Week 2 Flashcards

(123 cards)

1
Q

Waardoor zou sterke hyperkalemie ook tot verminderde prikkelbaarheid van zenuwcellen kunnen leiden?

A

Door de inactivatie van de spanningsafhankelijke Na-kanalen: door de depolarisatie zal een gedeelte van de spanningsafhankelijke Na-kanalen geïnactiveerd zijn. Hierdoor zijn minder Na-kanalen beschikbaar om een actiepotentiaal op te wekken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zorgt voor de snelheid van signaaloverdracht binnen een axon?

A

Isolatie + grotere diameter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een gegeneraliseerde tonisch-clonische aanval?

A

Een insult dat gepaard gaat met bewustzijnsverlies, tonische contractie van alle spieren, gevolgd door clonische trekkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is een absence?

A

Kortdurende epileptische aanval die met bewustzijnsdaling en relatief weinig motorische verschijnselen gepaard gaat en die vooral op jeugdige leeftijd voorkomt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een koortsaanval?

A

Febriele convulsies zijn gegeneraliseerde tonisch-clonische aanvallen, niet persé in het begin van een koortsperiode; met hoge koorts, temperatuur moet boven 38,5 zijn in het begin van een ziekte. Komen voor bij 2-5% van alle kinderen, bij 2-3% van alle koortsperioden. 5-10% gaat over in epilepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke ziekte moet je bij een kind dat zich met een convulsie bij koorts presenteert, zeker niet over het hoofd zien?

A

Meningitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Sluit een normale EEG epilepsie uit?

A

Nee, tussen aanvallen is het EEG bij patiënten met epilepsie in ca. 50% van de gevallen normaal; met een EEG na slaaponthouding wordt het rendement aan interictale EEG-afwijkingen ca. 80%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet de alfa-subunit van een Na+ kanaal?

A

bij natriumkanalen zitten de subunits aan elkaar en is er dus één porie-vormende subunit, de alpha-subunit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

vraag 10

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de definitie van status epilepticus?

A

Een epileptische aanval die > 5 minuten duurt of bij ≥ 2 kortere insulten waartussen het bewustzijn niet volledig herstelt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt een actieve convulsie behandeld?

A

▪ Mond leeghalen en zijligging
▪ Toedienen diazepam rectiole of midazolam buccaal/IM/nasaal
▪ Diazepam na 10 min en midazolam na 5 min herhalen als convulsie aanhoudt
▪ Verwijzen als convulsie >15 minuten aanhoudt
▪ (10 liter zuurstof/minuut via een non-rebreathing masker)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het beleid na een koortsstuip?

A

Lichamelijk onderzoek
* focus koorts?
* meningitis mag niet gemist worden
* Herbeoordeling later op de dag nodig? Patient kan nog suf zijn na toediening medicatie
Beleid:
* Zie ook thuisarts.nl koortsstuip
* Geruststelling en uitleg koortsconvulsie
* Belang van noodmedicatie: Rectiole achter laten en uitleggen wanneer te gebruiken
* Wanneer opnieuw contact op te nemen
* Paracetamol is obsoleet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de recidiefkans van een koortsstuip?

A
  • Ongeveer 30%
  • Vaker < 6 maanden na eerste stuip
  • Vaker bij atypische koortsstuip
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de kenmerken van een koortsconvulsie?

A

▪ 2-5% van alle kinderen
▪ Meest tussen 16-18 maanden
▪ In begin koortsepisode, 50% eerste teken
▪ Genetische predispositie
▪ Geen verhoogd risico op epilepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de kenmerken van een typische koortsstuip?

A
  • Tonisch-clonisch, waarna een postictale periode
  • Volledig herstel in 60 minn
  • Leeftijd 6 maanden tot 6 jaar
  • Geen neurologische aandoening
  • Duur <15 min
  • Postictaal geen neurologische uitvalsverschijnselen
    Treedt op bij koorts (>38 C)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de kenmerken van een atypische koortsstuip?

A
  • Focale aspecten of recidief in dezelfde koortsperiode, met name binnen 24u
  • Geen volledig herstel in 60 min
  • Leeftijd <6 maanden of >6 jaar
  • Neurologische aandoening in de voorgeschiedenis
  • Duur >15 min
  • Postictaal neurologische uitvalsverschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waarom is het onderscheid tussen een typische en atypische koortsstuip van belang?

A

Atypisch verwijzen. Kan gevolg zijn van onderliggende pathologie zoals een ruimte-innemend proces, trauma, hersenbloeding of meningitis
▪ Overtuigd dat het geen meningitis of acute hersenziekte is?
o Meningeale prikkeling
o Geen goed herstel na convulsie of aanhoudende uitval
o niet pluis gevoel
o ernstig ziek/petechieen/hematomen/oogbewegingsstoornis
o Voor convulsie al ernstige hoofdpijn/braken
▪ Is er aanwijzing voor onderliggende epilepsie?
o Al bestaande ontwikkelingsachterstand of neurologische stoornis?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn redenen dat de traumahelikopter moet komen bij een koortsstui?

A
  • Jonge leeftijd
  • Potentieel bedreigde luchtweg
  • Grote afstand tot het ziekenhuis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is het klinisch belang van synaptische transmissie?

A

-Meeste hersenziekten uiten zich als een stoornis in de (chemische) synaptische transmissie
-Meeste centraal werkende geneesmiddelen werken in op het niveau van de synaps

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat meet een EEG?

A

EEG meet vooral synchrone synaptische potentialen (actiepotentialen zijn te snel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is op een IC afleiding te zien tijdens een insult?

A

Cellen gaan synchroon salvo’s actiepotentialen afvuren tijdens een insult.
-Tonische fase: langdurige depolarisatie plus snel vuren.
-Clonische fase: ritmische ‘bursts’ met aktiepotentialen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Welke soorten synapsen zijn er?

A
  1. Elektrische
  2. Chemische
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn elektrische synapsen?

A

gap junction kanalen
-6 subunits (=connexines) vormen 1 connexon (hemi-channel). 2 connexons op elkaar
-connexons weinig selectief (ook ATP, cAMP, etc gaan erdoor)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de kenmerken van gap junctions?

A

-aanliggende gap junction kanalen
-weinig selectief
-transmissie bi-directioneel
-korte delay
-geen drempel
-geblokkeerd door o.a. halothaan (inhalatieanestheticum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn de functies van neuronale gap junctions?
-zeer geschikt voor synchronisatie in neuronale netwerken -synaps niet uitputbaar -(waarschijnlijk) betrokken bij de generatie van ‘fast ripples’, zeer snelle (>100 Hz) hypersynchrone oscillaties, die belangrijk zijn voor het ontstaan van epileptische aanvallen
26
Waar worden actiepotentialen opgewekt?
Neuronen genereren actiepotentialen bij de axonheuvel (begin axon (vlak voor myeline), daar meeste Na kanalen)
27
Waar kunnen synapsen gevormd worden?
Op soma (axosomatisch), dendriet (axodendritisch) of zenuweindiging (axo-axo nisch, veranderen neurotransmitterafgifte). Als dichtbij axonheuvel vaak remmend
28
Wat gebeurt er in de 1e ms in een chemische synaps?
-Actiepotentiaal bereikt zenuweindiging -Calciumkanalen worden geopend, stroomt cel in -De verhoging van de calciumconcentratie leidt tot fusie van vesicles met de plasmamembraan -Neurotransmitter komt vrij in de synapsspleet (exocytose) -Postsynaptische receptoren worden geactiveerd (ionkanalen openen)
29
Hoe fuseren vesikels met het plasmamembraan?
1. Binding aan presynaptisch membraan mbv SNARE eiwitten (synaptobrevin in vesikel, syntaxin en snap-25 op membraan). Botox (protease)knipt deze SNARE eiwitten kapot. 2. Synaptotagmin op vesikel kan Ca binden→ zorgt voor conformatieverandering waardoor vesikel nog dichterbij komt en met membraan fuseert
30
Hoe werk de postsynaptische ligand-gestuurde ionkanalen?
- Neurotransmitter bindt aan postsynaptische receptoren -Postsynaptische receptoren worden geactiveerd (ionkanalen openen)
31
Wat gebeurt er tussen 1 ms en 1 sec in de synaptische spleet?
-Postsynaptische receptoren raken neurotransmitter kwijt -Neurotransmitter wordt heropgenomen mbv carriers -Calcium wordt weer naar buiten gepompt
32
Hoe worden neurotransmitters heropgenomen?
-Transporters bevinden zich voor een belangrijk gedeelte in glia - Voorbeeld carrier: GABA/ Na co-transporter (lift mee met Na gradient, gefaciliteerde diffusie) -Onder pathologische omstandigheden kunnen de transporters in omgekeerde richting werken. Probleem omdat ophoping EC glutamaat zichzelf versterkt (bv tijdens infarct)→ lekt naar buiten, andere cellen weer gedepolariseerd enz.
33
Beschrijf de ultrastructuur van een synaps
Zenuweindiging bevat geen ribosomen of Golgi-apparaat dus geen lokale eiwitsynthese mogelijk Veel mitochondriën Actieve zone: zone met gedokte vesikels
34
Wat gebeurt er tussen 1 sec en 1 min in een synaptische spleet?
-Membraan wordt heropgenomen (endocytose) -Vesicles worden gevuld met neurotransmitter mbv carriers
35
Wat gebeurt er tussen 1 min en 100 jaar in een synaptische spleet?
veranderingen in sterkte die ten grondslag liggen aan leren, geheugen
36
Wat is een neurotransmitter?
(1) Moet aanwezig zijn in het presynaptische neuron (2) Moet afgegeven worden na presynaptische depolarisatie (3) Specifieke receptoren voor de neurotransmitter moeten aanwezig zijn op de postsynaptische cel
37
Welke neurotransmitters zijn er?
Klein: Acetylcholine Aminozuren -glutamaat -aspartaat -GABA (= g-aminoboterzuur ) -glycine -D-serine Biogene aminen -adrenaline -noradrenaline -dopamine -serotonine -histamine Purinen -ATP -adenosine Gassen -NO -CO -H2S Groot: Neuropeptiden -endorfine -substance P - >100 anderen
38
Welke neurotransmitters vallen onder de catecholamines?
Adrenaline Noradrenaline Dopamine
39
Hoe worden neurotransmitters obv vesikels ingedeeld?
Clear vesicles: alle kleine behalve gassen Dense-core vesicles: neuropeptiden
40
Hoe worden neurotransmitters ingedeeld obv werking?
Kunnen snel werken: alle kleine Iha modulerende functie: neuropeptiden
41
Wat zijn de kenmerken van acetylcholine?
-ACh in neuromusculaire overgang (tussen motoneuronen en dwarsgestreepte spiercellen) via nicotine receptoren (kationkanalen). Doorgankelijk voor Na en K -Itt aminozuur-transmitters afbraak in de synaptische spleet door acetylcholinesterase. Splitsing in acetaat en choline, choline heropgenomen en weer Ach van gemaakt -Remmers van acetylcholinesterase worden gebruikt bij myasthenia gravis -Elders werkt ACh ook via (G-eiwit gekoppelde) muscarine receptoren
42
Wat zijn de kenmerken van nicotine receptoren?
-ACh in neuromusculaire overgang via nicotine receptoren -target van spierrelaxantia -5 subunits -Kationkanaal, even goed doorgankelijk voor K+ als Na+ -omkeerpotentiaal ongeveer 0 mV
43
Wat zijn de kenmerken van glutamaat?
-Belangrijkste excitatoire neurotransmitter (>helft van alle synapsen) -Te veel glutamaat is toxisch, belangrijk bij CVA -zowel ligand-gestuurde (NMDA, AMPA, KA; kationkanalen-> laten Na en K door) als G-eiwit gekoppelde (metabotrope) receptoren -NMDA receptor betrokken bij leerprocessen -Glia nemen glutamaat op uit synapsspleet en maken het onschadelijk→ glutamine→ terug getransporteerd naar neuronen
44
Wat zijn de kenmerken van GABA?
-Belangrijkste remmende neurotransmitter -Meeste interneuronen zijn GABA-erg -Gemaakt uit glutamaat -Heropname oa door gliacellen -Verstoring van de balans tussen excitatie en inhibitie leidt tot epilepsie -zowel ligand-gestuurde (GABAA) als G-eiwit gekoppelde (GABAB) receptoren -GABAA receptor is chloridekanaal, target van benzodiazepines, alcohol, barbituraten, anaesthetica
45
Wat zijn de kenmerken van glycine?
-Belangrijke remmende neurotransmitter, vooral in het ruggenmerg. -Gemaakt uit serine -Heropname oa door gliacellen -Zowel ligand-gestuurde (chloridekanaal, geblokkeerd door strychnine (=rattengif)) als G-eiwit gekoppelde (metabotrope) receptor
46
Zorgen glutamaat, Ach, GABA en glycine voor excitatie of inhibitie?
Glutamaat: -AMPA-, NMDA-, kainaat-receptoren zijn niet-selectieve kationkanalen-> doorgankelijk voor Na+ en K+ (en Ca2+ bij NMDAR) -EPSP met een omkeerpotentiaal Erev ~ 0 mV Acetylcholine: -nicotine-receptoren zijn niet-selectieve kationkanalen-> doorgankelijk voor Na+ en K+ -In neuromusculaire eindplaat EPP (eindplaatpotentiaal) met een omkeerpotentiaal Erev~ 0 mV GABA en glycine: -Ligand-gestuurde ionkanalen (GABA-receptoren), doorgankelijk voor Cl- -IPSP (inhibitoire postsynaptische potentiaal) met een omkeerpotentiaal Erev ~ Vm
47
Hoe zorgt GABA voor inhibitie?
GABA werkt oa door de reactie van de cel op het openen van glutamaat-receptor kanalen te verminderen. V=IR Bij activatie van GABAAR gaat PCl↑ daarom blijft Vm dichterbij ECl. ECl ligt dicht bij rustmembraanpotentiaal. IPSP geeft dus kleine hyperpolarisatie of depolarisatie. Omkeerpotentiaal is negatiever dan de actiepotentiaal drempel
48
Wat wil je op cellulair niveau bereiken met anti-epileptica?
Algemeen: herstellen verstoorde balans tussen excitatie en inhibitie -rationale strategie moeilijk, omdat epileptogenese nog onvoldoende begrepen is! -je wilt bovendien zo min mogelijk in het normale synaptische verkeer ingrijpen, om bijwerkingen zo veel mogelijk te vermijden. Concreet * Langdurige depolarisatie voorkomen. * Hoog-frequent, synchroon vuurgedrag voorkomen.
49
Wat zijn de basismechanismen van anti-epileptica?
-(vrijwel) alle anti-epileptica hebben meerdere aangrijpingspunten. -(vrijwel) alle voorgeschreven anti-epileptica werken anders. -efficacy verschilt vaak weinig dus de bijwerkingen bepalen vaak de keuze
50
Welke groepen anti-epileptica zijn er?
Prikkelbaarheid verminderen door: 1. Modulatie spannings-afhankelijke ionkanalen (bijv. remming Na+ kanalen) 2. Versterken inhibitie (bijv. toename GABA concentratie, stimuleren GABAA receptorkanalen) 3. Remmen excitatie (veel bijwerkingen) 4. Remmen transmitterafgifte 5. Remmen metabolisme (6. Corrigeren gendefect)
51
Welke soorten anti-epileptica moduleren spanningsafhankelijke ionkanalen?
a. Remming Na+ kanalen: -fenytoïne, carbamazepine, lamotrigine, oxcarbazepine (+valproaat) b. Remming Ca2+ kanalen: -ethosuximide (1e keuze absences) (+gabapentin) (c. Openen van K+ kanalen -retigabine)
52
Welke anti-epileptica versterken inhibitie?
a. Versterken werking GABAA receptor: -benzodiazepines (couperen acute aanval), barbituraten (-bumetanide, remmer NKCC1-> remt pompen waardoor Cl concentratie in cel lager wordt en GABAa receptoren beter gaan werken) b. Verhogen GABA concentratie: -vigabatrine, tiagabine (c. Verhogen serotoninewerking: -fenfluramine)
53
Welke anti-epileptica remmen activatie?
-perampanel (AMPA receptor remming-> type glutamaat receptor) -felbamaat (NMDA receptor remming?)
54
Welke anti-epileptica remmen transmitterafgifte?
-levetiracetam/brivaracetam
55
Welke anti-epileptica remmen metabolisme?
stiripentol (o.a. LDH antagonist)
56
Wat zijn de effecten van Na kanaal modulerende anti-epileptica (fenytoïne/ carbamazepine/ lamotrigine)?
Ze remmen Na-kanalen door de tijd dat ze open staan (O) te verminderen door: -remmen activatie. Activatiecurve Na naar rechts waardoor hogere depolarisatie nodig -versnelde inactivatie -vertraagd herstel van inactivatie. Spanningsafhankelijkheid voor herstel van inactivatie veranderen (negatiever potentiaal nodig) Ze doen dit o.a. door te binden aan het open kanaal (O), met als gevolg een ‘use-dependent block
57
Wat is use-dependent block (lokale anesthetica)?
Kunnen Na kanaal in als ze open staan, als vaker open kan er meer in dus werkt de medicijn beter
58
Welke middelen hebben de GABAa receptor als target?
-GABAA receptor is chloridekanaal -target van o.a. benzodiazepines, alcohol, barbituraten, anaesthetica. binden allemaal op andere plekken (ook andere plek dan GABA).
59
Wat is het effect van benzodiazepines op GABAA receptorkanalen?
-Toename GABA stromen -Geen effect bij hoge concentraties agonist=> verhoogt affiniteit GABA voor de receptoror
60
Hoe werken vigabatrine en tiagabine?
Vigabatrine remt GABA mitochondriale GABA transaminase (afbraak in zenuwuiteinde)→ meer afgifte Tiagabine remt GABA transporter waardoor het langer in synapsspleet blijft
61
Hoe wordt epilepsie geclassificeerd?
1. Etiologie: structureel, genetisch, infectieus, metabool, auto-immuun, onbekend 2. Epilepsieclassificatie: focaal, gegeneraliseerd, allebei, onebekend 3. Epilepsie syndroom
62
Hoe wordt epilepsie gediagnosticeerd?
1. EEG 2. Beeldvorming: mri 3. Diagnostiek genetica: wgs
63
Wat zijn de doelen van een EEG bij epilepsie diagnostiek?
1. Bepalen herhalingsrisico na eerste aanval. Als 1 aanval gehad 50% kans op nog een aanval in de komende 3 maanden. 80% kans als tussendoor abnormaal EEG. 2x normaal EEG 15% kans. Gebruikt voor voorlichting + behandeling 2. Tijdens aanval bepalen op het epileptisch is + focus 3. Epilepsiesyndroom diagnose
64
Wat zijn de caves van een EEG?
- 1% gezonde schoolkinderen afw EEG - 3-5% kinderen met ‘iets’ (migraine, ADHD, ontwikkelingsachterstand, autisme) - 0,5% gezonde jong volwassenen - Bij epilepsie 40-50% in 1x gevangen
65
Wanneer/ hoe wordt beeldvorming uitgevoerd bij epilepsie diagnostiek?
Niet nodig bij bekend kinderepilepsiesyndroom MRI heel veel beter dan CT Correleren aan EEG Juiste MRI protocol
66
Wat kan op beeldvorming zichtbaar zijn bij epilepsie?
Focale corticale dysplasie: - Wanneer een radioloog gespecialiseerd in MRI en epilepsie kijkt gaat sensitiviteit van 39% > 91% - Standaard MRI vaak niet adequaat om kleine dysplasie uit te sluiten
67
Hoeveel van de epilepsie op kinderleeftijd is genetisch?
30-40%
68
Hoe wordt een epileptisch insult behandeld?
* Rustig blijven, tijd opnemen, zorgen dat patiënt zich niet bezeert en bloed of slijm uit de mond kan lopen. * Aanvallen duren meestal niet langer dan 3 minuten. * >5 min: dreigende status epilepticus: noodmedicatie toedienen. Gericht op GABA receptoren, meestal neusspray, soms rectaal * Bij geen effect 112 bellen en nog een keer noodmedicatie
69
Hoe wordt een status epilepticus behandeld?
1. ABC, glucose, temp, vitale functies, NO, O2 geven 2. Midazolam 5 mg IV (kinderen 0,1 mg/kg) of 10 mg nasaal (0,2 mg/kg). 5 min wachten. In tussentijd 2-3 korte anamnese, lab, alcohol, ondervoeding? Thiamine IM, Overweeg LP/CT 3. Midazolam 5 mg IV (0,1 mg/kg) 4. Levetiracetam IV of fenytoine IV of valproinezuur IV 5. Refractaire status epilepticus, naar IC
70
Wat voor voorlichting wordt gegeven na een epileptisch insult?
* Uitleg over epilepsiesyndroom van de patiënt * Consequenties voor dagelijks leven, beroepskeuze, vrije tijd, anticonceptie, zwangerschap en erfelijkheid * Eisen rijgeschiktheid groep 1
71
Wat zijn de eisen voor rijgeschiktheid bij epilepsie?
* Eerste insult: 6 maanden geen rijbewijs * Eenmalig insult, normaal EEG: 3 maanden geen rijbewijs * Meer dan 1 insult: jaar aanvalsvrijheid nodig voor rijbewijs * Bij stoppen medicatie > 2 jaar blijft rijbewijs geldig * Uitzondering: uitsluitend in slaap of geen invloed op rijgeschiktheid * Groep 2: 10 jaar aanvalsvrij zonder medicatie (of 5 jaar met 2x EEG en MRI)
72
Wanneer moet geen medicatie gestart worden bij epilepsie?
Niet: - koortsstuipen - acuut symptomatische aanvallen (of alleen kortdurend) - gelegenheidsinsult Afweging bij sommige epilepsiesyndromen - Rolandische epilepsie/kinderepilepsie met centrotemporale pieken (BCECTS) - Panayiotopoulos syndroom - fotosensibele epilepsie
73
Wanneer moet wel medicatie gestart worden bij epilepsie?
Als diagnose zeker is Shared decision making * 50% aanvalsvrijheid op eerste middel, 70% op 2e en 3e * 15% ervaart bijwerkingen * 1:2000 SUDEP risico (kinderen 1:5000) * Streven naar monotherapie Bij epileptische encefalopathie zeker wel
74
Hoe wordt een keuze voor anti-epileptica gemaakt?
Karakteristieken van de epilepsie: -Focaal of gegeneraliseerd -Etiologie/epilepsiesyndroom Karakteristieken van de patient: -Man/vrouw -Afkomst -Vruchtbaarheid -Co-medicatie -Nier- of leverproblemen -Psychiatrie
75
Wat zijn de eerste keuzes voor epilepsie medicatie?
Eerste keus bij focale epilepsie: levetiracetam, lamotrigine, carbamazepine/oxcarbazepine, lacosamide, valproinezuur Eerste keus bij gegeneraliseerde epilepsie: levetiracetam, lamotrigine, valproinezuur Absences: ethosuximide, lamotrigine, valproinezuur
76
