Geschiedenis - 11 wetenschappelijke evolutie Flashcards

1
Q

Wat is het referentiekader van deze leerstof?

A

Wat: cultureel (wetenschap)
Waar: over hele wereld voornamelijk Europa
Wanneer: ca 1450 - ca 1750

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke humanist hebben we bestudeerd die zich vooral op natuurwetenschappelijke kennis focusde?

A

Brusselaar Andreas Vesalius, 16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar studeerde Vesalius?

A

in Leuven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Door wat moest kennis volgens Vesalius worden ondersteund?

A

door eigen onderzoek en waarnemingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe gaven professoren in de 16e eeuw geneeskunde?

A

Ze lazen voor uit een theoretisch werk zonder de studenten de onderdelen van het menselijk lichaam te tonen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Vesalius ergerde zich erg aan de manier waarop professoren in die tijd les gaven. Hij vond dat je zelf lijken moest open snijden. Hoe ver ging hij hierin om zijn doel te bereiken?

A

Hij heef in Leuven een lijk van de galg gehaald, in stukken gesneden en binnengesmokkeld in de stad om een dissectie in zijn kot te doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wie was de grote autoriteit uit de oudheid in geneeskunde?

A

de Grieks-Romeinse arts Galenus uit de 2e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wie bracht de theorie over het heliocentrisme (de zon staat stil in het centrum van het heelal, daarrond draaien alle planeten, ook de aarde.)?

A

Copernicus in 15-16e eeuw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat en wanneer heliocentrisme?

A

cultureel: de zon staat stil in het centrum van het heelal. Daarrond draaien alle planeten, ook de aarde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke houding was typerend voor heel wat humanistische geleerden die zich met de natuurwetenschappen bezighielden wanneer ze onderzoek deden?

A

Ze hadden hun bewondering voor de kennis uit de oudheid kritisch aangevuld met eigen onderzoek en Arabische inzichten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke vroegere inspiratiebronnen vond Vesalius intressant?

A

Arabieren en Grieken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat moest er met de teksten van de Arabieren en Grieken uit de oudheid volgens Vesalius gebeuren?

A

Ze moesten opnieuw kritisch bestudeerd en heruitgegeven worden in het Latijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Beschrijf de houding van Vesalius tegenover het werk van Galenus.

A

Hij stelde zich kritsisch op. Galenus had zelf nooit een menselijk lichaam bestudeerd, maar baseerde zich op waarnemingen van apenkadavers.

Galenus = Grieks-Romeins medisch geleerde uit KO 2e eeuw na Chr.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat was de echte naam van Andreas Vesalius?

A

Andries van Wesel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voor welke verandering zorgde Copernicus en wanneer?

A

van geocentrisme (alles draait rond aarde) naar heliocentrisme (alles draait rond zon)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wie wijst erop de ELLIPS-vorm baan van planeten na Copernicus + wanneer?

A

Keppler en Galilei, 16e 17e eeuw

17
Q

Wetenschappers zochten in de 17e eeuw naar nieuwe banderingen om tot wentenschappelijke kennis te komen. Wie was de grondlegger van een eerste methode?

A

De Engelse filosoof Francis Bacon (16-17e eeuw)

18
Q

Wat was de visie van Bacon en hoe noemt men die?

A

Hij stede dat wetenschappers zich moesten baseren op wat ze konden waarnemen:
- observeren
- experimenten

=> manier van denken = empirisme

19
Q

Wat is het empirisme?

A

Dat je denkt dat wetenschappers zich moeten baseren op wat ze konden waarnemen.

20
Q

Wie was René Descartes en wanneer?

A

Een Franse filosoof die nog veel sterker de nadruk legde op het menselijke verstand als de basis van alle kennis. (16-17e eeuw)

21
Q

Wat was de visie van Descartes en hoe noemt men die?

A

Hij stelde dat je eigen verstand de basis is van wetenschappelijke inzichten. Wetenschappers moesten vooral vertrouwen op hun eigen redeneringen.

=> deze manier van denken = rationalisme (gebaseerd op een denkwijze waarin logisch redeneren centraal staat.)

22
Q

Op wat is het rationalisme gebaseerd?

A

Op een denkwijze waarin logisch redeneren centraal staat.

23
Q

Wie is een bekend voorbeeld van een 17de eeuwse wetenschapper die in zijn wetenschappelijk onderzoek elementen uit empirisme en rationalisme combineerde?

A

Isaac Newton.

24
Q

Wie was Isaac Newton?

A
  • 17e eeuwse wetenschapper uit Engeland.
  • hij stak heel wat energie in experimenten in de alchemie.
  • hij toonde dat wit licht bestaat uit alle kleuren van het spectrum
25
Q

Wat houdt de alchemie in?

A

een mengvorm van magie en wetenschap die chemische elementen probeerde te veranderen, bijvoorbeeld om goud te maken.

26
Q

Welke 2 wetenschappers ontwikkelden in de 17e eeuw steeds betere microscopen?

A

Engelsman Hooke en Nederlander Antonie van Leeuwenhoek.

27
Q

Wat voor methode is empirisme?

A

Een inductieve methode (waarneming en ervaring)

28
Q

Wat voor methode is rationalisme?

A

Een deductieve methode (redeneren en argumentatie)

29
Q

Wat was de aanleiding naar het ontwikkelen van nieuwe methodes en nieuwe instrumenten?

A

twijfel over de werken uit de oudheid, door contacten buiten Europa en door godsdienstige conflicten.

30
Q

Welke 3 nieuwe instrumenten waren er ontwikkelt?

A

telescopen, microscopen en tijdmeting

31
Q

Welke paus stond erg welwillend tegenover de wetenschappelijke vernieuwing?

A

paus Clemens VII uit de 15-16e eeuw

32
Q

Wie probeerde het bestaan van God te bewijzen?

A

Descartes

33
Q

Welke dingen speelden een belangrijke rol in het zoeken naar een makkelijkere zoektocht?

A
  • boekdrukkunst
  • universiteiten (wetenschappelijke academies)
34
Q

Waar lag 1 van de belangrijkste wetenschappelijke academies?

A

in Londen, opgericht in 1660 (Royal Society of London for the Improvement of Natural Knowledge

35
Q

Welke verandering in het mes- en wereldbeeld blijkt onder meer uit de afbeelding van ‘de spierman’ in Vesalius’ werk?

A

Meer mechanistisch: mens en wereld werken op zichzelf.

36
Q

Welk gevolg had een mechanistisch mens- en wereldbeeld voor de visie op God?

A

Externe factoren speelden geen rol in de werking van het mechanisme zelf, dus God greep niet in.

God heeft geholpen bij schepping maar daarna staat de mens alleen.

37
Q

Welke 4 effecten hadden de wetenschappelijke ontwikkelingen van de 16e en 17e eeuw op de bredere samenleving?

A
  • nieuw mens- en wereldbeeld: mechanisme
  • relatie met kerk: conflicten
  • nieuwe wetenschappelijke instellingen: academies
  • verspreiding kennis door boekdrukkunst