Week 5 Flashcards

(95 cards)

1
Q

Wat is vestibulaire duizeligheid?

A

Duizeligheid is een vals gevoel van beweging
* Door uitval van een labyrint
* Door prikkeling van een labyrint
Hoofdbewegingen verergeren de duizeligheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de aard van de sensatie van vestibulaire duizeligheid?

A
  • draaien, linksom of rechtsom, clockwise couterclockwise
  • wereld staat scheef
  • instabiliteit bij lopen
    (* op watten lopen, flauwvallen, zweven)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voor functiesverlies gaat gepaard met labyrint uitval?

A
  • Instabiliteit lichaamshouding (valrisico)
  • Gestoorde ruimtelijke oriëntatie: afwijken naar aangedane zijde, last met stoepjes en trappen
  • Verminderde beeldstabilisatie bij hoofdbewegingen: visual lag en oscillopsie
  • Klachten verergeren in donker of bij hoofdbewegingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn oorzaken van duizeligheid?

A
  • algemeen interne aandoeningen
  • bijwerkingen medicijnen ! (50% medicatie kan als bijwerking hebben)
  • hart / ritme - stoornissen
  • vaten / bloeddruk
  • oculaire aandoeningen
  • proprioceptief
  • cerebellair
  • vestibulair ( 10-25% )
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn oorzaken van vestibulaire duizeligheid?

A
  • BPPD
  • Neuritis Vestibularis
  • M. Menière
  • Otitis media
  • Cholesteatoom
  • Otosclerose
  • Schedelbasisfractuur
  • Brughoektumor
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn aanwijzingen voor een vestibulaire oorzaak van duizeligheid?

A
  • Paroxysmaal (eenmalig of periodiek) verloop in de tijd
  • Bewegingen van hoofd, lichaam en omgeving zijn luxerende momenten
  • Duizeligheid heeft een bewegende aard
  • Begeleidende verschijnselen: vegetatieve symptomen (zweten en braken), oorsymptomen, neurologische problemen (bij centraal probleem), visuele klachten (nystagmus) en psychische problematiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke klachten passen bij de ziekte van meniere?

A
  • Heftige aanvallen van duizeligheid
  • Doofheid
  • Tinnitus
  • Hyperacusis (overgevoeligheid voor externe geluiden)
  • Drukkend en vol gevoel in het oor
  • Niet verdragen van snelle hoofdbewegingen
  • Vegetatieve verschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe wordt de ziekte van meniere behandeld?

A
  • Acceptatie en stressvermindering
  • Soms helpt gentamicine
  • Aanvallen veelal aan het begin frequent aanwezig en nemen af, vaak na 2 jaar weer aanvalsvrij
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de functionele bijdragen van vestibulaire signalen?

A

Uniek sensorisch systeem
- Detecteert hoofdbeweging en oriëntatie in de ruimte
- Bij normaal functioneren zijn we ons er niet van bewust
- Draagt bij aan perceptie, houding en ogen (bewegingen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe is het vestibulair systeem opgebouwd?

A

Twee sensorische systemen - 6 vrijheidsgraden (of 9)
 Halfcirkelvormige kanalen - rotatiesignalen
 Otolieten (utriculus en sacculus) - lineaire versnelling (translatie) en hoofdoriëntatie
Aan weerszijden van het hoofd gespiegeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de vrijheidsgraden van het vestibulair systeem?

A

6 vrijheidsgraden (of 9):
- rotatiesignalen 3 assen
- lineaire versnelling 3 assen (en hoofdorientatie 3)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Beschrijf de fytogenetica van het vestibulaire systeem

A

 Fylogenetisch, het oudste deel van het binnenoor
 De grootte correleert met het voortbewegingstype (zoogdieren): dieren met behendige, snelle en schokkerige voortbeweging hebben grotere kanalen (in verhouding tot lichaamsgrootte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf de anatomie van het evenwichtsorgaan

A
  • In benig labyrint, vast aan schedel
  • Daarin de perilymf en endolymf met daartussen het vliezig labyrinth (membraan) dat de 2 vloeistoffen van elkaar scheidt
  • Ampulla: plaats waar sensor zit
  • Otolithische ruimte: bevat de otolieten
  • Haarcellen in halfcirkelvormige kanalen en otolieten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat zijn de kenmerken van de haarcellen in het vestibulair systeem?