Wat zijn mogelijke bijwerkingen van anti-epileptica?
Ernstige rash bij carbamazepine bij 15% (HLA-B*1502, Azie) Bij snel opbouwen lamotrigine, risico op ernstige huidreactie Benzodiazepines: risico op sufheid, meer slijm/kwijlen Levetiracetam: agressie, boosheid bij daarvoor gevoelige personen Lacosamide kan soms eufoor gevoel en verslaving geven Vigabatrin kan bij langdurige gebruik retina schade geven
77
Wat zijn de effecten van anti-epileptica op vruchtbaarheid/ zwangerschap?
Lamotrigine is fijn middel, maar spiegel wordt beïnvloed door de anti-conceptiepil Valproinezuur is teratogeen; niet voorschrijven aan vrouwen in vruchtbare levensfase Foetaal valproaat syndroom: - neurale buisdefecten - verminderd IQ/ADHD/ASD - hartafwijkingen - dysmorfe kenmerken
78
Wanneer moet gestopt worden met anti-epileptica?
Op groepsniveau neemt de kans op een recidief niet meer af na 2 jaar aanvalsvrijheid - http://epilepsypredictiontools.info/aedwithdrawal Recidiefkans na 2 jaar aanvalsvrijheid (en normaal EEG) : - Bij volwassenen 40% - Bij kinderen 30% - Recidiefkans na 0,5 of 1 jaar aanvalsvrijheid: bij volwassenen: niet bekend, bij kinderen: 50% Afbouwen: in 4 tot 8 weken
79
Wat zijn de mogelijkheden als anti-epileptica niet werken?
1. Epilepsie chirurgie als mogelijk 2. Ketogeen dieet (vooral bij kinderen) 3. Neuromodulatie: n. vagus stimulatie (bij 50% VERMINDERING aanvallen) of deep brain stimulation
80
Hoe succesvol is epilepsie chirurgie?
Één focus, goed te identificeren op EEG en liefst op MRI Veilig te reseceren 70-90% goed resultaat!
81
Hoe kom je in ketose?
* Vasten * Voeding vooral vet, weinig koolhydraten: Atkins+, klassiek ketogeen * Met toevoegen van medium chain triglycerides (MCT dieet) * Bijwerkingen/risico’s: hypoglycemieen, groeivertraging, vitamine deficiëntie, osteoporose * 50% kans op succes (=50-100% aanvalsreductie)
82
Wat is de definitie van een epileptische aanval?
Tijdelijk optreden van symptomen door abnormale excessieve of synchronale neuronale activiteit in de hersenen
83
Wanneer is er sprake van epilepsie?
- 2+ ongeprovoceerde (of reflexmatige) aanvallen met interval van 24 uur+ - 1 ongeprovoceerde (of reflexmatige) aanval met een herhalingskans van min. 60% in 10 jaar - Er is sprake van een epilepsiesyndroom
84
Wat is een reflexmatige aanval?
Reflexmatig: omstandigheden waarbij alleen mensen met epilepsie een aanval kunnen krijgen, bv lichtflitsen
85
Beschrijf de epidemiologie van epilepsie
Komt meeste voor bij kinderen en ouderen. Incidentie 50/100.000 per jaar, 5% bevolking krijgt ooit een epileptisch insult. Vele oorzaken, bij kinderen vaak genetisch en bij ouderen vaak hersenschade
86
Hoe wordt epilepsie geclassificeerd?
Classificatiesysteem volgens International League against Epilepsy (ILAE) 1. Aanvalsbeschrijving (semiologie) 2. Aanvalsclassificatie 3. Epilepsie syndroom classificatie 4. Etiologie
87
Wat moet je bij een anamnese over epilepsie uitvragen?
Altijd: bewustzijn/ gewaarwording en motorische verschijnselen (enkelvoudig of complex) Liefst altijd: autonome verschijnselen en postictale verschijnselen (bv vermoeidheid, uitvalsverschijnselen) Zo mogelijk: sensorische, emotionele en cognitieve verschijnselen Anamnese over wat er voor, tijdens en na aanval gebeurd is
88
Welke andere oorzaken moet je uitsluiten bij verdenking van epilepsie?
Wegrakingen met/ zonder motorische verschijnselen: - Syncope (cardiaal, vasobagaal/ reflex, POTS) - Metabool/ intoxicatie - Psychogeen - Kataplexie - Transient global amnesia
89
Hoe kan onderscheid gemaakt worden tussen epilepsie en andere oorzaken van wegrakingen?
Reflex syncope waarschijnlijk bij wegraking vanuit stand bij mictie/ hoesten/ pijn/ angst/ na maaltijd/ na inspanning. Cardiaal vaak tijdens inspanning. <10 schokken kunnen ook bij syncope voorkomen, bij epilepsie >20 Bij epileptische aanvallen en syncope ogen meestal open Epilepsie postictaal verward, syncope niet Ogen dichtknijpen en bekken bewegingen pleiten sterk tegen spilepsie
90
Wat is de DD voor wegrakingen bij kinderen?
Slaapmyoclonieen Breath holding spel/ reflex anoxic seizure Tics Motorstereotypieen Aandachtstekort/ dromen Zelfstimulatie Tonic upgaze of childhood Migrainevarianten
91
Hoe moet je een epileptische aanval classificeren?
Aanval classificeren naar focaal begin of gegeneraliseerd begin. Plek in hersenen bij focaal bepaalt de verschijnselen (bv verschil links rechts itt gegeneraliseerd)
92
Wat is de definitie van een epileptische aanval?
klinische manifestatie van een plotselinge, kortdurende functiestoornis van de hersenen ten gevolge van excessieve of synchroon optredende activiteit van cerebrale neuronen
93
Wat is de definitie van een TIA?
Kortdurende, voorbijgaande aanvallen van neurologische uitvalverschijnselen die worden veroorzaakt door een tijdelijke, focale stoornis in de bloedvoorziening. Bijv. hemiparese, afasie, dysartrie (vooral negatieve symptomen)
94
Wat is prikkelbaarheid?
De prikkelbaarheid is een maat voor de neiging van zenuwcellen om actiepotentialen te genereren. Bij epilepsie is de prikkelbaarheid van sommige zenuwcellen abnormaal hoog
95
Wat bepaalt de prikkelbaarheid van 1 neuron?
- ion-concentraties (Na+, K+, Cl-, Ca2+, Mg2+) - ionkanalen (type, eigenschappen, dichtheid, verdeling) - synaptische inputs
96
Wat is de evenwichtspotentiaal?
potentiaal waarbij de netto stroom 0 is. negatief potentiaal: als bv K+ ionen de cel verlaten
97
Wat is de nernst-vergelijking?
E= 58 mV/z x log(Xo/Xi) z= lading
98
log
log(10)=1 log(1)=0 log(0,1)-=-1 log(0,01)=-2
99
Wat transporteert Na/K ATPase?
Na/K ATPase pompt 3 Na cel uit en 2 K cel in -> evenwichtspotentiaal voor K negatief en voor Na positief
100
Wat is de goldman vergelijking?
Vm= 68 log ((P[K]o + P[Na]o + P[Ck]i)/P[K]i + P[Na]i + P[Cl]o)
101
Waartussen bevindt de membraanpotentiaal zich?
De membraanpotentiaal bevindt zich altijd tussen EK en ENa. Hoe groter de permeabiliteit (P) voor een ion, des te dichter ligt de membraanpotentiaal bij de evenwichtspotentiaal van dat ion. In rust: PK >> PNa, daarom ligt Vm dicht bij EK. Tijdens depolarisatiefase van een actiepotentiaal: PNa >> PK, daarom gaat Vm snel richting ENa
102
Wat zijn belangrijke eigenschappen van spanningsafhankelijke ionkanalen?
* selectiviteit (natriumkanaal laat alleen natriumionen door) * conductantie (hoeveel ionen doorgelaten) * activatie (openen), deactivatie (sluiten) en evt. inactivatie oiv membraanpotentiaal
103
Wat is de wet van ohm?
I=V/R=g(Vm-Ek) g is conductantie (=1/R) eenheid Siemens (S) Hoe groter Vm-Ek hoe groter de driving force
104
Beschrijf de structuur van een K kanaal
- vier subunits vormen één kanaal (tetrameer) - drie onderdelen: transmembraan segmenten (meestal 6: S1-6), P loop en intracellulaire loops - P loop belangrijk voor selectiviteit - S1-4 van belang voor spanningsafhankelijkheid (met name S4) - S5-6 belangrijk voor open en dicht gaan - intracellulaire loops belangrijk voor inactivatie
105
Wat zijn activatie en deactivatie?
Activatie: het openen van een ionkanaal onder invloed van de juiste prikkel (in geval K depolarisatie) Deactivatie: het weer sluiten van een ionkanaal agv het wegvallen van de prikkel (hier: repolarisatie)
106
Wat gebeurt er met Na kanalen na depolarisatie?
Bij depolarisatie gaat balletje porie Na kanaal blokkeren→ inactivatie, belangrijk voor repolarisatie en refractaire periode (periode verminderde prikkelbaarheid→ voorkomt te hard vuren)
107
Wat zijn de oorzaken van de refractaire periode?
1. Na-kanalen moeten herstellen van inactivatie 2. K-kanalen staan nog open
108
Wat is de voltage clamp methode?
-Meet de stroom die nodig is om een bepaalde membraanpotentiaal aan een cel op te leggen -Wordt vaak gebruikt icm farmaca, zodat het mogelijk is selectief de stroom door een bepaald type kanalen te meten
109
Wat is het classificatiesysteem volgens ILAE?
1. Aanvalsbeschrijving (semiologie) 2. Aanvalsclassificatie 3. Epilepsie syndroom classificatie 4. Etiologie
110
Wat moet je altijd beschrijven bij een epileptische aanval?
Altijd 1. Bewustzijn / gewaarwording: ogen open/dicht, oogcontact, interactie, navragen 2. Motorische verschijnselen: - Enkelvoudig: trekkingen, schokken, verstijven, knipperen, smakken, nystagmus - Complex: automatische handelingen, hypermotoor gedrag
111
Wat moet je het liefst altijd beschrijven bij een epileptische aanval?
3. Autonome verschijnselen: verkleuren, hartslag, ademhaling, zweten 4. Postictale verschijnselen: vermoeidheid, uitvalsverschijnselen
112
Wat moet je zo mogelijk beschrijven bij een epileptische aanval?
5. Sensorische verschijnselen: geluiden, beelden, smaak, geur, tintelingen 6. Emotionele verschijnselen: angst, woede, verdriet 7. Cognitieve verschijnselen: déjà vu, geheugenverlies, afasie
113
Wat zijn de kenmerken van een epileptische aanval?
- Liggend/ staand - Lichtflitsen - Bleek, misselijk, zweten - Aura: geur/ smaak/ deja vu - Verstijven - >20 schokken, minuten - Hoofddraai - Ogen open - Tongbeet lateraal - Cyanose - Postictale verschijnselen
114
Wat zijn de kenmerken van reflex syncope?
- Staand - Mictie/ hoesten/ pijn/ angst - Na maaltijd/ inspanning/ tijdens inspanning - Bleek, misselijk, zweten - Verstijven +/- - Slap vallen - <10 schokken, <15 s - Ogen open - Punt tongbeet
115
Wat zijn de kenmerken van orthostatisch syncope?
- Staand - Pijn in nek/ schouders - Slap vallen - <10 schokken, <15 s - Ogen open - Punt tongbeet
116
Wat zijn de kenmerken van cardiaal syncope?
- Liggend/ staand - Na/ tijdens inspanning/ plotse schrik/ cardiale klachten - Slap vallen - <10 schokken, <15 s - Ogen open - Punt tongbeet - Cyanose
117
Wat zijn de kenmerken van psychogeen syncope?
- Liggend/ staand - Bekken bewegingen - Ogen dichtknijpen - +/- verstijven/ slap vallen/ schokken <20/ hoofddraai/ ogen open/ tongbeet/ postictaal
118
Hoe wordt epilepsie geclassificeerd?
1. Aanvalsclassificatie * Focaal * Gegeneraliseerd * Zowel focaal als gegeneraliseerd * Onbekend 2. Epilepsie syndroom 3. Etiologie * Structureel * Genetisch * Infectieus * Metabool * Auto-immuun * Onbekend
119
Wat is childhood absence epilepsy?
1. Korte wegrakingen zonder postictale fase, kan uitgelokt worden door hyperventilatie 2. Gegeneraliseerde aanval zonder motorische verschijnelen: typische absence 3. Klassieke absences van de kinderleeftijd op basis van * Leeftijd * Geen grote ontwikkelingsproblemen/normaal IQ * EEG beeld met 3Hz piek-golf complexen
120
Waarom is classificatie van epilepsie belangrijk?
Juiste en volledige diagnose 1. Geen onterechte medicatie 2. Voorlichting over prognose (herhalingsrisico aanvallen en lange termijn) 3. Gerichte leefstijl adviezen 4. Wettelijke voorschriften (rijbewijs, beroepskeuze) 5. Gericht aanvullend onderzoek 6. Beste keuze voor behandeling 7. Counseling van familie en patiënt bij kinderwens t.a.v. herhalingsrisico
121
Wat is PIGA?
Phosphatidyl Inositol Glycan complementation class A * Betrokken bij biosynthese van glycosylphosphatidylinositol (GPI) anchor (met >25 andere genen) * GPI anchor verankert eiwitten aan buitenste laag (outer leaflet) van de plasma membraan * PIGA is enzym in endoplasmatisch reticulum (onderdeel van N-acetylgalactosamine transferase)
122
Welke typen PIGA mutaties zijn er?
* Somatische mutaties PIGA geassocieerd met Paroxysmal Nocturnal Hemoglobinuria * Kiembaan (germline) mutaties PIGA geassocieerd met (X-gebonden) early-onset epileptic encephalopathy (EOEE) en early myoclonic encephalopathy (EME)
123
In welke vormen komen GPI-anchored proteins voor?
* Enzymes * Adhesion molecules * Receptors * Immune system proteins