Introductie en definities klinische antikanker therapieën Flashcards

1
Q

Over de patiënt in MDO

A
  • Performance status van patient: komt soms niet overeen met de wensen van de patiënt.
  • Wensen van patient
  • Complete diagnose
  • Uitgebreidheid van de ziekte
  • Behandeldoelstelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

preventief

A

beperkt, er is heel weinig bekend over de preventie van kanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

curatief

A

alles weg, deze behandeling streeft naar genezing

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

palliatief

A

klachten weg, niet altijd mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

neo-adjuvant

A

voorbehandeling, bijvoorbeeld vooraf aan chirurgie. het doel hiervan is niet direct om de tumor te laten slinken, maar meer om onzichtbare, losse tumorcellen te verwijderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

adjuvante therapie

A

nabehandeling, systemisch te geven na operatie (chemotherapie bijv)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

inductietherapie

A

behandeling, eigenlijk altijd systemisch, waarbij op het 1e moment de chirurg heeft moeten besluiten dat hij de kanker niet in opzet curatief weg kan krijgen. Als dat zo is kun je met systeem therapie behandelen om tumor kleiner te krijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

operabiliteit

A

Operabiliteit geeft iets aan over de patiënt. Is hij/zij in staat geopereerd te worden, is de conditie goed genoeg. Een patient is operabel of niet operabel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

resectabiliteit

A

Een tumor is resectabel of niet resectabel. Als een tumor niet resectabel is, je kunt hem er niet curatief uit krijgen. Kan de tumor veilig en compleet worden verwijderd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

curatieve chirurgie

A
  • Primaire tumor, regionale lymfeklieren, metastasen
  • Radicaal (zonder tumorrest)
    o Effect op totale overleving
    o Effect op ziektevrije overleving
  • Pathologische stagering is nu mogelijk
    o M0 status na resectie bevestigd (metastasectomie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

palliatieve chirurgie

A
  • Primaire tumor, regionale lymfeklieren, metastasen
  • Bij voorkeur zonder tumorrest of tumorspil
  • Effect op (lokale) klachten
  • Geen effect op totale overleving (wonder)
  • Palliatie bereikt?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

niet operabel mens; chirurgie?

A
  • Mogelijk andere lokale of systemische opties mogelijk
    o Misschien curatief
  • Bij heel slechte conditie (durven) kiezen
    o De wijsheid van niets doen
  • Wat als de patiënt geen ingrijp wenst?
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

concomitant

A

tegelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

sequentieel

A

na elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

chemoradioatie

A

radiotherapie met klassieke chemo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bioradiatie

A

radiotherapie met niet cytotoxische middelen (biologicals)

17
Q

inductie

A
  • zoveel als mogelijk, tot maximale respons
  • operatie is niet zeker; afhankelijk van respons
  • support van de behandelingen; hoe meer hoe beter
18
Q

neoadjuvant

A
  • vaststaand aantal kuren; respons NIET nodig
  • operatie volgt per definitie (tenzij…)
  • optimale support; dosis intensiteit is essentieel
19
Q
A