A

 Haarcellen zijn ingebed in ondersteunende cellen en projecteren op vestibulaire afferente neuronen
 Twee soorten haaruitgangen: kinocilium (lange haar) en stereocilia (kleine eromheen, buigen samen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werken de haarcellen in het vestibulair systeem?

A

Vestibulaire afferenten behouden een baseline
vuurfrequentie (~ 100 spikes/ s).
Door het buigen van de haarcellen wordt de
vuurfrequentie van de vestibulaire afferenten
gemoduleerd. Richting van beweging zorgt voor hyperpolarisatie oftewel depolarisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer wordt welke vuurfrequentie verkregen bij buiging van de vestibulaire haarcellen?

A
  • Hyperpolarisatie neuron: als kinocilium naar de sterocilia buigt, verlaging vuurfrequentie. Richting -100 mV
  • Stabiele (redelijk hoge) vuurfrequentie als haren niet buigen. Baseline ~100 spikes/s. -60 mV
  • Depolarisatie: kinocilium buigt weg van de sterocilia, verhoogd vuurfrequentie. -20 mV
  • Mechanische verbinding tussen haren/ kanalen. Kanalen gaan dicht bij hyperpolarisatie en open bij depolarisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Beschrijf de cellulaire processen die plaatsvinden in de vestibulaire haarcellen

A
  1. Buigen van haarcellen
  2. Kaliumkanalen openen
  3. Membraan depolariseert als gevolg van influx van K+ ionen
  4. Depolarisatie triggert influx van Ca2+ ionen
  5. Synaptische blaasjes versmelten met membraan
  6. Neurotransmitter diffundeert naar afferent
  7. Actiepotentiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Welke soorten vestibulaire haarcellen zijn er?

A
  • Type II-cellen (bouton) kwamen eerste. Connectie alleen aan einde. Regulair afferent vuurfrequentie. Lager detectiedrempel voor alle beweging frequenties
  • Type I-cellen (calyx). Connectie met afferent om haarcelbody heen. Hoger frequentie signalen. Irregulair afferent vuurfrequentie, is meer sensitief voor alle beweging frequenties, hogere vuurfrequentie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wanneer en waarom kwamen type I haarcellen in de evolutie?

A

Kwamen tevoorschijn tijdens de evolutie van stamtetrapoden tot amnioten (vogels, reptielen en zoogdieren). In evolutie ontstaan door water→land, op land impact met grond en sneller beweging

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe zijn de semicirculaire kanalen georganiseerd?

A

Organisatie van de kanalen– rotatiesignalen
 Drie kanalen – horizontaal, anterior, posterior – orthogonal (op hoek van 90 graden van elkaar)
 Gespiegeld aan weerszijden hoofd: overbodige aan (bilateraal) informatie, verhoogde resolutie van informatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe worden de semicirculaire kanalen geactiveerd?

A

Hoofd rotatieversnelling activeert de kanalen, reactie dus op versnellingen en niet snelheid, bij decceleratie vuurfrequentie omlaag
F = mA (Newton’s 2nd Law)
Traagheid van de vloeistof veroorzaakt voor
druk op de cupula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Beschrijf hoe de semicirculaire kanalen werken

A

 Bilaterale bron van informatie
 Kanalen aan weerskanten werken in een duw-trek verhouding. Bij hoofd naar rechts bewegen duwt endolymf in linker kanaal tegen de klok in. Aan rechterkant verhoging in vuurfrequentie en links verlaging
 Excitatie aan de ene kant zorgt voor inhibitie aan de andere kant
->Links anterior-rechts posterior (LARP)
->Rechts anterior-links posterior (RALP)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zijn de stroomrichtingen in de semicirculaire kanalen?

