Chemie - ionisatie en dissociatie + elektrische geleiding Flashcards

p. 127-141

1
Q

Wat krijg je op macroscopisch niveau als je een stof oplost in water?

A

een homogeen mengsel: een oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de afkortingen van de 4 aggregatietoestanden?

A

vast = v
vloeibaar = vl
gas = g
oplossing = opl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe geef je de formule van een ionverbinding weer?

A

met een formule-eenheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat gebeurt er wanneer ionroosters oplossen in water?

A

Soms trekken de partieel positieve H-atomen van de watermoleculen de negatieve ionen aan en de negatieve O-atomen van de watermoleculen trekken de positieve ionen aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat gebeurt er als de ion-ionkrachten in het ionrooster zelf zeer groot zijn wanneer je ze wilt oplossen in water?

A

dan kunnen de watermoleculen de ionen niet losmaken. De ionverbinding lost niet op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wanneer komen de ionen van het ionrooster vrij in het water bij oplossing?

A

Als de aantrekkingskracht tussen de partieel positieve H-atomen van de watermoleculen en de negatieve ionen en de partieel negatieve O-ionen van de watermoleculen en de positieve ionen groter dan de ion-ionkrachten in het ionrooster zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is dissociatie?

A

het proces waarbij ionen uit de ionvrebindingen vrijkomen wanneer ze oplossen in water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat voor moleculen zijn polaire watermoleculen?

A

dipoolmoleculen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

LEER DE ZUURRESTEN

A

!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de ion-dipoolkrachten?

A

de zeer sterke intermoleculaire aantrekkingskrachten tussen ionen en dipoolmoleculen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn gehydrateerde ionen?

A

Wanneer een ieder ion omgeven is door een aantal watermoleculen, spreek je van gehydrateerde ionen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een dissociatievergelijking?

A

Een vergelijking die de dissociatie van een ionverbinding weergeeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke 2 stoffen dissociëren volledig in ionen wanneer ze oplossen in water?

A

hydroxiden en zouten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de dissociatievergelijking va een hydroxide?

A

M(OH) -H2O-> M+ + OH-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de dissociatievergelijking van een zout?

A

MZ -H2O-> M+ + Z-

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waarom lost een apolaire stof niet op in water?

A

Omdat er weinig tot geen interactie is tussen de polaire en apolaire moleculen.

De polaire watermoleculen trekken de apolaire moleculen weinig tot niet aan.

De polaire en de apolaire watermoleculen trekken elkaar onderling aan en blijven zo samen.

17
Q

Wat is het verschil tussen apolaire moleculen en polaire moleculen?

A

Apolaire moleculen hebben geen verschil in lading binnen het molecuul.

Polaire moleculen hebben wel een verschil in lading. Ene kant heeft een positieve lading en de andere een negatieve.

18
Q

Wat is ionisatie?

A

Het proces waarbij sommige polaire moleculen ionen vormen wanneer ze oplossen in water.

19
Q

Hoe is de aantrekking van de watermoleculen op de atoombindingen bij zuren?

A

Zeer groot.

20
Q

Wat is een ionisatievergelijking?

A

Een vergelijking die de ionisatie van polaire moleculen in water weergeeft.

21
Q

Wat is de ionisatievergelijking van zuren?

A

HA -H2O-> H+ + Z-

22
Q

Wat is het verschil tussen sterke zuren en zwakke zuren op vlak van oplossen in water?

A

Sterke zuren zijn zuren waarbij alle moleculen ioniseren.

Zwakke zuren lossen volledig op in water maar ioniseren slechts gedeeltelijk.

(ter info: ioniseren = proces waarbij sommige polaire moleculen ionen vormen wanneer ze oplossen in water.)

23
Q

Wat gebeurt er wanneer je niet-metaaloxiden wilt oplossen in water?

A

Ze ioniseren niet in water. Sommige niet-metaaloxiden reageren met water en vormen ternaire zuren.

24
Q

Wat is elektrische geleiding?

A

Het verplaatsen van elektrische ladingen. Deze elektrische ladingen kunnen beweeglijke elektronen of ionen zijn.

25
Q

Wanneer noem je een stof of oplossing geleidend voor elektrische stroming?

Hoe noem je het nog?

A
  • Wanneer het een stof of oplossing is die verplaatsbare ladingen bevat.

= geleider

26
Q

Hoe het de stof of oplossing dat geen verplaatsbare ladingen heeft en daardoor niet geleid?

A

een isolator

27
Q

Wanneer zijn metalen geleidend?

A

in vaste toestand.

28
Q

Hoe komt het dat niet-metalen niet geleiden?

A

Niet-metalen vormen atoomverbindingen waarbij elektronen gemeenschappelijk worden gesteld.
De moleculen die zo ontstaan, hebben geen vrije ladingen en zijn dus niet geleidend.

Met uitzondering van grafiet (C)

29
Q

Zijn edelgassen geleidend? Verklaar.

A

Ze zijn niet geleidend. Ze zijn op zich stabiel. Ze hebben geen vrije elektronen waardoor ze geen lading bevatten.

30
Q

Wat zijn elektrolyten?

A

samengestelde stoffen die in gesmolten toestand en/of opgelost in water vrije en beweeglijke ionen vormen.
In deze toestand geleiden ze de elektrische stroom.

31
Q

Wat zijn niet-elektrolyten?

A

Stoffen die bij het oplossen geen ionen vormen en dus de elektrische stroom niet geleiden.

32
Q

Wanneer heb je sterke elektrolyten?

A

Wanneer de geladen moleculen (ionen?) uit elkaar ‘zweven’.

33
Q

Wanneer heb je zwakke elektrolyten?

A

Wanneer een aantal geladen moleculen (ionen?) aan elkaar hangen.

33
Q

Wanneer heb je grafisch gezien geen elektrolyt?

A

Wanneer er geen positieve en negatieve ladingen zijn?