Geschiedenis - 12 en 13 Scheiding der Nederlanden Flashcards

1
Q

Wanneer verminderde het aantal staten in Europa opmerkelijk?

A

tussen 1500 en 1800

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welk rijk werd onder wie en wanneer door wat de dominante macht in Europa?

A

Het Habsburgse rijk werd onder Karel V in de 16e eeuw door erfenis en huwelijkspolitiek de dominante macht in Europa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer werd Karel V keizer van het Heilige Roomse rijk?

A

in 1519

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wanneer situeren we ons de eenheid en scheiding in de Nederlanden?

A

ca 1500 - ca 1650

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat was er opmerkelijk aan het gelaat van Keizer Karel V van Habsburg?

A

Zijn kin stond erg naar voren waardoor hij ook problemen had met zijn spraak, of kauwen, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de geopolitiek?

A

De invloed van de geografische situatie op de politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Van wat was Frans I van Frankrijk aanhanger?

A

Van het machiavellisme of van de politieke opvatting dat het doel de middelen heiligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarom werden de protestantse vorsten en de islamitische Ottomanen bondgenoten van de Franse katholieke koning?

A

Alleen omdat ze een gemeenschappelijke vijand hadden. (karel V)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat leidde tot een anderhalve eeuw oorlogsactiviteit in Europa?

A

De Frans-habsburgse rivaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wie was de leider van het islamitische Ottomaanse rijk in de 16e eeuw?

A

Sultan Süleyman de Grote

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wie was de zoon van Karel V?

A

Filips II van Spanje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tot wanneer bleven de Habsburgers en de Ottomanen elkaar bevechten op de Balkan?

A

tot het einde van de 17e eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe verliep de Dertigjarige Oorlog en wanneer?

A

Begon in 1618 als een godsdienstig conflict tussen de katholieke Habsburgse keizer en zijn protestantse onderdanen, maar groeide uit tot een algemene Europese oorlog die vooral werd uitgevochten in het Duitse rijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat deden de Republiek der Verenigde Provincieën en Engeland terwijl de Dertigjarige Oorlog?

A

Ze legden de basis voor hun overzeese koloniale rijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wie had er in de eerste helf van de 17e eeuw het handelsoverwicht?

A

De Republiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe probeerde Engeland het maritieme overwicht van dat de Republiek het handelsoverwicht had te breken?

A

Met de Navigation Acts verbood het Engelse parlement de invoer van goederen op buitenlandse schepen.
Die economisch concurrentiestrijd leidde niet alleen tot drie Engels-Hollandse zeeoorlogen, maar stimuleerde ook de Engelse scheepsbouw en legde de basis voor het Engelse maritieme en commerciële overwicht in de 18e eeuw.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Referentiekader Navigation Acts

A

Wat: Economisch - een verbod van het Engelse parlement op de invoer van goederen op buitenlandse schepen
Waar: in Engelse wateren
Wanneer: in de eerste helft van de 17e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat werd Frankrijk na het midden van de 17e eeuw op het Europese vasteland?

A

De dominante mogendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Naar wat streef koning Lodewijk XIV?

A

Naar natuurlijke grenzen voor Frankrijk, zoals de Rijn, de Alpen en de Pyreneeën, zodat hij Frakrijk beter zou kunnen verdedigen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wie en waarom vormden een anti-Franse coalitie?

A

Om het Franse imperialisme in te perken, vormden de Republiek en Engeland na hun maritiem-commercieële oorlogen een anti-Franse coalitie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat besliste begin 18e eeuw hoeveel macht een staat kon uitoefenen?

A

De economische draagkracht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Van wat hing de economische draagkracht af?

A
  • van de ligging
  • van de bevolkingsgrootte (meer bevolking = meer consumptie)
  • bezitten van kolonies voor de verzekerde aanvoer van grondstoffen en de afzet van afgewerkte producten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Welke staat voelde zich het meest bedreigd doordat het Habsburgse rijk van Karel V de dominante macht was?

A

Frankrijk = bedreigd door geopolitieke positie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het Machiavellisme?

