H12.3: Therapie van perifeer vaatlijden Flashcards

1
Q

atherosclerose

A

vervetting van de vaatwand (bij iedereen); stabiel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

waardoor komt de atherosclerotische vervetting?

A

cholesterol en LDL

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

waardoor ontstaat een ìnstabiele atherosclerotische plaque?

A

door schade aan de vaatwand (tunica intima)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

waardoor ontstaat schade aan de vaatwand (tunica intima)

A

stress (hypertensie) en nicotine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is gezonde waarde LDL?

A

< 2,4

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ratio cholesterol

A

totale cholesterol / HDL

< 5

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

functie LDL

A

cholesterol vervoeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

hoe ontstaat atherosclerotische plaque?

A

STABIELE FASE
1. beschadiging tunica intima
2. macrofagen / leukocyten / inflammatoire mediatoren infiltreren de kapotte tunica intima
3. deze oxyderen LDL
4. er ontstaan foamcellen
5. hierdoor worden dus weer nieuwe macrofagen etc. aangetrokken => vicieuze cirkel (nicotine versnelt het oxyderen)
6. foam cellen necrotiseren => inflammatie!
7. soms stabiel met fibreuze kap

INSTABIELE FASE
8. zó’n heftige ontstekingsreactie => VSMC gaat enzym produceren dat ervoor zorgt dat collageen en elastine minder sterk worden
9. er komt een gaatje in de fibreuze kap
10. ruptuur
11. stollingsreactie (bloedstolsel om ‘gat te dichten’)
12. vernauwing of zelfs afsluiting van een vat (of schiet los)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat doen macrofagen / leukocyten / inflammatoire mediatoren?

A

kapotte tunica intima infiltreren en LDL oxyderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat gebeurt er wanneer LDL wordt geoxydeerd?

A

er ontstaan foamcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is de invloed van nicotine op atherosclerose?

A

het zorgt voor initiële vaatwandbeschadiging en versnelt het oxyderen van LDL dus het ontstaan van foamcellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe ontstaat een fibreuze kap (dit is nog stabiel)?

A

deze wordt gemaakt door de VSMC (vascular smooth muscle cells) in de tunica media. deze maakt namelijk collageen en elastine en deze twee componenten vormen de fibreuze kap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

waaruit bestaat fibreuze kap?

A
  • collageen
  • elastine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke drie dingen kunnen er gebeuren zodra een fibreuze kap bij atherosclerose ruptureert?

A
  • vat zit gewoon door vet zo goed als dicht
  • er komt een stolsel op de ruptuur dat het vat afsluit of emboliseert
  • lichaam merkt vernauwing op => vat verwijdt => aneurysma en ruptuur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

anatomie om te kennen (EIGENLIJK ALLES)

(zoek specifiek ook de plaatjes uit de presentatie op

A
  • brachiocephalica
  • subclavia
  • carotis (alle)
  • abdominale aorta
  • truncus coeliacus en alle aftakkingen
  • AMS
  • AMI
  • a. femoralis alle (prof. en superf.)
  • a. iliaca alle
  • a. poplitea
  • crurale vaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar is de kans op het ontstaan van een atherosclerotische plaque het grootst?

A
  • bij bifurcatia of splitsingen (veel turbulentie. al helemaal bij verhoogde BD)
  • a. iliaca externa naar de lies overgang : buigpunt
  • kanaal van hunter ; kanaal waar je zenuwen en vaten doorheen lopen in de bovenbeen bij spieren
  • laag in de benen: gewoon kleine diameter
17
Q

waarom is diabetes een risicofactor voor atherosclerose?

A
  • vaatwandbeschadiging
  • glycolysering draagt bij aan vicieuze oxydatiecirkel
18
Q

risicofactoren atherosclerose

A
  • roken
  • diabetes mellitus
  • hypertensie
  • hypercholesterolemie
  • familiaire belasting
  • geslacht
19
Q

symptomen atherosclerose benen

A
  • verzuring van de spieren door ischemie door zuurstoftoevoertekort ; etalagebenen
  • niet genezende wonden ; je hebt zuurstofrijk bloed nodig om wonden te genezen en hieraan is natuurlijk een gebrek. en bovendien neuropathie (mensen voelen minder als daar minder bloed komt dus ze merken geen pijn waardoor wonden ontstaan)
    of heel veel eeltopbouw door andere stand van voeten en daaronder kan wondje ontstaan
  • acute vaatafsluiting (wit/paars koud been)
20
Q

wat zijn etalagebenen?

A

verzuurde spieren door ischemie door zuurstoftoevoertekort door atherosclerose in been

CLAUDICATIO INTERMITTENS

21
Q

hoe classificeer je etalagebeen klachten?

A

fontaine

22
Q

fontaine classificatie

A
  • 1: geen klachten
  • 2: hoe lang kan je zonder klachten lopen?
    A = > 200m
    B = < 200m
  • 3 : rust- of nachtpijn (dus zonder inspanning)
  • 4 : wonden of weefselverlies (ongeacht of ze klachten hebben)
23
Q

aanvullend onderzoek perifeer vaatlijden

A
  • enkel/arm index (bloeddruk ratio)
  • doppler
  • duplex
  • MRA (MRI angiografie)
  • CTA (CT angiografie)
  • angiografie (invasief)
24
Q

wanneer komt uit enkel/arm index dat je perifeer vaatlijden hebt?

A

< 0,9
< 0,6 : kritieke ischemie (fontaine 3 of 4)

25
Q

doppler

A

op basis van geluid
- normaal = trifasisch, afnemend naarmate ernstigere vernauwing

26
Q

duplex

A

echo met geluid en kleur;
- lumen
- stroomsnelheid
- signaal

27
Q

behandeling perifeer vaatlijden fontaine 1

A

niks

28
Q

behandeling perifeer vaatlijden fontaine 2

A

conservatief ; leefstijlveranderingen
- cardiovasculaire risicomanagement (leefstijl)
- statine / clopidogrel (cholesterol omlaag)
- gesuperviseerde looptraining

29
Q

waarom gesuperviseerde looptraining?

A

aanleggen colateralen voor alternatieve bloedvoorziening

30
Q

behandeling perifeer vaatlijden fontaine 3 en 4

A
  • endovasculair ; dotteren / stenten
  • operatief ; aaleggen bypass
31
Q

wat kan er operatief aan perifeer vaatlijden worden gedaan?

A
  • TEA ; liesdesobstructie ( gewoon schoonlepelen )
  • bypass
  • CERAB ; stent in aorta en iliacale vaten
  • amputatie
32
Q

redenen voor amputatie

A
  • vasculair
  • trauma
  • maligniteit
33
Q
A