 jarige leeftijd * Door het niet gebruiken van één oog gaan neuronen en synapsen verloren tussen oog en visuele cortex * 90% van de bezoeken aan de kinderoogheelkunde
55
Hoe kan amblyopie vastgesteld worden?
Verminderde visus (>2 regels verschil) en contrastgevoeligheid, relatief betere scotopische visus (in het donker kijken) en crowding Geen dubbelzien door aanpassing van de hersenen
56
Welke oorzaken van amblyopie zijn er?
Strabismus (scheelzien) * Esotropie Ongelijke brilsterkte * Anisometropie (>1 Dioptrie) * Astigmatisme (>0.75 Dioptrie) Gecombineerde oorzaak (stab & aniso) Deprivatie amblyopie (minst voorkomend) * Ptosis * Visueel strorende media troebeling (bv. cataract)
57
Door wie wordt amblyopie behandeld?
Orthoptist: * Paramedicus die verantwoordelijk is voor specifiek gedeelte van de oogheelkunde: o.a. stand van de ogen en de samenwerking, visus meten op de kinderleeftijd en behandeling lui oog * Titelbescherming volgens artikel 34 in Wet BIG * Verwijzing van oogarts of huisarts, in praktijk ook andere specialismen
58
Hoe verlopen de visuele banen in de hersenen?
1. Via visuele banen naar de laterale geniculate nucleus (LGN) 2. Daarna via de radiatio optica naar de visuele cortex 3. Daar komen de banen samen in de oculaire dominantie kolommen (V1) en worden de banen van links en rechts verbonden in laag 4B 4. Va dat punt treedt samenwerking van de ogen op waarmee absolute diepte te zien is
59
Wat gebeurt er in de hersenen bij een lui oog?
- Va de geboorte is er competitie voor neuronen tussen het linker- en rechteroog, waardoor de verhouding van de oculaire dominantie kolommen wordt gevormd - Bij amblyopie zullen de oculaire dominantie kolommen van het goede oog groter zijn - Door het goede oog af te plakken krijgt het slechte oog de kans om in oculaire dominantie kolommen toe te nemen waarmee de balans hersteld wordt - Sensitieve (vroege) periode <8 jaar
60
Wat is de prevalentie van amblyopie?
* 3,25% van de bevolking * 6500 nieuwe kinderen per jaar in Nederland * Op consultatiebureau wordt lage gezichtsscherpte ontdekt rond 3-4 jaar * 1/6e van de kinderen toch blijvend lui oog * Problemen ontstaan pas wanneer later het enige goede oog verloren gaat
61
Wanneer wordt de visus in Nederland gescreend?
- 0-4 maanden: fundusreflex getest (normaal rood) - 6-9 maanden: vroegtijdige onderkenning van een visusstoornis (VOV, tegenwoordig overgeslagen) - 3 jaar: visustest, LH (plaatjeskaart) (dan amblyopie zonder strabismus ontdekt) - 4 jaar: Landolt-C, crowding bij lui oog
62
Hoe wordt amblyopie behandeld?
1. Bril bij ongelijke brilsterkte 2. Goede oog met pleister afplakken! o enkele uren per dag o vóór de leeftijd van 8 jaar Heel succesvol, echter probleem mate van therapietrouw (63%)
63
Wat zijn redenen voor slechte therapietrouw bij de behandeling van amblyopie?
* Beperkte gezondheidsvaardigheden: laaggeletterdheid, ziekte/aandoening ernst inschatten * Logistieke problemen * Stress in het gezin! * Protest
64
Hoe vaak komt blijvende amblyopie voor?
Bij 0,9% * Visus lager dan 0.5 * Vermindering kwaliteit van leven * Beperking beroepskeuze * Langere periode bilateraal slechtzien einde van het leven
65
Waardoor heeft een kind met scheelzien geen diplopie?
Wegens suppressie (aanpassing van de hersenen)
66
Wat is de refractieve adaptatie periode?
Eerste ~18 weken van een bril dragen kan er visusverbetering optreden van het amblyopische oog * Kan volledig visus verbeteren * Differentiatie aandeel aan visus * Betere visus-> afplakken beter. Kan bij diepe amblyopie tegelijk gestart worden
67
Hoe varieren de actiepotentialen bij verschillende belichtingen van een on-center/ off-surround receptieve veld?
