Week 2 VO Flashcards

(39 cards)

1
Q

Waarom duurt de repolarisatie langer dan de depolarisatie

A

kaliumkanalen gaan langzamer open. De depolarisatie moet zsm plaatsvinden omdat de kaliumkanalen dan nog neit open mogen zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

amplitude

A

verschil rustpotentiaal en piek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

essentiele eigenschappen natriumkanalen

A
  • snel achtiveren
  • inactiveren
  • spanningsafhankelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

absolute refractaire periode

A

natirum kanaal is geinactiveerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

relatief refractaire periode

A

natrium kanalen worden tegen gewerkt door kalium kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

voltage clamp

A

membraanpotentiaal geclampt, welke stroom is nodig om deze te behouden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

current clamp

A

wat gebeurt er met de membraanpotentiaal bij een bepaalde stroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke kant na activatie curve bij epilepsie

A

links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

GABA a receptor antagonis toevoegen

A

epileptisch netwerk: balans tussen exitatie en inhibitie is dan verstoord omdat de inhiberende neurotransmitter wordt uitgeschakeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

IPSP

A

inhibitory postsynaptic potential

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

beperkingen en voordelen EEG

A

beperkingen:
- het is niet mogelijk om van een specifieke locatie in het brein de activiteit te meten: beperkte spatiele resolutie
- dieper dan de cortex kan niet gemeten worden

voordelen:
- relatief goedkoop en simpel
- meet activtieit in milliseconden = goede tijdsresolutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

epileptiforme EEG afwijkingen

A
  • ictaal: afwijkende activiteit tijdens een epileptische aanval
  • afwijkende activiteit tussen 2 epileptiforme afwijkingen in
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

piekgolfcomplex

A

piek met daarna een trage golf = teken epilepsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

piek PCG (interictaal)

A

duidelijk onderscheidend van achtergrond
scherpe punt en duur tussen 20-70 milli seconden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

indicaties EEG

A
  • verdenking epilepsie: diagnose syndroom, bij comateuz, bij focus vaststellen, in ambulance bij onduidelijkheid, bij twijfel aan aard
  • bij bewaking bij operaties
  • vaststellen hersendood
  • analyse van slaapstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

alpa golven

A

zijn er juist bij ontspanning: ogen dicht

17
Q

mu- ritme

A

door sensorische cortex mar ook juist in rust

18
Q

GCS

A

E:
1. niet
2. bij pijnprikkel
3. bij aanspreken
4. spontaan

m:
1. geen reactie
2. strekken bij pijn
3. buigen bij pijn
4. terugtrekken bij pijn
5. lokaliseren van pijn
6. voert opdracht uit

v:
1. geen geluid
2. onverstaanbaar
3. inadequaat
4. verward
5. georienteerd

19
Q

n. olfactorius

A

geur aanbieden op indicatie

20
Q

n. opticus

A
  • pupil reactie
  • visus met landolt c foguren of snellenkaart
  • conforntatie methode volgens donders
  • fundoscopie
21
Q

afferent pupildefect

A

n. opticus aangedaan: weinig tot geen pupil vernauwing bij directe verlichting aangedane oog

22
Q

efferent pupil defect

A

n, oculomotorius aangedaan geen direct of indiirecte reactie aangedane oog

23
Q

n. oculomotorius, n. trochleaors, n. abducens

A
  • stand ogenen –> strabismus of nystagmus
  • symmetrie
  • lidspleet
  • oogleden en pstosis
24
Q

dubbelzien

A
  • mono oculair: vaak oog zelf
  • binocluair ongekruist: n. abdusens
  • binoculair gekruistL n.. oculomotorius of n. trochlearis
25
n. trigeminus
- kauwspieren - masseter reflex - sensibiliteit aangezicht - cornea reflex
26
n. facialis
- aangezihcsspieren - letten op symmetrie
27
facialis parese
- centraal: alleen mondtak - perifeerL mond en oog tk want oogtak dubbbelzijdig geinnerveerd
28
v. vestibulocochlearis
- gehoor - proef van weber - proef van rinne
29
n. glossopharyngeus en n. vagus
- keel gebied door aa en ee zeggen
30
hees
uitval van n. recurrens
31
n. accessorius
- m. sternocleidomastoideus test - m. trapezius test
32
n. hypoglossus
- tongmotoriek testen
33
proef van barre
- positief bij hand pronatie en uitzakken van arm - positief: latente centrale parese
34
MRC schaal
0: geen contractie 1: minimale contractie oznder beweging 2: beweging maar te weeinig tegen zwaartekracht 3: tegen zwaartekracht in maar niet tegen weerstand 4: tegen weerstand onderzoeker maar niet normaal 5: normaal
35
sensibiliteit onderzoek
- pijnzin - tastzin - discriminatiezin - vibratiezin - positiezin
36
proef van mingazzini
bij latente parese zal aangedane beenuitzakken
37
hoffmann torner reflex
vinger reflex: duim
38
reflex van babinski
- aanwezig = probleem in piramidebaan
39