woordenschat januari-februari Flashcards

(53 cards)

1
Q

een literair werk waarin een auteur zijn persoonlijke standpunt ontwikkelt en ondersteunt over een bepaald onderwerp

A

essay

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

de inleiding of beginfase van iets, wat vaak dient al stimulans of aanmoediging

A

aanzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een heersende emotie of gevoel dat in een bepaalde situatie wordt ervaren

A

sentiment

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

gebruikt om een nuancering of correctie aan te brengen op een eerdere uitspraak

A

althans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

op een later tijdstip of in een later stadium, na een eerste fase of overweging

A

in tweede instantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een formele uitdrukking van weerstand, afkeuring of protest

A

bezwaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

betrekking hebbend op de manier waarop je te werk gaat om te slagen in je opzet

A

tactisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

de vorm (hier de taal) betreffend, de manier waarop je inhoud uitdrukt

A

formeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

riskant, gevaarlijk, met mogelijke problemen of complicaties

A

hachelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

spottend, werkend door komische overdrijving

A

karikaturaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verbijsterend, van streek brengend, veroorzaakt ontzetting of verwarring

A

onthutsend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

scherp in taal of gedrag, met snijdende toon

A

bitsig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zeer klein, van geringe omvang of betekenis

A

miniem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

behorend tot of betrekking hebbend op iemand anders dan degene die spreekt of schrijft

A

andermans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

opzettelijk verbergen vaak om de waarheid te ontwijken

A

verdonkeremanen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

overdreven emotioneel of sentimenteel of dramatisch, vaak bedoeld om sympathie op te wekken

A

pathetisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

op sterven liggen

A

zieltogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

aanvullend of elkaar aanvullen

A

complementair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

op een spottende of bijtende manier, vaak bedoeld om te bedriegen

A

sarcastisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een houding van wantrouwen of minachting uitdrukkend, vaak in bitterspottende opmerkingen

A

cynisch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

realiseren of tot stand brengen

A

bewerkstelligen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

willekeurig of zonder duidelijke volgorde

23
Q

niet op de hoogte zijn of geen duidelijke informatie hebben

A

in het ongewisse blijven

24
Q

de weg of route die wordt afgelegd

25
een dringend verzoek of herinnering om iets te doen, (vaak gerelateerd aan betalingen)
aanmaning
26
een positieve suggestie of advies
aanbeveling
27
woonplaats of verblijfplaats
residentie
28
het proces van identificatie of opsporing van iets
detectie
29
relatief verouderde term die verwijst naar een toestand van zenuwzwakte
neurasthenisch
30
iets tamelijk zeker denken te weten
een blauw vermoeden hebben
31
een sterke alcoholische drank, ook wel bekend als brandy
brandewijn
32
een aanvullend document of een toevoeging aan een bestaand document/reglement
addendum
33
soms: uitgestrektheid meestal: uitbreiding of groei, vaak in omvang of reikwijdte
expansie
34
in eigen woorden zeggen/schrijven waar de tekst/leerstof over gaat
beschrijven
35
omschrijven- in eigen woorden herschrijven wat in een stukje tekst/zin staat
parafraseren
36
bestuderen en interpreteren
analyseren
37
zeggen/schrijven wat volgens jou de boodschap van een tekst is
interpreteren
38
verklaren door argumenten of redenen voor je antwoord aanvoeren
argumenteren
39
een voorbeeld uit de tekst geven
illustreren
40
van argumenten voorzin, met redenen omkleden (vaak persoonlijker dan argumenteer)
motiveren
41
noemen, een bepaalde naam geven
benoemen
42
gebruiken
hanteren
43
aanduiden
markeren
44
nadenken over
reflecteren
45
bewering/standpunt
stelling
46
uitgebreid verband waarin iets zich voordoet
context
47
overweging/opmerking
bedenking
48
beschouwing/overdenking
reflectie
49
wijze van zien/kijk/mening
visie
50
niet in de bijzonderheden gaand
globaal
51
'hogere' of 'ernstige' onderwerpen overpeinzend
beschouwend
52
uitgebreid
uitvoerig
53
kort en bondig
beknopt