Week 6 Flashcards
(99 cards)
hoe verloopt keten van besmetting?
gastheer–> micro-organisme–> portal of exit–> verspreiding–> portal of entry–> gastheer
belangrijke infecties? (5)
Urineweginfectie
Bovenste luchtweginfecties + pneumonie
Gastro-enteritis ==>vaak een virus
Erysipelas, cellulitis ==> bacterie
Meningitis, encephalitis ==> vaak een bacterie, maar kan ook een virus zijn
hoe meet je de vitale meters?
Airway (ademweg) vrijdag
o Ja/nee
Breathing (ademhaling)
o Ademfrequentie, verrichte ademarbeid, piepen, saturatie
Circulation (hartvaatstelsel)
o Pols, RR, capillaire refill
Disability (beperkingen)
o Bewustzijn (AVPU), neurologie, glucose
Exposure (blootstelling)
o Temperatuur, hui
eigenschappen bacterie?
eigenschappen bacterie
Kleuringen
o Kleur ==> rood, blauw
o Vorm ==> kok, staafje, spiraal
o Ligging ==> tweetal, rijtje, trosje
Zuurstofbehoefte
o Aeroob, anaeroob, facultatief aeroob/anaeroob
Chemie
Genetica ==> beestje, resistentie, afkomst
Ziekte makend vermogen
o Pathogeen, non pathogeen, potentieel pathogeen
Nu: kweek + resistentiebepaling
verspreidingswijzen bacterie?
Transmissie door direct contact (inclusief SOA’s)
Oro-fecale transmissie
Orale transmissie = zoenen
Druppeltjes contact = Corona
Verticale transmissie = van moeder naar pasgeboren kind
Iatrogene transmissie = door het handelen
uitwendige en inwendige afweer?
Uitwendige afweer: natuurlijke barrières + kolonisatie resistentie
Inwendige afweer: niet specifiek & specifiek
kolonisatie resistentie?
Kolonisatie resistentie: je lichaam is behuisd met “goede beestjes” die andere “slechte beestjes”
tegenhouden
incidentie, prevalentie, endemie, epidemie, pandemie, outbreak?
Aantal
o Incidentie = het aantal nieuwe ziektegevallen, van een specifieke ziekte, over een
bepaalde periode -
o Prevalentie = het aantal bestaande ziektegevallen over een bepaalde periode
Verspreiding
o Endemie = gelijkmatig optreden, geografisch gebied, eigenlijk altijd aanwezig (vb.
Malaria)
o Epidemie = Onverwachte toename, geografisch gebied, langere tijd (vb. Griep)
o Pandemie = groter gebied (wereldwijd), langere tijd en onverwachte toename (vb.
Corona)
o Out-break = onverwacht optreden, beperkt gebied, beperkte tijd (vb. Ebola/noro
virus)
infectie, pathogeniteit, opportune infectie, besmettelijkheid, dragerschap?
Infectie = een ontstekingsreactie teweeggebracht door een micro-organisme
Pathogeniteit/virulentie = ziekmakend vermogen van een micro-organisme
Opportune infectie = normaal niet een ziekmakend agens, maar wel in bijzondere omstandigheden
Besmettelijkheid = besmettelijke periode, blootstelling, overdrachtskans, R
Dragerschap = persoon, die in infectie niet kwijt is geraakt, maar hem langdurig bij zich blijft dragen
lokale kenmerken infectie? (= Vertaling)
rubor, dolor, calor, tumor, functio laesa
septische shock?
persisterende hypotensie, ondanks een adequate behandeling met vloeistofvulling
Aspecifieke/aangeboren cellulaire afweer:
Aspecifieke/aangeboren humorale afweer:
Specifieke/verworven cellulaire afweer:
Specifieke/verworven humorale afweer:
- macrofagen en neutrofiele granulocyten
-complement en cytokinen
-lymfocyten (T- en B-cellen)
-antilichamen/immunoglobulinen
wat is een infectie en wat zijn de parameters?
Elke infectie is een ontsteking.
CRP en BSE zijn ontstekingsparameters
CRP= eiwit wat wordt aangemaakt door de lever tijdens ontstekingen
BSE= bezinkingssnelheid van de erytrocyten, gebruikt bij chronische ontstekingen
lymfevatenstelsel?
Lymfevatenstelsel = een gesloten buizensysteem dat de werking van het bloedvatenstelsel
onderste
lymfe?
Lymfe: ontstaat in de weefsels wanneer een deel van het weefselvocht opgenomen wordt in de
lymfevaten
Wat zijn lymfecapillairen?
De fijnste haarvaten van het lymfestelsel; starten het transport van lymfe.
Wat is de samenstelling van lymfe?
Bijna hetzelfde als het weefselvocht van het omliggende weefsel.
Hoe verloopt het transport van lymfe?
Lymfecapillairen → kleine lymfevaten → grotere lymfevaten.
Wat gebeurt er bij toenemende diameter van lymfevaten?
De wand bevat dan meerdere lagen glad spierweefsel.
Wat bezitten de grotere lymfevaten in armen en benen?
Kleppen die terugstroming van lymfe voorkomen.
Noem de twee grootste lymfevaten.
Ductus lymphaticus (lymfebuis) en truncus lymphaticus (lymfestam).
Via welke stammen wordt lymfe uit de benen en het bekken afgevoerd?
Rechter en linker truncus lumbalis.
Waar komt de lymfe uit de buikorganen terecht?
in twee trunci intestinales.
Wat is de cisterna chyli?
verzamelpunt van truncus lumbalis en trunci intestinales; leidt tot de ductus thoracicus.