Rust potentiaal bij geen licht Alleen op on center: max aantal AP Alleen op off surround: min aantal AP Meer surround dan center: iets minder AP dan rust
68
Hoe werkt kleurenzien?
golflengte -> verschillende activiteit in meerdere type kegeltjes contrast in activiteit bepaald door P-cel
69
Hoeveel typen kegeltjes hebben mensen?
3. Als alle 3 veel geactiveerd→ wit, als 1 meer dan de andere rood/ geel/ groen, als 2 meer mengkleur. 1 golflengte activeert alle kegeltjes maar sommigen meer en sommigen minder dus verhouding in activiteit is belangrijk
70
Naar welke hersenkernen worden retinale projecties gestuurd?
90%-> Lateraal Geniculate Nucleus (visuele informatie, in thalamus) Overige 10%: -> Hypothalamus (dag-nacht cyclus) -> Pretectum (pupil reflex) -> Superior Colliculus (reflexmatige oog/hoofd bewegingen)
71
Beschrijf het primair visuele pad
Retina-> chiasma opticus-> LGN-> radiatio optica (2 bogen)-> visuele cortex
72
Hoe worden beelden op de retina geprojecteerd?
Kwadranten indeling: projectie omgekeerd en geinverteerd op retina. Nergens in brein rechtgezet, leren. -> Linkerkant fovea (rechter gezichtsveld) naar linkerhersenen, rechts (linker gezichtsveld) naar rechterkant: een visueel hemiveld wordt in de contralaterale hemisfeer verwerkt
73
Via welke gescheiden paden komen de visuele banen aan in de visuele cortex?
De visuele banen scheiden va de LGN in de 2 radiatio optica: bovenste deel retina (onderkant wereld) via de parietaalkwab en de onderste via de temporaalkwab (Meyers loop). Komt aan bij de primaire visuele cortex
74
Hoe is de visuele cortex opgebouwd?
het bovenste / onderste visuele hemiveld wordt boven / onder de calcarine sulcus verwerkt. Dus bv linksonder in gezichtsveld wordt rechtsboven in visuele cortex verwerkt foveale over-representatie in cortex
75
Tot wat leidt schade aan de optische chiasma?
Bitemporele hemianopsie (gezichtsvelduitval)
76
Hoe is de LGN opgebouwd?
* contralateraal visueel veld * monoculaire lagen (lagen 2, 3 en 5 ipsilateraal en lagen 1, 4 en 6 contralateraal oog) * 4 lagen info uit parvo pathway (3-6), 2 uit magno pathway (1-2)
77
Wat zijn de stimulus eigenschappen van een magno cel?
Kleur contrast: nee Helderheidscontrast: hoger Spatiele frequentie: lager Temporele frequentie: hoger
78
Wat zijn de stimulus eigenschappen van een parvo cel?
Kleur contrast: ja Helderheidscontrast: lager Spatiele frequentie: hoger Temporele frequentie: lager
79
Wat zijn de gevolgen van laesies in de LGN?
klein deel van visueel veld bepaalde stimulus eigenschap in een oog
80
Naar waar wordt visuele informatie va de LGN geprojecteerd?
Projectie naar laag 4 in Primaire Visuele Cortex (V1), is monoculair (strikt gescheiden) Vanaf laag 4 vermenging van informatie uit beide ogen, meer graduele overgangen. In totaal 6 lagen Gestreept patroon-> oculaire dominantie kolommen (ipsi-contra)
81
Wat is de kritische periode voor de oculaire dominantie kolommen?
Mens 6 jaar
82
Wat zijn de functies van binoculaire cellen in V1?
Overlap visuele velden vanaf laag 4 input van beide ogen -> verschil in beide beide ogen (dispariteit) -> stereopsis (diepte zien)
83
Hoe is de primaire visuele cortex (V1) opgebouwd?
2mm dik, bestaande uit 6 lagen projecties vanuit LGN eindigen in laag 4 retinotopische organisatie visuele veld over-representatie van fovea
84
Waar reageert een cel in V1 op?
V1: 2D retinotopische schets van visuele veld * orientatie, kleur, beweging, dispariteit ná V1: functionele specialisaties * dorsale stroom * ventrale stroom
85
Hoe test je de pupilreflexen?