A

De politieke theorie die stelt dat alles is toegestaan voor het verwerven of behouden van macht, onafhankelijk van recht en moraal.

politieke probleem primeren boven de religieuze verschillen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Welke staten daagden die dominante Europese macht van het Habsburgse rijk van Karel V uit?

A

Frankrijk en het Ottomaanse rijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat zijn commerciële belangen?

A

belangrijke handelfactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is geopolitiek?

A

De invloed van de aardrijkskundige ligging op de buitenlandse politiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is het machiavellisme?

A

de politieke opvatting dat het doel de middelen heiligt.

29
Q

Wat is het maritiem overwicht?

A

de sterkste zijn in de zeevaart, zowel voor economisch als voor politieke zaken.

30
Q

Wat zijn natuurlijke grenzen?

A

georgafische obstakels, zoals zeeën, stromen, rivieren en bergketens

31
Q

Wat is religie?

A

een geloofsopvatting

32
Q

Leg uit: Karel V had een rijk waarin de zon nooit onder gaat?

A

Hij had niet alleen grote delen van Europa in bezit maar bij Spanje hoorden ook de Amerikaanse kolonies.

33
Q

Leg uit waarom de Habsburgse vorsten in de Nederlanden bestuurseenheid wilden realiseren.

A

Het was voor hen niet efficiënt om alle gewesten afzonderlijk te besturen. Met centrale instellingen konden zij over alle gewesten tegelijk regeren.
= centralisatiepolitiek

34
Q

Leg uit hoe de Pragmatieke Sanctie (1549) het streven naar bestuurseenheid bezegelde.

A

De XVII Provinciën werden als een 1 en ondeelbaar geheel verklaard en zouden voortaan 1 en dezelfde opvolger hebben. Karel V benadrukte de territoriale en bestuurlijke eenheid van de Nederlanden.

35
Q

Voor welke nieuwe naam zorgde Karel V van de Nederlandse gewesten?

A

De XVII Provinciën.

36
Q

Wanneer was de Pragmatieke Sanctie?

A

in 1549

37
Q

Wat is het verschil tussen territoriale politiek en centralisatiepolitiek van Karel V in de Nederlanden?

A

territoriale politiek = streven naar gebeidsuitbreiding

centralisatiepolitiek = streven naar bestuurseenheid

38
Q

Voorbeelden van territoriale politiek van Karel V in de Nederlanden?

A

Doornik, Gelre, Utrecht, Overijssel, Friesland, Groningen

39
Q

Wat was het resultaat van de territoriale politiek van Karel V in de Nederlanden?

A

XVII Provinciën

40
Q

Door wat was centralisatiepolitiek (3)

A
  • 1 landvoogd(es)
  • centrale instellingen
  • eenvormige vorstelijke strafwetten = plakkaten
41
Q

Wat is het sluitstuk in 1549 in de machtspolitiek van Karel V in de Nederlanden?

A

De Pragmatieke Sanctie

42
Q

Wat was het Bloedplakkaat?

A

veroordelen van ketters

43
Q

Wie en reden van verzet centralisatiepolitiek

A

van steden en gewesten: wegens traditionele autonomie

44
Q

wie en reden van verzet religieuze politiek

A

van niet-katholieken: wegens onverdraagzaamheid tegenover het protestantisme

45
Q

wie en reden van verzet autoritaire plitiek

A

van de hoge adel en van de lage adel wegens geen inspraak

46
Q

3 eigenschappen van Filips II

A
  • controlefreak: hij wilde zelf alles beslissen
  • Huismus: bleef in Spanje => enkel via briefwisseling op de hoogte van toestand Nederlanden
  • hij was een conservatieve katholiek die geen religieuze toegevingen wilde afsluiten
47
Q

motief en actie hoge adel van verzet in de Nederlanden

A

motief:
geen inspraak in het bestuur
acties:
protest en verzet

48
Q

motief en actie lage adel (geuzen) van verzet in de Nederlanden

A

motief:
verzachting van strafwetten tegen protestantisme

acties:
eedverbond der Edelen

49
Q

motief stedelijke middengroepen van verzet in de Nederlanden

A

onverdraagzaamheid slecht voor de handel

50
Q

motief en actie brede bevolkinslagen van verzet in de Nederlanden

A

motief:
honger door voedselschaarste

actie:
beeldenstorm

51
Q

referentiekader beeldenstorm

A

Wat: cultureel - godsdienstelijk
Waar: Nederlanden
Wanneer 1566

Protestanten vernielen katholieke kerken uit onvrede met religiueze politiek Fi II

