W5 HC.2 - Pathologische technieken bij diagnose van kanker Flashcards

1
Q

De 6 stappen van weefseldiagnose?

A
  1. Ontvangst biopt en fixeren:
    -> Formaline zorgt voor crosslinking van aminogroepen: weefsel wordt hard.
  2. Doorvoeren en inbedden:
    -> Solvent wisselen: hydrofiel naar hydrofoob ‘doorvoeren’. Meestal enige uren ‘inbedden’ in paraffine
  3. Cassette’s maken:
    -> Paraffine stolt op in een foedraaltje en plakt vast aan de onderkant van een zgn. cassette
    -> Cassette bevat met formaline gefixeerd paraffine ingebed weefsel (FFPE = formaline fixed- paraffine embedded)
  4. Snijden:
    -> Cassette met paraffine blok erop -> snijden op microtoom geeft: dunne plakjes paraffine met stukje van biopt (5-7 micrometer)
    -> Lintjes van plakjes worden gemaakt
  5. Plakken en bakken:
    -> Plakjes op objectglas plakken + vastbakken op warmte plaat
  6. Kleuren:
    -> Kleurmachine met HE kleuring (nu heb je transparante coupes)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waarom formaline oplossing?

A
  • Weefsel degradeert door enzymen (autolyse) en door inwerking microben, formaline stopt dit.
  • Weefsel is zonder fixatie te zacht om heel dun te snijden -> formaline crosslinkt eiwitten zodat weefsel hard wordt (gefixeerd)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe gaat doorvoeren en inbedden?

A

-> Kleine preparaten zijn bij aankomst al grotendeels gefixeerd. Grote preparaten na operatie eerst fixeren (zoals lobectomie)
-> Solvent wisselen: hydrofiel naar hydrofoob (‘doorvoeren’). Meestal enige uren ‘inbedden’

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Technieken pathologie?

A
  • Aspiratie/ Smears (FNA: fine needle aspiration)
  • Vriescoupe (noodbiopt: 15min, minder nauwkeurig)
    -> omzeilen de hele pathologie workflow met fixeren en inbedden
    -> meestal preoperatief (om snijdende specialist direct te kunnen informeren over de aard van iets dat aangetroffen wordt of over eventuele radicaliteit van ingreep)
  • Biopt (excisie/ incisie)
  • Resectie: operatieve verwijdering door snijdend specialist -> vaak grotere preparaten die bewerking vereisen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Andere voorbeelden van een weefselpijpje of biopt?

A
  • Op geleide palpatie
  • Op geleide ultrasound
  • Op geleide MRI
  • Soms blind (bv verhoogd serum PSA maar geen evidente palpabele of echografische afwijkingen
  • I.h.a. altijd multiple biopten, bilateraal tot 12!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom is een botbiopt bewerkelijker dan een huidbiopt/ maagbiopt?

A
  • Bevat hydroxy-apatiet (gemineraliseerd) en is te hard om met formaline te fixeren
  • Moet eerst ontkalken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

In welke eenheid wordt naalddikte uitgedrukt?

A
  • Gauge (G): hoe lager hoe dikker!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

TNM classificatie nog een keer toelichten
bv bij T2N0Mx

A

T2: Niet
N0: niet in de lymfeklier gevonden
Mx: metastasen onbekend

!!! NIET AF !!! wat betekent T2 en N0?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is het verschil tussen dunne-naaldbiopsie en dikke-naaldbiopsie?

A
  • Fine needle aspiration: cytologie, losse cellen opzuigen
  • Core biopsy: histologie, weefsels
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Specifieke kleuringen voor specifieke dingen aantonen

A

!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verschillende moleculaire technieken:

A
  1. Polymerase ketting reactie op formaline gefixeerd, paraffine embedded weefsel. Wel eerst DNA isoleren. Dan (multiplex) PCR of quantitatieve PCT. Bv BRAF mutatie of uitsluiten
  2. In situ hybridisatie met probes op bv ALK, EBER, etc. fluorescent tagging van DNA en RNA
  3. multimodaliteit in situ techniek: array
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly