woordenschat sept-okt Flashcards

(39 cards)

1
Q

verwijzend naar ouderwetse taal of stijl

A

archaïsch

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

iemands kennis of vaardigheden verbeteren

A

bijspijkeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

een overeenkomst waarbij beide partijen iets toegeven

A

compromis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

van dezelfde soort of type

A

dergelijke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

meestal, normaal gesproken

A

doorgaans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

een lijst van goederen of items of een overzicht van iets

A

een inventaris

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

meer vertrouwen of kracht krijgen van iets

A

gesterkt worden in

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

duidelijker en gedetailleerder

A

explicieter

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

volgens regels of etiquette, officieel

A

formeel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

een ontbrekend stuk, leemte in informatie

A

hiaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

eerst, aanvankelijk

A

in eerste instantie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

te maken hebben met uitdagingen of problemen

A

kampen met

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

opvallend en opmerkelijk

A

markant

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zeer duidelijk en begrijpelijk

A

niets mis te verstaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ondersteunen met feiten, bewijs of argumenten

A

onderbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

iemand die verantwoordelijk is voor het werven van personeel

17
Q

voortdurend, zonder onderbreking

18
Q

een activiteit, evenement of plan annuleren

19
Q

gefascineerd zijn door iets, waardoor je aandacht enkel daarnaar gaat

A

in de ban zijn van

20
Q

uitstekend, zeer slim of getalenteerd

21
Q

een kleine bijdrage die weinig effect heeft

A

druppel op een hete plaat

22
Q

de spanning, druk of intensiteit verhogen

A

druk op de ketel zetten

23
Q

principes die bepalen wat goed en fout is

24
Q

het makkelijker maken of ondersteunen van iets

25
grondig en degelijk uitgevoerd
gedegen
26
aanzienlijk verschillen van
in schril contrast staan met
27
dezelfde paden of acties volgen als iemand anders
in de voetsporen treden van
28
ondertussen, in de tussentijd
inmiddels
29
twee dingen passend of overeenkomstig maken
iets rijmen met
30
omslaan of omvallen, meestal van een schip
kapseizen
31
alles doen wat nodig is, ongeacht de inspanning
kosten noch moeite sparen
32
metalen pennen om materialen aan elkaar te bevestigen
klinknagels
33
verminderen of verlichten van iets onaangenaams
lenigen van
34
zeer nauwkeurig en gedetailleerd
minutieus
35
overmatige liefde voor zichzelf
narcisisme
36
schijnbare tegensrijdigheid die toch waar kan zijn
paradox
37
de manier waarop iets wordt waargenomen of begrepen
perceptie
38
een extreem of abnormaal verschijnsel
uitwas
39
aandacht of gedoe veroorzaken
voor ophef zorgen