52
Q

welke 2 dingen kwamen er bij door de crisis van de Beeldenstorm in 1566 door onderdrukking van het verzet door Alva?

A
  • nieuwe belastingen (vb: tiende penning)
  • uitzonderingsrechtbank = Raad van Beroerten of Bloedraad
53
Q

Dat de uitzonderingsrechtbank van Alva de Raad van Beroerten of Bloedraad genoemd werd, is een mooi voorbeeld van hoe standplaatsgebondenheid een rol speelde in de omschrijving van fenomenen. Leg uit.

A

Voor Alva (en Filips II) moesten de verantwoordelijken voor het oproer worden gestraft. Voor de tegenpartij was de benaming Bloedraad geschikt om het schrikbewind van Alva in de (bloedrode) verf te zetten.

54
Q

Leg met eigen woorden uit hoe het schrikbewind van Alva zorgde voor een escalatie van het conflict en een verdere verwijdering tussen Filips II en zijn onderdanen in de Nederlanden.

A

Door het harde optreden van Alva kozen de gematigden de kant van de opstandelingen. het kwam tot een brede frontvorming tegen het Spaanse regime.

55
Q

Wegens welke 3 factoren verzet in de Nederlanden?

A
  • traditionele autonomie van steden en gewesten
  • geen tolerantie meer tegenover het protestantisme
  • adel geen/weinig inspraak
56
Q

Wat hield het schrikbewind in? (2)

A
  • nieuwe belastingen
  • uitzonderingsrechtbank = Raad van Beroerten of Bloedraad
57
Q

Wanner kwam er opstand van het verzet op de Habsburgse vorsten?

A

in 1568-1648

58
Q

Toon aan dat de motivering in het Plakkaat van Verlatinghe overeenkomsten vertoonde met de oproep van Willem van Oranje uit 1568 om tot een algemene opstand over te gaan.

welk belangrijk verschil was er ook?

A

verzwijzingen naar de Spaanse tirannie

Nu wordt ook de landsvorst, koning FIlips II, zelf als een tiran beschouwd.

59
Q

Wanneer Willem van Oranje?

A

1568

60
Q

Wanner defenitieve scheiding van de Nederlanden?

A

na Vrede van Münster 1648

61
Q

in wat word de nieuwe nederlanden opgesplits n en z?

A

n = onafh calvinistische republiek = vernigde provinciën
z = katholieke monarchale deelstaat van Habsburgse rijk, spaanse ndl en oostenrijkse ndl

62
Q

Wanneer Spaanse en wanneer Oostenrijkse Ndl’en na splitsing?

A

sp : 1648-1713
Ost: 1713-1794

63
Q

Hoe zat de machtspositie van de vorst in de Nederlanden circa 1550?

A

veel macht in het noorden en het zuiden

64
Q

Hoe zat de machtspositie van de vorst in de Nederlanden circa 1650?

A

veel macht in het zuiden en geen macht in het noorden

65
Q

Hoe zat de machtspositie van de vorst in de Nederlanden na de splitsing?

A

zuiden: monarchie
noorden: republiek

66
Q

Wanneer was de Vrede van Münster?

A

in 1648

67
Q

Wat staat er tegenover deze termen?

onafhankelijk
republiek
calvinisme

A

deelstaat
monarchaal
katholiek

68
Q

Welke 2 verplichtingen legde de Nederlandse regering op aan het gechiedenisonderwijs? + waarom?

A

1) aanleren Wilhelmus
2) Rijksmuseum bezoeken

Om een gemeenschappelijke kennis over het verleden te bevorderen