HC 8.5 Verschijnselen hypo- en hyperglycaemie Flashcards

1
Q

Waardoor kun je verminderd zien bij een hyperglycaemie?

A

Zwellen van de ooglens door een hoog glucose: hierdoor kan je alleen nog dichtbij zien en minder goed ver weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er kenmerkend aan een diabetische neuropathie?

A

Diabetische neuropathie: kenmerkend: verlies van gevoel in de benen. Hij had ook in het kader van diabetische neuropathie, erge pijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hebben mensen bij een diabetische ketoacidose een verminderd bewustzijn?

A

Bij een ketoacidose bij volwassenen is iemand meestal niet bewusteloos.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom mag je geen snelle suikers geven als iemand bij een hypo bewusteloos is?

A

Geen snelle suikers geven als iemand bewusteloos geeft –> kan zich verslikken en dan aspiratiepneumonie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de therapie bij een hypoglycemie?

A

A. Indien nog aanspreekbaar:
10-25 gram glucose per os (bv 5 suikerklontjes, 2 dextropur)
B. Indien niet meer aanspreekbaar:
of 50 ml van een 50% glucose oplossing intraveneus of 1 mg glucagon subcutaan of intramusculair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer is glucagon alleen zinvol bij een hypoglycaemie?

A
  • Hypo pas korter dan 45 minuten bestaat
  • Er geen lever insufficiëntie/leverziekte bestaat (onvoldoende leverglycogeen (voorraad))
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat verwacht U op het moment van de hypoglycemie in het bloed van de insuline en C-peptide concentratie?

A

Als iemand insuline spuit, spuit je alleen insuline. Bij endogene insuline productie produceer je ook C-peptide. Bij een hypoglycaemie is insuline hoog bij diabetes maar het C-peptide niet want dat spuit je niet in, en bij diabetes heb je geen endogene productie. Bij exogeen insuline op het moment van de hypoglycemie zal de insuline concentratie hoog zijn en de concentratie van het C-peptide laag zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat ontstaat er uit een molecuul proinsuline?

A

Uit een molecuul Proinsuline ontstaat 1 molecule insuline en 1 molecule C-peptide (in een verhouding 1 op 1).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Stel nu dat patiënt 3 in plaats van de insuline een oraal sulfonureum-derivaat (bv Amaryl=Glimepiride) gebruikt, heeft dit consequenties ? Wat kun je meten in het bloed bij gebruik van een sulfonureum derivaat?

A

Deze tablet zet namelijk 24 uur lang de insuline aanmaak in de pancreas aan, het is dan belangrijk dat de patiënt de rest van de dag voldoende voedsel tot zich neemt. Bij gebruik van een sulfonureum-derivaat zullen op het moment van de hypoglycemie zowel de insuline concentratie als de concentratie van het C-peptide hoog zijn. Het stimuleert namelijk de insuline productie in de pancreas onafhankelijk van de glucoseconcentratie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is de verklaring voor de klachten van hartkloppingen, trillen van de handen en het sterke transpireren van patiënt 4?

A

Activatie van de sympathicus (adrenaline en noradrenaline) –> glycogenolyse (snel), gluconeogenese (langzaam). Daarnaast ga je ook cortisol, groeihormoon en glucagon produceren. Dit remt de werking van insuline. Als dit gebeurt in een gezond persoon gaat eerst de insuline omlaag en daarna gaat pas het glucagon omhoog.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat gebeurt er naarmate de hypoglycaemie vordert?

A

Naarmate de bloedsuikerspiegel sterker gaat dalen, komen er meer symptomen bij. Verschillende symptomen kunnen bij verschillende spiegels bij personen optreden.
1. Eerst krijg je release van glucagon en adrenaline
2. Dan krijg je symptomen: autonoom (tachycardie, zweten, hartkloppingen) en neuroglycopenie (wazig zien, verwardheid, raar gedrag)
3. Daarna krijg je cognitieve dysfunctie
4. Als laatste krijg je erge neuroglycopenie, verminderd bewustzijn en kan je in coma raken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe vaak ervaart een gemiddelde patiënt die al 40 jaar type 1 diabetes heeft en coventionele insulinetherapie heeft, hypoglycaemieën?

A
  • 3500 episodes van milde hypoglycemie
  • 30-70 episodes van ernstige hypoglycemie
  • 3-7 episodes van hypoglycemisch coma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de oorzaken van hypo’s?

A
  1. Te veel insuline spuiten
  2. Onvoldoende eten, een maaltijd overslaan
  3. Exercise-induced hypoglycemie. Bewegen verhoogd de insuline gevoeligheid, tot 8 uur na het sporten.
  4. Alcoholgebruik, remt de gluconeogenese. Na een paar uur ben je door je glycogeenvoorraad heen, dan heb je je gluconeogenese nodig.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welk diagnostiek ga je doen bij iemand met een ernstig hypo, waarvan niet bekend is dat die diabetes heeft?

A
  • Insuline
  • C-peptide
  • Gebruik diabetes medicatie
  • Cortisol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe ontstaan misselijkheid en braken bij een diabetische ketoacidose?

