Week 4 Flashcards
(3 cards)
Onvoorziene omstandigheden
1.
Is de omstandigheid van invloed op de uitvoering van de overeenkomst?
○
Dit is een feitelijke vraag.
○
Voorbeelden: Stijging van prijzen van materialen en loonkosten, schaarste van materialen en arbeid, overheidsmaatregelen (zoals de coronapandemie).
○
Let op: Er zijn ook gevallen waarin de omstandigheid de uitvoering van de overeenkomst niet (primair) beïnvloedt. De kennisclips verwijzen naar twee rechtszaken als voorbeeld: Rb. Overijssel (vzr.) 6 mei 2020, ECLI:NL:RBOVE:2020:1688 en Rb. Midden-Nederland (vzr.) 10 juni 2020, ECLI:NL:RBMNE:2020:2421.
2.
Voorziet de overeenkomst in een regeling van die omstandigheid?
○
Het gaat hier om het verschil tussen “voorzien” en “voorzienbaar”: Is er in de overeenkomst een regeling opgenomen voor het geval dat de omstandigheid zich voordoet?
○
De overeenkomst kan uitdrukkelijk of stilzwijgend in een regeling voorzien.
○
Of dat het geval is, moet worden vastgesteld door uitleg van de overeenkomst, waarbij alle omstandigheden van het geval relevant zijn.
○
Voorzienbaarheid van de omstandigheid kan een rol spelen bij de uitleg.
○
Gaat het om normale bedrijfsrisico’s of uitzonderlijke risico’s?
○
Wat is de invloed van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie?
3.
Mag de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst verwachten?
○
Dit is een strenge maatstaf, de lat ligt hoog!
○
Toepassing is in lijn met de terughoudende toepassing van de algemene beperkende werking van redelijkheid en billijkheid van art. 6:248 lid 2 BW.
○
Arrest Briljant Schreuders/ABP (HR 20 februari 1998): “Aan dit vereiste zal niet spoedig zijn voldaan, redelijkheid en billijkheid verlangen immers in de eerste plaats trouw aan het gegeven woord en laten afwijking daarvan slechts bij hoge uitzondering toe (…). Uit het voorgaande vloeit voort dat de rechter terughoudendheid moet betrachten ten aanzien van de aanvaarding van een beroep op onvoorziene omstandigheden.”
○
Arrest Heineken (HR 24 december 2021): Geeft criteria voor wanneer de wederpartij (verhuurder) geen ongewijzigde instandhouding mag verwachten in het geval van coronamaatregelen.
4.
Komt de omstandigheid voor rekening van degene die zich er op beroept, gegeven de aard van de overeenkomst en de in het verkeer geldende opvattingen?
○
Arrest Heineken (HR 24 december 2021): “Krachtens de aard van de overeenkomst en de in het verkeer geldende opvattingen komt deze omstandigheid in de regel niet voor rekening van de huurder, zodat art. 6:258 lid 2 BW niet aan huurprijsvermindering in de weg staat.”
Rechtsverwerking (Art. 6:2 BW jo. 6:248 lid 2 BW)
Definitie: Het recht van een schuldeiser om een vordering in te stellen vervalt door zijn eigen handelen of nalaten.
Arrest Van den Bos/Provincial (HR 29 september 1995): Geeft twee gronden voor rechtsverwerking:
1.
Opgewekt vertrouwen: De schuldeiser wekt bij de schuldenaar het gerechtvaardigd vertrouwen dat hij zijn aanspraak niet (meer) geldend zal maken.
2.
Onredelijke benadeling: De positie van de schuldenaar zou onredelijk worden benadeeld of verzwaard als de schuldeiser zijn aanspraak alsnog geldend zou maken.
Stappenplan:
1.
Is er sprake van bijzondere omstandigheden?
○
Enkel tijdsverloop is niet voldoende.
2.
Is er gerechtvaardigd vertrouwen gewekt bij de schuldenaar?
○
Gedragingen of mededelingen van de schuldeiser kunnen hiertoe leiden.
3.
Zou de schuldenaar onredelijk worden benadeeld?
○
Laat geldend maken van de vordering de schuldenaar in een onredelijk slechtere positie komen?
Klachtplicht (Art. 6:89 BW & Art. 7:23 BW)
Definitie: De plicht van de schuldeiser om binnen bekwame tijd te protesteren tegen een gebrek in de prestatie van de schuldenaar.
Relevantie: Deze plicht is relevant bij niet-nakoming van overeenkomsten, met name bij niet-deugdelijke nakoming.
Gevolgen van niet-tijdig klagen: De schuldeiser verliest zijn recht om nakoming, schadevergoeding of ontbinding te vorderen.
Stappenplan:
1.
Is er een gebrek in de prestatie?
○
Voldoet de prestatie van de schuldenaar niet aan de overeenkomst?
2.
Heeft de schuldeiser het gebrek ontdekt of had hij het redelijkerwijs moeten ontdekken?
○
Hier begint de termijn voor de klachtplicht te lopen.
3.
Heeft de schuldeiser binnen bekwame tijd geprotesteerd?
○
Deze beoordeling is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval.
○
Onderzoeksplicht:
■
Wat kon en moest de schuldeiser doen om het gebrek te ontdekken?
■
Deze onderzoeksplicht is afhankelijk van factoren zoals:
●
Aard en waarneembaarheid van het gebrek
●
Wijze waarop het gebrek aan het licht treedt
●
Deskundigheid van de schuldeiser
●
Ingewikkeldheid van het onderzoek
●
Aard van de gekochte zaak en de overige omstandigheden
●
Inhoud van de koopovereenkomst en verdere omstandigheden van het geval
●
Mededelingen gedaan door de schuldenaar
■
Een onderzoek door een deskundige kan noodzakelijk zijn.
○
Klachttermijn:
■
Wat is een redelijke termijn om te klagen, gelet op alle omstandigheden?
■
Belangrijk: De tijd die is verstreken is een belangrijke factor, maar niet doorslaggevend.
■
Andere relevante factoren zijn:
●
Aard en inhoud van de rechtsverhouding
●
Aard en inhoud van de prestatie
●
Aard van het gebrek
●
Nadeel voor de schuldenaar door de late klacht
●
Benadeling in zijn bewijspositie
●
Aantasting van zijn mogelijkheden om de gevolgen van de gestelde tekortkoming te beperken
4.
Is er sprake van een consumentenkoop?
○
Zo ja: De kennisgeving moet binnen bekwame tijd na de ontdekking geschieden, waarbij een kennisgeving binnen een termijn van twee maanden na de ontdekking tijdig is.
○
Zo nee: De klachttermijn wordt beoordeeld aan de hand van alle relevante omstandigheden