VO 6.2 Verwerking suiker, vet, eiwit na maaltijd Flashcards

1
Q

Wat is de functie van LPL?

A

LPL zorgt voor de omzetting van VLDL en chylomicronen naar glycerol, FFA, remnants (VLDL, Chylomicronen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom heeft de vetcel niks aan het glycerol dat bij de afbraak van triglyceriden door LPL vrijkomt?

A

Glycerol kan de vetcel niet gebruiken want, ze missen het enzym glycerokinase. Toch hebben ze wel actief glycerol nodig voor de opslag van de vetzuren, vetzuren worden opgeslagen als triglyceriden. Dit actief glycerol = glycerol-3-fosfaat, dit wordt verkregen uit glucose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de hormoonspiegel in de Well-fed state?

A

Well fed state: Insuline spiegel hoog, glucagon/adrenaline spiegel laag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt de glucoseconcentratie in de lever laag gehouden in de Well fed state? En wat is hiervan het nut?

A

Glucose wordt in de cel omgezet tot glycogeen, hierdoor krijg je een concentratie gradiënt over het plasmamembraan. Glucose gaat over het plasmamembraan door GLUT2, deze transporter is insuline-onafhankelijk. De glucoseconcentratie in de levercel wordt laag gehouden door insuline. Glucokinase is actief onder invloed van insuline.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet de lever als er veel glucose binnenkomt? En hoe werkt dit?

A

De lever gaat vetzuren maken als: er veel glucose binnenkomt. Als er door de hoge insuline en hoge glucose veel glucose de glycolyse in gaat, dan wordt er veel ATP NADH geproduceerd. Dan stopt de citroenzuurcyclus (door hoge NADH/NAD verhouding). Het kan het citraat niet goed meer wegwerken. Citraat loopt weg naar het cytosol. Wordt weer omgezet naar acetyl-CoA –> malonyl-CoA (dit gebeurt door acetyl-CoA-carboxylase, wordt door insuline gestimuleerd). En hier kunnen vetzuren van worden gemaakt. Daarvan worden TG gemaakt en die worden verpakt in VLDL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat stimuleert insuline?

A

Insuline stimuleert GLUT-4, LPL expressie, HSL remming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is HSL?

A

Insuline remt het hormoon-sensitief lipase (HSL). Dit is een enzym dat de splitsing van opgeslagen triglyceriden katalyseert. Insuline houdt zo de voorraad triglyceriden in stand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom is de glucose transporter in de lever insuline onafhankelijk?

A

Glucose transporter in de lever is insuline onafhankelijk. Glucose transporter moet er altijd zijn. Richting en snelheid van de glucose stroom is afhankelijk van de glucosegradiënt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat moet je doen om glucose de lever in te krijgen? Wat moet je doen om glucose de lever uit te krijgen?

A

Om glucose de lever in te krijgen moet de glucose in de levercel omlaag: glycogenese. Om glucose de lever uit te krijgen moet de glucose in de levercel omhoog: gluconeogenese en glycogenolyse.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke hormoon stimuleert HSL?

A

Glucagon komt niet in de periferie, het wordt gestimuleerd door een laag insuline en een hoog adrenaline (dat helpt).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wanneer worden ketonlichamen gevormd?

A

Hoog aanbod van vetzuren vanuit het vetweefsel (door het vasten) naar de lever –> veel bètaoxidatie –> Veel NADH/NAD –> van Acetyl-CoA naar ketonlichamen (dit omdat de citroenzuurcyclus staakt).
- Ketonlichamen zijn er om de levercellen te redden, niet om de hersenen van energie te voorzien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom gaat glucose in de early refed state niet eerst naar de lever maar naar de spieren?

A
  • Glucokinase is nog niet actief (reageert langzaam op de stijging van insuline)
  • Van glucose-6-fosfaat naar glycogeen gaat wel snel
    Door de gluconeogenese is de concentratie glucose nog hoog in de lever. De intermediairen van de gluconeogenese gaan niet naar glucose maar naar glycogeen.
    Glucose kan dus niet naar de lever (omdat de concentratie glucose in de lever nog hoog is) en gaat dus naar de spieren om daar de glycogeenvoorraad aan te vullen. De spieren hebben geen last van gluconeogenese.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly