HC 10 IVF/ICSI behandeling Flashcards

1
Q

IVF (in vitro fertilisatie)

A
  • Gebruik: ouders met erfelijke afwijking, defect in de eileider
  • Indicaties:
    o Inoperabele tubapathologie: eicel en zaadcel kunnen elkaar niet vinden
    o Oligoasthenospermie: te weinig zaadcellen of verslechte werking
    o E.c.i. (lukt niet om zwangerte worden na IUI (intra uterine inseminatie) behandelingen / >38 jaar): onduidelijke oorzaak
    o Eiceldonatie: WOH-III
    o Embryocryopreservatie eicellen/embryo’s: invriezen
    o Hoogtechnologisch draagmoederschap: wensmoeder heeft medische reden om geen drager te zijn  draagmoeder met eicellen van de wensmoeder
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

IVF procedure

A
  1. Ovariumstimulatie: De vrouw krijgt hormonale medicijnen om de ontwikkeling van meerdere eicellen in de eierstokken te stimuleren.
  2. Eicelpunctie: De rijpe eicellen worden uit de eierstokken gehaald met behulp van een fijne naald, meestal onder echografische begeleiding. Dit gebeurt meestal onder plaatselijke verdoving of lichte sedatie.
  3. Bevruchting: De eicellen worden in het laboratorium samengebracht met het sperma van de partner of een donor. Ze worden in een gecontroleerde omgeving bewaard om bevruchting mogelijk te maken. Als bevruchting plaatsvindt, vormen zich embryo’s.
  4. Embryokweek: De resulterende embryo’s worden in een incubator bewaard en gecontroleerd op groei en ontwikkeling gedurende meerdere dagen.
  5. Embryotransfer: Een of meerdere gezonde embryo’s worden geselecteerd en via een dunne katheter in de baarmoeder van de vrouw geplaatst. Als de implantatie succesvol is, kan er zwangerschap optreden.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

ICSI (intra-cytoplasmatische sperma injectie)

A
  • Injecteren van 1 zaadcel bij een rijpe eicel
    o Steuncellen van de eicellen verwijderen om naar de rijpheid te kijken
  • Indicaties:
    o Ernstige oligoasthenospermie
    o Uitblijven van bevruchting bij IVF
    o Gebruik van eicellen na devitrificatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

ICF/ICSI

A
  • Hormonale stimulatie (hormoonbehandeling)
  • Eicel pick-up (OPU) punctie
  • Laboratoriumfase (bevruchting)
  • Embryo-transfer (terugplaatsing embryo)
  • De eierstok zit in realiteit meer tegen de vagina wand en niet bij de eileider
  • Afstand voor de naald om te overbruggen naar de eierstok is 1 cm
  • M.b.v. de echoprobe wordt gekeken waar geprikt moet worden (zie linker plaatje)
  • Door de naald stoomt vocht met eicellen in een buisje. Dit wordt in het laboratorium bekeken en aan de hand daarvan kan het aantal eicellen bepaald worden. Ook het zaad is dan al ingeleverd in het laboratorium  bevruchting
  • Terugplaatsing (rechter plaatje)
    1. Ovariumstimulatie en eicelpunctie worden op dezelfde manier uitgevoerd als bij IVF.
    2. Bevruchting: In plaats van de eicellen in een schaaltje te plaatsen met een groot aantal spermacellen, wordt er bij ICSI een enkel gezond uitziend spermatozoön geselecteerd en rechtstreeks in de eicel geïnjecteerd met behulp van een microscopische naald.
    3. Embryokweek en embryotransfer worden op dezelfde manier uitgevoerd als bij IVF.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hormonale stimulatie

A
  • Gonal-F: FSH stimulatie zodat eicellen zich gaan rijpen
  • Oestradiol: optioneel geven maar het lichaam maakt het zelf aan
  • GNRH: verlaging van LH
  • Eisprong krijgen door zwangerschapshormoon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly