HC 6.1 Inleiding energiebalans en basaal metabolisme Flashcards

1
Q

Wat is de verhouding tussen energiebalans en lichaamsgewicht?

A

Overschot aan energie inname of een tekort aan energie inname zie je terug in het lichaamsgewicht (meer of minder lichaamsvet). Voor elke 7500 kcal teveel/te weinig energie inname neemt het lichaamsgewicht met 1 kg toe/af.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe kun je de energie inname meten?

A

Je telt je koolhydraten, vetten en eiwitten die je inneemt op een dag. We weten daarvan wat de calorische inhoud is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de calorische inhoud van koolhydraten, eiwit, vet, alcohol en soluble fiber?

A
  • Voor koolhydraten 4 kcal/g
  • Voor eiwit 4 kcal/g
  • Voor vet 9 kcal/g
  • Voor alcohol 7 kcal/g
  • Soluble fiber (oplosbaar vezel) 1,5-2 kcal/g.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wij kunnen vezels niet verteren, maar hoe levert het dan wel energie op?

A

Wij kunnen oplosbaar vezel niet verteren maar in ons darmkanaal leven heel veel bacteriën die dat wel kunnen, die geven de energie hiervan aan de enterocyten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat kun je met de Bom calorimeter?

A

Met de Bom calorimeter kun je de warmte productie van een stukje voeding bepalen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de aanbevolen samenstelling van je dieet?

A

Energie % bij intake van 2000-2500 kcal:
- Koolhydraat: 40% (bij een koolhydraat arm dieet is het advies niet onder de 20% ter voorkoming van ketose)
- Vet: max. 40% (verzadigd <10%)
- Eiwit: 10-25%
- Voedingsvezel: ongeveer 15g/1000 kcal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke parameters kun je gebruiken om het energieverbruik te meten?

A

Brandstof + .. O2 –> .. CO2 + .. H2O + warmte
- Je kan het energieverbruik dus meten met behulp van het zuurstof verbruik of CO2 productie of warmteproductie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe heten de testen om het energieverbruik te meten?

A

Warmte meten = calorimetrie, zuurstof meten = indirecte calorimetrie, CO2 meten = dubbel gelabelde watermethode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is directe calorimetrie?

A

Een goed geïsoleerde ruimte, met iemand in de ruimte die warmte produceert. Het is een manier om energie verbruik te meten, maar het is niet praktisch.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe werkt indirecte calorimetrie?

A

De inademings- en uitademingslucht wordt met elkaar vergeleken. En dan meet je dus de hoeveelheid zuurstof dat verbruikt wordt.
Energieverbruik (EE) = zuurstofverbruik (VO2) * ongeveer 5. Want voor koolhydraten geldt 5.05 kcal/L O2, voor vet is dat 4,74 en voor eiwit is dat 4,46.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe wordt het getal voor de berekening van de indirecte calorimetrie bepaald? (Energieverbruik (EE) = zuurstofverbruik (VO2) * ongeveer 5) Welke nieuwe formule krijg je dan?

A

Je ziet dat het getal niet precies bij de 5 ligt, om dit getal te kunnen bepalen moeten we kijken naar de respiratoire quotiënt (RQ). Dit is de verhouding tussen de CO2¬ productie en het zuurstofverbruik. De RQ is:
- Voor koolhydraten: 1,0
- Voor vet: 0,7 (je produceert minder CO2 dan dat je zuurstof verbruikt)
- Voor eiwit: 0,8
EE = 3,9 VO2 + 1.1 VCO2
- Je meet het dus aan de hand van het zuurstofverbruik gecorrigeerd voor de CO2 productie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe werkt de dubbel gelabelde water methode?

A

Deze techniek wordt eigenlijk als de standaard gezien. Je geeft dubbel gelabeld water 2H218O. Dit komt in een bepaalde verhouding in het lichaam en na een aantal dagen kijk naar de verhouding van het deuterium (waterstof 2) en O-18 in de urine.
O-18 verdwijnt voor een deel in de uitademingslucht als CO2, deuterium verdwijnt alleen als water in de urine. De verhouding die je hebt gegeven gaat verschillen van de verhouding in de urine. Daarmee kan je over dagen meten wat de energie verbruik is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar wordt energie globaal voor gebruikt? Wat is de indeling in percentages?

A
  • Basaalmetabolisme (60%)
  • Fysieke arbeid en NEAT (30%)
  • Adaptieve thermogenese (10%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe kun je het basaalmetabolisme meten?

A

Basaalmetabolisme is moeilijk te meten want je moet aan veel condities voldoen: omgevingstemperatuur 20-25 graden, geen recente inspanning, niet recent gegeten, maar je moet wel alert zijn. Oplossing het bepalen van de sleeping metabolic rate: dit is alleen iets minder dan het basaalmetabolisme, want je bent niet alert. Maar het is wel een goede benadering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar dient het basaalmetabolisme voor?

A

Dient onder andere voor:
- Hartfunctie, ademhaling en bloedcirculatie
- Voortgeleiding zenuwimpulsen, hersenfunctie
- Reabsorptieprocessen in de nier
- Groei en weefselregeneratie
- Eiwit- en RNA synthese, iontransport, lichaamstemperatuur
Dit zijn allemaal processen die continu doorgaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door wat wordt het basaalmetabolisme beïnvloedt?

A

Ziekte, ondervoeding, infectie, schildklierafwijkingen, koorts, ernstige verwondingen en stress gaan gepaard met verandering in BMR. Kan dus aangepast worden door interne omstandigheden. Niet door externe omstandigheden want dan noemen we het adaptieve thermogenese.

17
Q

Waar hangt je basaalmetabolisme vooral vanaf?

A

Je basaalmetabolisme hangt vooral af van je vetvrije massa, niet van je vetmassa.

18
Q

Waaruit bestaat de vetvrije massa?

A

De vetvrije massa bestaat voor een groot deel uit water (daar krijg je geen energie uit), voor een heel klein deel uit koolhydraten, uit mineralen (daar haal je ook geen energie uit), en voor het meeste haal je dan de energie uit eiwitten. De belangrijkste eiwit bron is je spiermassa. De BMR wordt dus voor een groot deel bepaald door de spiermassa.

19
Q

Wat is essentieel vet?

A

Essentieel vet: vet om organen, vet in de membranen van cellen, etc.

20
Q

Wat is adaptieve thermogenese en welke twee soorten zijn er?

A

Adaptieve thermogenese
= aanpassing aan een omgevingsfactor (kou of voeding).
- Omgevingstemperatuur-geïnduceerde thermogenese
- Voedsel geïnduceerde thermogenese

21
Q

Wat is omgevingstemperatuur-geïnduceerde thermogenese?

A
  1. Als we in de kou terecht komen kunnen we gaan rillen en bibberen dat noemen we shivering thermogenese of we gaan meer warmte produceren en dat noemen we non-shivering thermogenese.
  2. Het begint met non-shivering thermogenese die in nog lagere temperaturen overgaat tot shivering thermogenese.
  3. Non-shivering thermogenese vindt plaats in het bruine vetweefsel.
22
Q

Wat is voedsel geïnduceerde thermogenese

A

Deel van de metabool beschikbare energie gaat verloren door opname, transport, metabolisme (en opslag) = Diet-Induced Thermogenesis (DIT) of Thermal Effect of Food (TEF)
- Koolhydraat : 5- 6% van de energie die we krijgen van koolhydraten gaat verloren door het verwerken van het koolhydraat.
- Eiwit : 20 - 30% …
- Vet: 3 - 4% …
Dit noemen we Specifiek Dynamische Werking (SDA). Dus als je gaat eten produceer je warmte door het verwerken van de voedingsstoffen. Dit is een obligaat deel, hier ontkom je niet aan.

23
Q

Wat is fysieke arbeid?

A
  1. De fysieke arbeid bestaat uit bewuste arbeid (bijv. sporten) en onbewuste dagelijkse handelingen. Dit laatste wordt ook wel NEAT genoemd, non-exercise activity thermogenesis. NEAT verschilt tussen personen afhankelijk van de hoeveelheid lichaamsvet.
  2. Er is onderzocht dat de hoeveelheid lichaamsbeweging (NEAT) lineair afneemt met de hoeveelheid vet. Er geldt dus grofweg: hoe minder lichaamsbeweging, hoe meer vet én andersom: hoe meer vet, hoe minder lichaamsbeweging.
24
Q

Waarom is het zo moeilijk om af te vallen?

A

Voeding, stofwisseling, regulatie. Het komt omdat stofwisseling ontzettend goed gereguleerd is. Dit maakt dat het lichaam zich verzet tegen veranderingen in lichaamssamenstelling. Het probeert je energie inname en verbruik gebalanceerd te houden.
Over 50 jaar is de disbalans tussen energie inname en energieverbruik, 4.1 kcal/dag = 0.16%. Als je dreigt te zwaar te worden heb je minder eetlust.

25
Q

Waarom zijn er dan zoveel mensen met obesitas?

A
  • Overal voedsel beschikbaar en dan vooral energiedicht voedsel (bulk voedsel, veel koolhydraten, vetten)
  • Ons arbeidspatroon is omlaag gegaan, minder energieverbruik.
26
Q

Hoe kunnen we gewichtsverlies vergroten?

A
  • Spiermassa laten toenemen en energie beperking.
    Door spiermassa toe te laten nemen gaat het BMR omhoog.