Week 6 - Representatie en rechtsvorming Flashcards
(16 cards)
Aan de hand van welke drie vragen kan geconstateerd worden of er een alternatieve vorm van politieke representatie is?
- Wat is politieke representatie?
- In welke rechtshandelingen vindt politieke representatie plaats?
- Op welke manier geschiedt politieke representatie?
Art. 20 lid 2 van de Duitse Grondwet luidt als volgt: “Al het staatsgezag vloeit voort uit het volk. Het staatsgezag wordt door het volk in verkiezingen en referenda en door bijzondere organen van wetgeving van het bestuur en de rechtspraak uitgevoerd.” Welke twee definities van het begrip ‘volk’ kunnen hieruit herleidt worden?
- Het volk wordt gezien als een eenheid, de soeverein.
- Het volk als politieke verdeeldheid, een veelheid van individuen.
Hoe kan het volk als een gedachte van een geheel voorgesteld worden?
Dit kan door het algemeen belang. Dit is datgene wat ons tot een gemeenschap maakt.
Welke betekenis van het begrip ‘volk’ wordt gehanteerd volgens de standaardopvatting?
De tweede betekenis. Het volk wordt gezien als een optelsom van individuen. Er wordt een afbeelding gemaakt van al deze burgers en deze afbeelding moet gebruikt worden om tot het algemeen belang te komen.
Welke betekenis van het begrip ‘volk’ is altijd aanwezig?
Het tweede begrip. Burgers komen iedere vier jaar hun stem uitbrengen. Het abstracte begrip is niet altijd aanwezig. Er is niet altijd sprake van een eenheid.
Hoe kan het abstracte idee van het volk volgens professor Lindahl toch aanwezig zijn?
Zij moet aanwezig gesteld worden. Dit gebeurt door representatie, aangezien via representatie het afwezige aanwezig gesteld wordt. Representatie vindt plaats door invulling te geven aan het algemeen belang.
Waarom lukt het volgens professor Lindahl niet altijd om invulling te geven aan het algemeen belang en op die manier tot representatie te komen?
Als een partijprogramma wordt opgesteld, moeten volksvertegenwoordigers keuzes maken, waardoor sommige groeperingen worden uitgesloten en nooit het volk als geheel gerepresenteerd wordt. Hierdoor blijf het abstracte idee van het volk afwezig.
Waarom is representatie noodzakelijk, ondanks dat het volk nooit als geheel gerepresenteerd wordt?
Door representatie blijven we zoeken naar het algemeen belang. Hierdoor kan gevonden worden wat het volk samenbindt.
Welke handelingen van politieke representatie zijn er volgens de alternatieve opvatting?
Alle soorten van rechtsvorming van overheidswege zijn rechtshandelingen waar representatie in plaatsvindt. Hier behoren zowel de wetgevende macht, de uitvoerende macht (bestuurlijke besluiten) als de rechterlijke macht (rechtspraak) toe.
Hoe komt volgens Hans Kelsen recht tot stand en hoe heet deze theorie?
De zuivere rechtsleer
Behalve de grondwet, is elke vorm van recht te herleiden naar een hogere vorm van recht.
Wat houdt het concept van de Grundnorm in?
De grondwet kan haar hogere oorsprong feitelijk nergens op baseren. De Grundnorm is de vooronderstelling dat de grondwet de hoogste autoriteit heeft. Het is dus hypothetisch.
Hans Kelsen maakt een strikt onderscheid tussen rechtsschepping en rechtstoepassing. Wat houden deze begrippen in?
Normen worden geschept door een bestaande norm. Wanneer een norm wordt toegepast (de hogere norm) wordt tevens een lagere norm gecreëerd.
Voorbeeld: de APV Zaltbommel wordt in het leven geroepen. Dit is rechtsschepping. Tegelijkertijd is dit ook rechtstoepassing van de wet waar de bevoegdheid om de APV op te stellen in verleend is.
Leg uit hoe de rechtsorde een gelaagde structuur heeft volgens Hans Kelsen.
Er zijn hogere normen (om toe te passen) en lagere normen (die je aan de hand van het toepassen schept).
Leg uit hoe een rechtsorde volgens Hans Kelsen dynamisch van aard is.
Het is een proces van toenemende concretisering of individualisering van rechtsnormen.
Wat is volgens Hans Kelsen een ‘act of highest law creation’?
Dit is het opstellen van een cistitutie, een grondwet.
Is de schepping van de grondwet een rechtshandeling of een feitelijke handeling volgens Hans Kelsen?
Kelsen weerlegd het idee dat de schepping van de grondwet een feitelijke handeling is (vanwege het feit dat er geen wet wordt toegepast door de grondwet te scheppen) door te veronderstellen dat deze eerste handeling wel een rechtshandeling is (Grundnorm).