Engels voc Unit 4 Flashcards
je land ontvluchten
to flee your country
achterlaten
to leave behind
het overleven
survival
een vluchteling
a refugee
veranderen in puin
to trun into rubble
geconfronteerd worden met dreiging
to face a threat
smeken
to beg
achtervolgen
to chase
verkrachten
to rape
je trots verliezen
to lose your pride
een belediging slikken
to swallow an insult
naakt fouilleren
to strip-search
honger hebben
to be hungry
politieke (in)stabiliteit
political (in)stability
veiligheid
security
vervolging
persecution
vruchtbaar (land)
fertile (land)
misoogst
crop failure
voedselvoorraad
food supply
hongersnood
famine
klimaatverandering
climate change
een aardbeving
an earthquake
een orkaan
a hurricane
een gevaar
a hazard
een overstroming
a flood
overheid
government
publieke (openbare) diensten
public services
openbaar vervoer
public transportation
gezondheidszorg
health care
onderwijs
education