A

Vloeistof stroom richting
 Ampulofugaal – endolymfe stroomt weg van ampulla
 Ampulopetaal – endolymfe stroomt naar ampulla

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat zijn de polariteit richtingen in de semicirculaire kanalen?

A

Horizontale kanalen
 Ampulofugaal – inhibitoir
 Ampulopetaal – excitatoir
Anterior en posterior kanalen
 Ampulofugaal – excitatoir
 Ampulopetaal – inhibitoir

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Beschrijf de organisatie van de otolieten
 Twee maculaire oppervlaktes – utriculus (horizontaal en verticaal) en sacculus (verticaal (en klein beetje horizontaal)  Gespiegeld aan weerszijden striola (scheidingslijn in midden) (overbodige maar hoger resolutie), haarcellen gericht tegen elkaar. Bij beweging naar bv rechts in ene kant verhoging en andere kant verlaging in vuurfrequentie
26
Hoe werken de otolieten?
Omzetten lineaire versnellingen signalen  Hoge dichtheid kristallen rusten op gelatineuze laag waarin de haartjes zitten – otoconia  Traagheid van de kristallen veroorzaakt buiging van de haarcellen. Bij constante tilt blijft vuurfrequentie hoog.  Einstein (equivalentieprincipe): zwaartekracht en lineaire versnellingen zijn niet te onderscheiden. Toch voel je het verschil door centraal processing van rotatie + lineaire versnelling
27
Wat zijn de fases van het vestibulo-oculaire reflex?
Langzame fase: compenserende oogbeweging. Snelle fase: reset van het oog naar de neutrale positie (nystagmus)
28
Beschrijf het vestibulo-oculaire reflex
 Drie neurone reflex boog  Compenseert voor hoofdbewegingen Va nucleus vestibulocochlearis via interneuronenen naar de nucleus abducens (laterale rectusspier), ene kant inhibitie en andere kant excitatie. Via interneuronen verbonden met de nucleus oculomotorius (mediale rectusspier), ook inhibitie + excitatie
29
Wat zijn de kenmerken van het bewegingstest voor vestibulair opgeroepen oogbewegingen?
Beweging Kenmerken:  Interactie met zicht  Meerdere graden van vrijheid  Bilaterale activatie  Meest fysiologische input Toepassingen:  Onderzoek  Klinisch
30
Wat is de calorische test voor vestibulair opgeroepen oogbewegingen?
Kenmerken  Unilaterale activatie  Bidirectioneel – warm/koud water in oorkanaal, zorgt voor convectiestroming  Aanhoudende input Toepassingen  Onderzoek  Klinisch: asymmetrie
31
Wat registreert het vestibulaire orgaan?
- rotatie - translatie - zwaartekracht
32
Wat zijn de functies van het vestibulum?
- Perceptie (ruimtelijk) - Stabilisatie blikrichting - Houdingsregulatie
33
Naar waar worden de vestibulaire signalen geprojecteerd?
Projecties komen aan in de vestibulaire kernen (op hersenstam niveau): - Uit semicirculaire kernen→ superior en mediale deel vestibulaire kern - Otolieten→ veel meer lateraal en mediaal (niet naar superior)
34
Waarnaar projecteren de vestibulaire kernen?
Laterale deel→ projecties naar limb motor neurons (houdingsspieren, mn lumbale gedeelte wk met projecties naar armen en benen) + projecties naar cerebellum (calibratie) Mediale deel→ projecties naar nek moto neurons (stabiliteit hoofd) + extraocular motor neurons (oogspieren) + hersengebieden waaronder de thalamus en vestibulaire werkingsgebied in cortex
35
Wat zijn de laterale vestibulo spinale projecties?
Lateral vestibulospinal tract (LVST) - Oorsprong in laterale vestibulaire nucleus, vooral otlotiet signaal voor houding - Projecties naar ruggenmerg (cervicaal, thoracaal en lumbaal). Regelt mn houding, geheel ipsilateraal. - Balanseren van benen als compensatie voor hoofdbewegingen is voornaamste functie - Geeft excitatoire tonus aan extensor spieren
36
Wat zijn de mediale vestibulo spinale projecties?
Medial vestibulospinal tract (MVST): - Oorsprong in mediale vestibulaire nucleus, informatie uit kanalen (voornamelijk) + otolieten. - Via medial longitudinal fasiculus baan projecties naar medial vestibulospinal tract (ruggenmerg), alleen naar cervicale deel - Vooral ipsilateraal - Stabiliseren hoofd - vestibulo-colic reflex
37
Hoeveel oogspieren zijn er?
- 6 oogspieren: laterale, mediale, superior en inferior rectus, superior (horizontale en verticale bewegingen) en inferior oblique spieren (draaien ogen) - Oogspieren in precies zelfde vlak als halfcirkelvormige kanalen aan ogen verbonden
38
Beschrijf de vestibulaire oculaire reflex
- Zorgt voor blikstabilisatie - Ogen aangestuurd door 3 kernen - Signaal van medial vestibulaire kernen→ abducens nucleus (l en r)→ laterale rectus spieren - Oculomotorius nucleus staat ook in verbinding met abducens→ verbinding met mediale rectus spieren - Hoofdbeweging naar rechts→ rechter vestibulaire kern gaat exciteren + links inhiberen. Contralaterale projecties naar de abducens→ excitatie laterale rectus linkeroog + via ocolumotorius nucleus mediale rectus rechteroog
39
Hoe vindt calibratie van het vestibulaire oculaire reflex op?
1. Obv hoofdrotatie worden de horizontale kanalen geactiveerd→ haarcellen geven info door aan vestibulaire nucleus→ motor neuron→ stuurt oogspier aan. 2. Oog gaat draaien en geeft beeld aan hersenen→ terugkoppeling via inferior olijfkern→ cerebellum. Va vestibulaire kern ook 2e projectie richting cerebellum, input naast elkaar gezet, evt correctie: calibratie (plasticiteit). Cerebellum ook in vestibulo-spinale systeem invloed op grootte activiteit die wordt doorgegeven naar het ruggenmerg
40
Waar komen vestibulaire projecties uiteindelijk terecht?
Vestibulaire projecties - Vestibulaire cortex - Projecties via thalamus - In horizontale richting lichten vooral visuele delen van cortex op, in verticale richting vooral de vestibulaire delen, helpt dus bij ruimtelijke orientatie
41
Wat zijn de klinische beelden van duizeligheid?
1.continue rotatoire vertigo, bv neuritis vestibularis of labyrintitis, rotsbeen fractuur, ooroperatie, of CVA in de hersenstam; 2.spontane recurrente vertigo-aanvallen, bv vestibulaire migraine of ziekte van Menière. 3.paroxismale positionele vertigo, bv BPPD, maar ook centrale positionele vertigo zoals o.a. bij vestibulaire paroxismie. 4.frequente aanvallen van duizeligheid of instabiliteit, bv door een microvasculaire compressie van de nervus vestibularis (vestibulaire paroxismie), of een fistel (‘derde venster’) of dehiscent halfcirkelvormig kanaal in het labyrint met als gevolg gevoeligheid voor druk of geluid. 5.posturale instabiliteit zonder neurologische symptomen, bilaterale uitval van de evenwichtsfunctie: congenitaal (icm doofheid), NF II, dubbelzijdige schedelbasisfractuur, intoxicatie met aminoglycosiden, familiaire progressieve labyrintdegeneratie bij DFNA9/COCH. 6. eenzijdige langzaam progressieve uitval, een brughoektumor, chronische otitis media (+-cholesteatoom), basale meningitis.
42
Welke ziektebeelden kunnen horen bij klinische beelden type 1, 2, 3 en 6 van draaiduizeligheid?
1.acute, continue vertigo, uitdovend in de loop van dagen tot weken: * neuritis vestibularis, * rotsbeen fractuur 2.spontane vertigo-aanvallen: * vestibulaire migraine * ziekte van Menière. 3. Getriggerde vertigo-aanvallen: * BPPD (benigne paroxismale positieduizeligheid) 6. eenzijdige uitval met onvolledige compensatie: * Late beloop van acute uitval * Brughoektumor (tumor van de nervus vestibulocochlearis (vestibulair Schwannoom, meningeoom)) * Chronische infecties mastoid en de behandeling daarvan.
43
Hoe kan onderscheid gemaakt worden tussen centrale en perifere labyrintuitval?
* Sluit de centrale symptomen uit: Dysartrie (spraakstoornis), Dysmetrie, Dysfonie, Diplopie (dubbelbeeld)-> afwezigheid pleit voor perifere laesie * HINTS voor differentiatie tussen centrale en perifere laesie-> Head impuls test afwijkend perifere laesie, nystagmus perifere kenmerken, test of skew negatief perifere laesie
44
Welke stroomschema kan je volgen om onderscheid te maken tussen centrale en perifere labyrintuitval?
1. Maakt de nystagmus een zaagtandbeweging? Ja->2, Nee->centraal 2. Wisselt de nystagmus met blikrichting? Ja->centraal, nee->3 3. Heeft de nystagmus perifeer vestibulaire kenmerken (wet van Alexander, fixatie-suppressie, gemixte componenten)? Ja->perifeer, Nee->centraal
45
Wat is HINTS?
HINTS: head impuls (als hoofd snel naar uitgevallen kant beweegt werkt het vestibulo-oculair reflex niet goed, oog draait even mee en kijkt dan weer rechtdoor), perifere nystagmus
46
Wat is de wet van Alexander?
Uitval sterker bij het kijken in de richting waar het nystagmus naartoe gaat dan naar de andere kant. Begint als 3e graads nystagmus (in alle richtingen Kkijken naar 1 kant), wordt door centrale compensatie 2e graads (links of rechts + midden) en dan 1e graads (alleen links of rechts)
47
Wat zijn nystagmus perifere kenmerken?
* zaagtand * horizontaal rotatoir * wordt onderdrukt door fixatie * wordt sterker in de richting van de snelle slag * snelle slag naar gezonde zijde
48
Wat is de test of skew?
Afwisselend 1 oog afdekken. Bij positieve test verticale instelbeweging van het oog, laesie in cerebellum of hersenstam
49
Welke anamnestische gegevens passen bij een neuritis vestibularis?
* Plotselinge heftige draaiduizeligheid met misselijkheid en braken, verergert bij hoofdbewegingen. * Maximale vertigo na minuten tot uren, klachten verdwijnen spontaan door compensatie van de uitval * Vaak bij ontwaken en omdraaien in bed * 50% ervoor BLWI * Harmonie vestibulaire * Oscillopsie * Geen centrale symptomen * BPPD vaak in latere beloop
50
Welke onderzoeksgegevens passen bij een neuritis vestibularis?
* gehoor goed (per definitie) * geen afwijkingen bij KNO onderzoek * geen centrale verschijnselen * positieve head impulse test, naar de aangedane zijde * Harmonie vestibulaire: -> Horizontaal rotatoire nystagmus, vaak 3e graads naar contralateraal -> valneiging en wijzen naar aangedane oor * ENG: calorische hyporeflexie/ areflexie
51
Naar welke kant ontstaat nystagmus bij neuritis vestibularis?
Bij neuritis vestibularis aan de rechterkant verwacht je nystagmus naar links (nystagmus benoem je naar de snelle fase)
52
Hoe wordt neuritis vestibularis gediagnosticeerd?
* Klinische diagnose * Diagnose per exclusionem
53
Beschrijf de innervatie door de n. vestibularis
Splitst in: - Superior nerve: horizontal scc, anterior scc, utriculus - Inferior nerve: posterior scc, sacculus - Efferent fibres
54
Wat is de etiologie van neuritis vestibularis?
meest waarschijnlijk virale infectie, nervus vestibularis superior (90%) daarom komt BPDD daarna vaak voor (otoconieen komen los en gaan door het kanaal stromen). Bij calorische test vooral n. vestibularis superior gemeten (meet horizontaal kanaal)
55
Hoe wordt neuritis vestibularis behandeld?
* uitleg, geruststelling! * acute moment: antimetica, reisziekte medicatie * Medicatie afbouwen, begin vestibulaire revalidatie * Geen duidelijke indicatie voor steroïden 3 dagen bedrust, daarna mobilisatie om compensatie door hersenen te voorkomen
56
Wat is het late beloop van neuritis vestibularis?
* Gedeeltelijk herstel vestibulaire functie in weken tot maanden. Helft functieherstel, andere helft permanente uitval evenwichtsorgaan waarbij mn snelle hoofdbewegingen naar de aangedane zijde last geven * Centrale compensatie: na dagen mobiel, na weken symptoomvrij * korte oscillopsie en dysbalans bij snelle hoofdbewegingen * 20-30% ontwikkelt BPPD
57
Waardoor geven vooral bewegingen naar de aangedane zijde bij labyrintuitval vooral last?
Evenwichtsorgaan goed in detecteren hoofdbewegingen naar kant waar het zit en minder goed die van de andere kant. Kan namelijk hoge vuurfrequentie bij depolarisatie bereiken maar minder grote afname bij hyperpolarisatie
58
Welke anamnestische gegevens passen bij meniere?
* Aanvallen van vertigo met misselijkheid en braken, duren minuten tot uren * Slechthorendheid aan 1 oor, herstelt zich aanvankelijk na de aanval, * Meestal één labyrint: cochlea en vestibulair apparaat, in latere beloop steeds meer dubbelzijdigheid, vertigo en gehoorverlies hoeft niet simultaan op te treden. * Tinnitus * Vol gevoel in oor, of druk op het oor
59
Welke onderzoeksgegevens passen bij meniere?
KNO onderzoek * Buiten de aanval: normaal * Tijdens de aanval, nystagmus naar ipsilaterale oor, later naar het contralaterale oor * Perceptief gehoorverlies Audiometrie * Fluctuerend lage tonen perceptie verlies Electro-Nystagmogram * calorische hyporeflexie of areflexie aangedane zijde, maar niet altijd! Head impuls test * Catch up saccade bij draaien naar de aangedane zijde
60
Beschrijf de epidemiologie van morbus meniere
* Prevalentie 200 tot 500 per 100.000 per jaar, M:V = 1:1,3 * Presentatie meestal tussen 40-60 jaar * Symptomen kunnen een uiting van migraine zijn: vestibulaire migraine, hoofdpijn en vertigo hoeven niet simultaan op te treden * Stress ?
61
Hoe wordt meniere gediagnosticeerd?
* Typische anamnese, trias * Fluctuerend lage tonen perceptie verlies * Later permanent gehoorverlies, wordt zelden groter dan 60 dB * Mogelijk een uiting van migraine (Evenwichtsonderzoek voor diagnose niet noodzakelijk)
62
Wat is de oorzaak van meniere?
Hypothese: endolymfatische hydrops→ overdruk. Nystagmus aan begin naar ipsilaterale oor door prikkeling door overdruk, later als druk hoog genoeg wordt gaan vloeistoffen mengen door overdruk ventielen→ uitval van die kant, nystagmus naar contralaterale oor
63
Hoe wordt meniere conservatief behandeld?
* Symptomatisch, anti-emetica * Uitleg * Zoutarm dieet, diuretica, niet bewezen effectief * (Betaserc) * Vestibulaire Habituatie Therapie * Gentamicine intratympanaal, risico gehoorverlies (is vestibulotoxisch, schakelt labyrint uit) * Corticosteroiden intratympanaal (auto-immuun component, geen schade)
64
Hoe wordt meniere chirurgisch behandeld?
Chirurgische therapie niet bewezen effectief * Labyrintectomie * Saccus – drainage * Endolymfatic duct blockage * N Vestibularis doorsnijding
65
Welke anamnestische gegevens passen bij een BPPD?
* Positioneringsduizeligheid, getriggerd door hoofdbeweging. * Soms met misselijkheid. * Meest voorkomende vorm van vestibulaire duizeligheid, 40% van alle vertigo. * Piek incidentie tussen 50 en 70 jaar. Op 80ste heeft 10% een episode gehad. * aanval van draaiduizeligheid
66
Hoe ziet een aanval van draaiduizeligheid bij BPPD eruit?
* treedt op na een latentie van enkele seconden * na een hoofdbeweging schuin naar achter, posterieure kanaal * of na omdraaien in bed, horizontale kanaal * duur max 1 minuut * crescendo-decrescendo * uitputbaar
67
Beschrijf de etiologie van BPPD
Otoconia uit de otolietorganen depositum in een kanaal, zakken vn in het posterior kanaal, is laagste punt evenwichtsorgaan, meest aangedaan→ wordt gevoelig voor zwaartekracht. Kunnen ook blijven plakken aan de cupula→ cupulolithiasis, duurt veel langer
68
Wat is de Dix-Hallpike maneuvre?
* Latentietijd tussen beweging en nystagmus * Horizontaal-rotatoire nystagmus met duizeligheid, mogelijk misselijkheid * Crescendo-decrescendo * Gegenläufigkeit * Uitputbaar BPPD in posterior kanaal, meest voorkomende Oplossen met epimaneuvre
69
Wat moet je doen bij een typische BPPD anamnese en negatieve Dix-Hallpike?
* respons is uitgeput * het gaat om het laterale kanaal, supine roll test uitvoeren
70
Hoe wordt BPPD behandeld?
* Uitleg, geruststelling * Oefeningen: Brandt-Daroff * Bevrijdingsmanoeuvres: Epley, Barbecue roll * Chirurgie: N. Vestibularis doorsnijding, pluggen betreffende kanaal
71
Hoe kunnen de evenwichtsorganen onderzocht worden?
Vestibulopsinale relfexen: - Wijsproef - Romberg test - Looptest Vestibulo-oculaire reflexen: - Meten van de oogbewegingen - Draaistoelonderzoek - Calorisch nystagmus
72
Welke zintuigen dragen bij aan orientatie in de ruimte?
- vestibulair systeem - visus - proprioceptie
73
Wat is de wijsproef?
Test ruimtelijke orientatie: - Wijsvinger van onderzoeker aanraken, dan met gesloten ogen arm omhoog te brengen en weer omlaag, 6x herhalen - Bij hypofunctie evenwichtsorgaan wijkt de arm af naar de aangedane zijde omdat de gezonde zijde relatief harder vuurt - Afwijking naar links is negatief, naar rechts is positief
74
Wat is de proef van Romberg?
Balans: - Patient staat rechtop met de voeten tegen elkaar en de armen op de borst, ogen eerst open dan dicht - Herhalen op zachtere ondergrond en zwaartekracht platform - Valt bij acute uitval naar de aangedane kant, bij lichte stoornis lichte helling
75
Waardoor kan een pseudo-positieve Romberg optreden?
Door een stoornis in de proprioceptie of een verschil in spiertonus tussen links en rechts
76
Wat is de looptest?
Tandem walking (koorddansersgang): - Met gesloten ogen - Armen over de borst gevouwen - Aantal stappen tot zijstap tellen - Uitgangspositie is 10 stappen - 3x herhalen - Als al moeite met ogen open wijst dat op een stoornis van cerebellum of visus - Alcoholconsumptie, medicatiegebruik en spierpathologie uitsluiten
77
Wanneer werkt de vestibulo-oculaire reflex minder goed?
- In het donker - Lagere frequentie van hoofdbewegingen
78