A

Misselijkheid en braken ontstaan door de hoge bloedsuikers. De maag en darm komen tot stilstand door de hoge glucose en hierdoor blijven alle darmsappen stil staan, hier wordt je misselijk van.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is clapotage?

A

Klotsend maagsap

17
Q

Wat zijn de symptomen en tekenen van een ketoacidose?

A

1) Symptomen ketoacidose
Braken, dorst, slapte, veel plassen, gewichtsverlies en misselijkheid passen bij een diabetische ketoacidose.
2) Tekenen ketoacidose
Tachycardie, hypotensie, warme/droge huid, dehydratie, hyperventilatie, hypothermie, beperkte bewustzijn (voornamelijk bij kinderen, amper bij volwassenen)

18
Q

Hoe stel je diagnose ketoacidose?

A

Klinisch beeld in combinatie met:
- Hyperglycaemie.
- Ketonaemia of ketonurie (ook glucose in de urine)
- Acidose (<7.30) met verlaagd bicarbonaat

19
Q

Hoe bepaal je de ernst van de ketoacidose?

A

De ernst van de ketoacidose kun je vaststellen aan de hand van: glucose, ureum, creatinine, elektrolyten, aantal rode en witte bloedcellen, bloedgassen, pH en bicarbonaat en urine ketonen.

20
Q

Wat zijn uitlokkende factoren voor een diabetische ketoacidose?

A
  • Stoppen met insuline
  • Chirurgie
  • Zwangerschap
  • Trauma
  • Inadequate insuline
  • Infectie, ontsteking zorgt voor minder insuline gevoeligheid
  • Myocardinfarct
21
Q

Wat is het gevolg van absolute insulinedeficiëntie?

A

Tijdens absolute insulinedeficiëntie versnelt de lipolyse en vormen vrije vetzuren die door levercellen worden opgenomen het substraat voor ketonvorming (acetoacetaat, aceton en β-hydroxybutyraat) in het mitochondrion. Deze ketonen gaan over in het bloed en veroorzaken acidose.

22
Q

Hoe treedt uitdroging op tijdens de ketoacidose?

A

Uitdroging treedt op tijdens ketoacidose als gevolg van twee parallelle processen. Hyperglykemie resulteert in osmotische diurese en hyperketonemie resulteert in acidose en braken.

23
Q

Waar ontstaan er bij ernstige ketoacidose tekorten aan?

A

Bij een ernstige diabetische ketoacidose bestaan er bij een volwassen patiënte tekorten van de volgende grootte:
- Water: 5-11 Liter
- Natrium: 300-700 mmol
- Kalium: 200-700 mmol
- Chloride: 350-500 mmol
- Fosfaat: 35-90 mmol

24
Q

Wat is de behandeling van diabetische ketoacidose?

A

Daarom moet je in de behandeling ook de elektrolyten en het vocht aanvullen, na het opsporen van de oorzaak moet je ook de uitlokkende factor elimineren. Daarnaast moet je ook insuline geven om de ketogenese te stoppen.

25
Q

Wat is de therapie van diabetische ketoacidose?

A
  • Insuline (regular) 4 Eenheden per uur via een I.V. pomp
  • Infuus NaCl 0.9% : 1 liter per 1 uur, dan 1 liter/2 uur, dan 1 liter/3 uur, dan 1 liter /4 uur en vervolgens 0.5 liter/4uur.
  • 20 mmol KCl per kolf van 500 cc (zodra het kalium in het bloed onder de 5.1 mmol/L gezakt is).
  • Niets oraal; afhangende maagsonde (stilstaande maag en darm door hoge glucose)
  • Glucose, kalium en pH controle à 2 uur
26
Q

Wat zijn de overeenkomsten tussen een diabetische ketoacidose en een hyperglycaemische hyperosmolaire ontregeling?

A

Bij zowel een diabetische ketoacidose als een hyperglycemische hyperosmolaire ontregeling zijn er symptomen van uitdroging en symptomen van een hyperglycaemie. Symptomen van uitdroging zijn: droge slijmvliezen, ingevallen oogkassen, slechte turgor huid, hypotensie en shock (zeer ernstig). Symptomen van een hyperglycaemie zijn: polyurie, polydipsie, polyfagie, gewichtsverlies en een futloos gevoel.

27
Q

Wat is er specifiek aan een diabetische ketoacidose?

A
  • Snel begin (<24 u)
  • Kussmaul ademhaling
  • Aceton lucht
  • Misselijkheid/braken
  • Buikpijn
28
Q

Wat is er specifiek aan een hyperglycemische hyperosmolaire ontregeling?

A
  • Ontstaat na dagen/weken
  • Verlaagd bewustzijn/Suf
  • Focale neurologische uitval/epilepsie
  • Krampen in de benen
29
Q

Wat zijn de kenmerken van de labwaarden van een HHO?

A

HHO geen verzuring pH > 7,30, plasma glucose boven de 33.3 mmol/L. Geen tekort aan bicarbonaat. Deze mensen hebben bijna altijd last van een verminderd bewustzijn. Daarnaast weinig tot geen ketonen in de urine.