* Licht in de kamer (schemer) * Smalle, felle lichtbundel (weinig strooilicht) * Kijkt in de verte-> geen miosis door accommodatie
86
Hoe worden pupilstoornissen onderscheiden?
In efferente en afferente banen: * Afferent: Nervus opticus * Efferent: Parasympaticus (n. oculomotorius-> innerveert de sfincter) en sympaticus (dilatator) Zijn een maat voor de integriteit van de visuele banen
87
Hoe wordt de afferente baan van de pupilreflex getest?
Relatief afferent pupil defect (RAPD)
88
Welk ziektebeeld ontstaat bij een defect van de sympathicus?
Syndroom van Horner
89
Hoe werkt de indirecte pupilreflex?
Deel informatie uit het oog naar het pretectum-> verzorgt de pupilreflexen 1. Als licht in oog schijnt gaan er signalen naar het pretectum aan die zijde 2. Vanuit het pretectum gaan 2 bundels naar de nuclei van Edinger-Westphal: 1 naar ipsilaterale en 1 contralaterale nucleus 3. Signalen door naar beide ogen, contractie beide pupillen Tegelijk signaal uit oog zonder licht dat het donker is via dezelfde route, pupillen dilateren daarna weer wat. Constant feedback en wisseling grootte van de pupillen
90
Wat zijn de kenmerken van Horner syndroom?
Probleem met sympathicus (dilator), anisocorie neemt toe in het donker * Miosis (Kleine pupil-> m. dilator pupillae) * Milde ptosis (ong. 2 mm-> m. tarsal superior) * Anihydrosis Pijnlijke Horner syndroom  a. carotis dissectie!
91
Wat is fysiologische anisocorie?
Pupilgrootte verschil in zowel licht als donker even groot (tot 2 mm)
92
Wat zijn de kenmerken van n. oculomotorius (III) uitval?
* ‘Down and out’ oogstand (alleen rectus lateralis en superior oblique werken nog) * Volledige ptosis (m. levator palpabrae sup) * Mydrasis (grote pupil-> m. sphincter pupillae) N III + pupilbetrokkenheid-> CAVE intracraniele aneurysma Anisocorie neemt toe in het licht (parasympathisch probleem)
93
Wat is het meest voorkomende afferente pupildefect?
Relatief afferente pupildefect (RAPD): leasie in de n. opticus (II) (opticopathie) -> Testen met swinging flashlight test (indirecte reflexen, relatieve reactie-> 1 oog moet het goed doen) -> Min 6 sec in 1 oog schijnen (kleine vertraging in reactie) -> Direct swingen -> Bij opticus laesie is er beiderzijds contractie bij beschijnen gezonde oog en dilatatie bij beschijnen aangedane oog
94
Waar reageert een cel in de visuele cortex op?
orientatie, kleur, welk oog, etc ...
95
Wat is de kolom structuur in de visuele cortex?
Kolommen (verticaal, 6 lagen)-> gelijke voorkeur Horizontaal-> langzame verandering van stimulus voorkeur -> retinotopische schets van het visuele veld
96
Waar gaat visuele informatie vanaf V1 heen?
Dorsale stroom * parietaalkwab (MT) * plaats, beweging * WAAR? Ventrale stroom * temporaalkwab (V4) * vorm/kleur * WAT?
97
Wat voor specifiek visuele functieuitval kan bij schade aan de cortex optreden?
Ventrale stroom (richting temporaalkwab) - Hemi-achromatopsie (V4) (corticaal kleurenblind, halfzijdig) - Prosopagnosia (fusiforme gyrus/ temporaal) (gezichtsverwerking) Dorsale stroom (richting parietalkwab) - Akinetopsia (MT/V5) (zien geen beweging)
98
Wat is stereo-/ binoculaire informatie?
De directe vergelijking van de 2 2D-afbeeldingen van beide ogen door de hersenen
99
Wat zijn monoculaire diepte cues?
Informatiebronnen waaruit men diepte kan halen met 1 oog: - bewegingsparallax - relatieve grootte - kleur en helderheid: bij grotere afstand minder - perspectief: convergerende lijnen geinterpreteerd als parallel - afstandsmist: licht van objecten ver weg meer verspreid door deeltjes in de lucht - accommodatie van de lens - occlusie: objecten voor/ achter elkaar
100
Wat is stereopsis?