Wat is een visual lag?
Bij tweezijdige uitval zijn de oogbewegingen in licht weinig afwijkend, maar geen VOR zichtbaar: de ogen in positie mbv visuele input wat een stuk langer duurt dan de reflex
79
Wat voor nystagmus ontstaat bij draaistoelonderzoek?
Horizontale nystagmus: door draaiing naar rechts gaat rechts harder vuren-> nystagmus naar rechts - endolymfe staat na 3-4 s stil (kanaaltijdoncstante), maar nystagmus duurt 20-30 s (tot neuronale integratie in de vstibulaire kernen is opgehouden)
80
Hoe kan verticale nystagmus opgewekt worden?
Hoofd op rechterschouder en stoel linksom draaien-> kanaal links anterieur geactiveerd en rechts posterieur geinhibeerd. Gevoel voorover draaien-> compensatie naar achteren-> nystagmus voorover (naar beneden)
81
Hoe kan torsie (rotatoire) nystagmus opgewekt worden?
Kin op de borst terwijl de stoel draait, als naar links draaien nystagmus naar links en omgekeerd (horizontale kanalen geactiveerd)
82
Wat is calorische nystagmus?
- Koud water: endolymfe zwaarder door afkoeling-> stroomt van ampul af-> hyperpolarisatie-> nystagmus naar contralaterale zijde Verwarming: vuurt harder-> nystagmus naar ipsilaterale zijde
83
Wat voor nystagmus kan ontstaan bij laesies in de hersenen?
Laesie vestibulaire cortex: alleen langzame fase nystagmus Hersenstam: geen respons
84
Wat is vertigo?
Een bewegingssensatie terwijl je zelf stilstaat
85
Wat zijn centrale oorzaken van duizeligheid?
25%: - 80% hersenbloeding/ infarct - MS - Arnold Chiari malformatie - Ruimte innemend proces - Vestibulaire migraine
86
Wat zijn de dodelijke D's?
Functiestoornis hersenstam: - diplopie - dysartrie - dysfagie - dysfonie - dysmetrie - dysesthesie - drop attacks (plots vallen zonder syncope) - down-up distorsies (tilt illusies)
87
Wat zijn de kenmerken van perifeer nystagmus?
- Nystagmus verschijnt of neemt toe bij wegnemen van dixatie: Frentzelbril, head-shaking nystagmus - Gemengd horizontaal-rotatoire nystagmus is karakteristiek voor unilateraal functieverlies - Kiepproef volgens Dix-Hallpike: pathognomisch voor een perifere goedaardige positieafhankelijke draaiduizeligheid
88
Wat zijn de kenmerken van centraal nystagmus?
- Geen nystagmus - Fixatie heeft weinig effect op de nystagmus - Pure horizontale, verticale of rotatoire nystagmus - Blikrichtingsnystagmus
89
Wat is de test of skew?
1 oog afdekken, oogcorrectiebewegingen wat duidt op een hersenstam dysfunctie
90
Wat voor focale uitval kan gepaard gaan met centraal vertigo?
- ataxie - langebaanverschijnselen - hersenzenuwuitval - meningeale prikkeling - loopfunctie
91
Wat zijn de kenmerken van een herseninfarct/ bloeding gekoppeld met centraal nystagmus/ vertigo?
- Locatie: cerebellum/ hersenstam/ thalamus/ basilaris trombose - Duizeligheid, misselijkheid, braken, ganginstabiliteit, hoofdpijn (achterste schedelgroeve)
92
Wat is downbeat nystagmus?
puur verticale nystagmus, kan alleen maar centraal zijn, aansturingsprobleem vanuit hersenstam
93
Wat zijn de kenmerken van MS en vertigo?
- meest voorkomende ontstekingsziekte van czs - 5% presenteert met vertigo - vertigo en/of onvast ter been veel voorkomend (15%) - nabijheid laesie vestibulaire kernen aan het 4e ventrikel en entry-zone CN IX/ mediale vestibulaire kernen - houdings of bewegingsafhankelijkheid sluit een centrale etiologie niet uit
94
Wat zijn risicofactoren voor BPPD?
hoofdletsel en immobilisatie
95