Brainscape's Knowledge GenomeTM


Top Flashcards (Certified)
All Flashcards

Nederlands > Wie zegt er eigenlijk dat de aarde opwarmt? > Flashcards

Wie zegt er eigenlijk dat de aarde opwarmt? Flashcards

(78 cards)

Start Studying
1
Q

relativ zu

A

ten opzichte van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Das ist nichts neues!

A

Dat betreft niets nieuws onder de zon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zu überprüfen / bewerten

A

beoordelen beoordeelde beoordeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

zusammenfassen

A

samenvatten vat samen (!) samengevatt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

die Richtlinie

A

het beleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zu etablieren, zu errichten

A

oprichten richt op opgericht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

das Spannungsfeld

A

het spanningsveld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

die Spannung

A

de spanning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

der Experte

A

de deskundig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

darstellen

A

vertegenwoordigen vertegenwoordigde vertegenwoordigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

der Vertreter

A

de vertegenwoordiger(s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

bestehend

A

bestaand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

bestehen

A

bestaan bestond bestaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

schätzen

A

inschatten schat in ingeschat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Fühl dich frei zu sagen (was auch immer du willst)

A

Zeg gerust (wat jij wilt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

entwerfen / skizzieren

A

schetsen schetste geschetst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

auftauchen (in diesem Zusammenhang veröffentlicht / erscheinen))

A

verschijnen verscheen verschenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Die Erzeugung / Schaffung von

A

het opwekken van…..

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

die nachhaltige Energie

A

de duurzame energie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

unbestreitbar

A

onbetwistbaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

der Speicher

A

de opslag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kohlenstoff speichern

A

opslaan sla op opgeslagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

säuern

A

verzuuren verzuurde verzuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

bedrohen (verb)

A

bedreigen bedreigde bedreigd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
steigen
stijgen steeg gestegen
26
seine Aufmerksamkeit auf konzentrieren
(zich) richten (op) richtte gericht
27
einschalten (to transfer to another method)
overstappen (op) stap op (!) overgestapt (met zijn)
28
beschuldigen / jemandem die Schuld geben
verwijten (don't know exact conjugation)
29
einbeziehen (Kontext: implizieren / ziehen / einschließen)
betrekken betrek(!) betrokken
30
in Frage stellen / bezweifeln
in twijfel treten
31
die Entschuldigung (Ausrede)
het smoesje
32
entgegenwirken
tegengaan ging tegen tegengegaan (hebben)
33
die Anzahl der ...
het aantal
34
die Maßnahme (Aktion / Regel)
de maatregel
35
uebergeben
aangeven gaf aan(!) aangegeven
36
sich in ... engagieren
(zich) begeven (in)
37
die Messung (von) (etwas)
de meting (van) also: afmeting
38
Schlussfolgerungen ziehen
conclusies uittrekken
39
die Verbindung
de schakel
40
das Ziel
het doel
41
nur eine Handvoll
slechts een handvol
42
große Schäden
flinke schaden
43
verhindern
voorkommen voorkoomte(!) voorkomen
44
"Es wurde bekannt als"
'Het kwam bekent te staan als'
45
die Bestaetigung
de bevestiging
46
die Verschwoerung
de complot
47
die Glaubwürdigkeit
de geloogwaardigheid
48
verlieren, ersetzen
inboeten boet in(!) inboeten
49
werfen
werpen wierp gewerpen(!) (also gooien)
50
der Schatten
de schaduw
51
Bedeutend
aanzienlijk
52
ergeben / liefern
opleveren leverde op opgeleverd
53
schließlich / endlich
uiteindelijk
54
die Beurteilung
de (!) toetsing
55
die Ränder und der Grad (Umfang)
de marges en de mate
56
zu liefern
leveren leverde geleverd
57
"Und bis wann? .."
En per wanneer?
58
Wer ist für die Kosten verantwortlich?
Wie draait er voor op de kosten?
59
das Geschäft / Unternehmen
de bedrijf
60
Die Regierung
De overheid
61
die Frage / die Angelegenheit
het vraagstuk
62
Jedenfalls
In elk geval
63
verlocken
verleiden verleidde verleid
64
"kann weiter steigen"
'mag blijven stijgen'
65
die Erklaerung
het uitleg
66
am Entscheidungsprozess teilnehmen
meebeslissen meebesliste(!) meebeslist
67
die Fertigstellung
het voltooien
68
ausstoßen, Gas abgeben
het uitstoten
69
die Ära
het tijdperk
70
das Treibhausgas (ses)
het broeikasgas(sen)
71
im Vergleich mit
in vergelijking met
72
die erneuerbare Energie
de hernieuwbare energie
73
sogennant
zogeheten
74
die Abholzung
de ontbossing
75
der Durchschnitt
de gemiddelde
76
die Wahrscheinlichkeit
waarschijnlijkheid
77
am Ende (zusammenhang- 'to end-up)
terechtkomen
78
die Anzahl
het aantal

Nederlands (36 decks)

Brainscape helps you reach your goals faster, through stronger study habits.
© 2025 Bold Learning Solutions. Terms and Conditions