Het vermogen om diepte te kunnen zien obv dispariteit: - ogen zien verschillend beeld (dispariteit) - maar niet te verschillend!
101
Wat zijn de voorwaarden voor ontwikkeling van binoculaire ogen?
1) goede input uit beide ogen 2) niet te grote dispariteit-> dan ontstaat binoculaire rivaliteit
102
Hoe ontstaat dispariteit?
Objecten die niet op de horopter (het vlak voor het fixatiepunt) staan worden op de retina van rechter- en linkeroog niet op exact dezelfde plaats afgebeeld - klein als verder van fixatiepunt, valt op nasale zijde fovea - groot als dichterbij dan fixatiepunt, valt op temporale zijde van de fovea
103
Waar wordt informatie over dispariteit in de cotex verwerkt?
NA laag 4 in V1 zitten dispariteit gevoelige (binoculaire) cellen die input vanuit beide plekken krijgen Ontwikkelen va geboorte, input van beide ogen nodig
104
Hoeveel mensen zijn stereo-blind?
10%, vaak motorisch wat onhandiger
105
Welke binoculaire diepte cues zijn er?
- dispariteit - convergentie: de hoek tussen een object en de twee ogen wordt groter als een object dichterbij staat, ogen gaan naar binnen staan-> hersenen krijgen info over stand oogspieren
106
Wat is bewegingsparallax?
de schijnbare beweging van objecten ten opzichte van elkaar en/of ten opzichte van de achtergrond bij het bewegen van je hoofd: objecten die dichterbij staan bewegen meer over de retina
107
Waarvan is de informatienauwkeurigheid van diepte cues vaak afhankelijk?
Afstand: informatienauwkeurigheid neemt snel af met de afstand bij dispariteit, convergentie, kleur, helderheid en accommodatie van de lens
108
Wat is perimetrie?
Het beschrijven van de kwaliteit van het visuele vermogen als functie van de plaats in het gezichtsveld, bv voor beweging, contrast, kleur, diepte enz
109
Hoe wordt perimetrie onderzoek uitgevoerd?
1. Contrast. Mbv perimetrie-bol bolletje langs de rand van de bol naar binnen perifeer naar centraal (zo traag mogelijk) 2. Kleur: bolletjes met verschillende kleuren, meerdere keren, kleiner visuele ved voor kleur dan contrast
110
Wat is de vorm van het gezichtsveld?
Horizontaal asymmetrisch omdar de neus een deel van het gezichtsveld blokkeert
111
Waar valt de fixatiepunt?
Op de fovea
112
Wat zijn scotoma's?
Stuk uitval van het gezichtsveld
113
Waardoor zie je normaal de blinde vlek niet?
- bij met 2 ogen kijken aangevuld door gezichtsveld andere oog - bij met 1 oog kijken ingevuld door hersenen (filling-in) of hoofdbewegingen
114
Hoe verschilt de gezichtsscherpte binnen het gezichtsveld?
De visus neemt snel af in de periferie (piramidecurve), door doorlopende oogbewegingen te maken wordt steeds een ander gedeelte van de buitenwereld scherp
115
Hoe kan de gezichtsscherpte over het visuele veld beoordeeld worden?
Landolt-C kaarten: bij 0 graden centrale gezichtsscherpte gemeten, vervolgens 5, 10 en 2 graden eccentrisch zowel l en r van fovea verschuiven. 1 oog afgedekt houden
116
Wat is maculadegeneratie?
Kegeltjes sterven af waardoor er een afname is van scherpte van het centrale zicht
117
Wat veroorzaakt kleurenblindheid?
Vaak anomalie of anopsie in 1 type kegeltje 10% mannen Rood-groen kleurenblindheid komt het vaakst voor
118
Wat is de functie van de endotheel cellen van de cornea en wat gebeurt er wanneer de endotheelcellen niet meer goed functioneren?
De endotheelcellen verzorgen het stroma. Bij disfunctie wordt de cornea troebel.
119
Beschrijf de functie(s) van het kamervocht.
voeding en oogdruk
120
Beschrijf de functie van de musculus ciliare.
accommodatie van de lens