H13.8: Ritme- en geleidingsstoornissen 3 Flashcards

1
Q

atrium fibrilleren

A

volstrekt chaotisch, het enige volstrekt irregulaire ritme; het is irregulair irregulair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

regulair irregulair

A

er zit een onregelmatigheid in een basisritme dat verder in orde is; sinusritme met af en toe een stoorzender

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

atrium fibrilleren eigenschappen

A
  • P-toppen zijn verdwenen en vervangen door fibrillatiegolfjes
  • R-toppen zijn behouden maar vaak versneld en onregelmatig aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe werkt atrium fibrilleren?

A

{meer in regen}
hele boezem is de hele tijd elektrisch actief, alles botst tegen elkaar waardoor er geen effectieve contractie meer is;
AV-knoop wordt continu vanaf alle kanten gebombardeerd door elektrische signalen, dus waar hij even niet meer refractair is laat hij even snel een prikkel door

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe herken je atrium fibrilleren?

A
  • P-toppen zijn weg
  • kriebelige basislijn
  • onregelmatige, versnelde R-toppen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat heb je nodig om atrium fibrilleren te laten ontstaan?

A

schade aan het hart; verlittekening; dus bij oudere leeftijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

klinische tekenen atrium fibrilleren?

A

30% asymptomatisch dus toevalsbevinding, maar het kan presenteren als;

in het begin aanvalsgewijs:
- hartkloppingen
- kan gepaard gaan met kortademigheid en POB

bij persistende AF:
- verminderde inspanningstolerantie
- malaise (algeheel onwelbevinden)
- vermoeidheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn oorzaken van AF?

A

alles wat tot gevolg heeft;
- verhoogde boezemdruk
- verhoogde boezem spiermassa
- ontsteking boezem
- infiltratie boezem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

waarom is het belangrijk om goed op te letten zelfs bij asymptomatische AF?

A

verhoogt de kans op CVA

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe kan AF CVA veroorzaken?

A

boezem trekt niet meer zinvol samen => aan boezem zit linker hartoortje => stilstaande zak => bloed daarin kan stollen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

CHADSVASC

A

score om aan te geven hoe groot iemand’s kans is op CVA na boezemfibrilleren

0 = verwaarloosbaar klein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

HASBLED

A

als je daar meer punten op scoort dan op CHADSVASC moet je kijken of het wel verstandig is om bloedverdunners te slikken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

acute behandeling atrium fibrilleren

A
  • eventuele trigger behandelen
  • met medicatie ervoor zorgen dat de hartslag regelmatig wordt; ventriculaire rate control
  • cardioversie: sinusritme terugkrijgen; kan met medicatie of elektrisch (shock, maar let hierbij goed op dat je geen stolsel de circulatie in schiet)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

met welke medicatie hou je het sinusritme goed?

A
  • flecainide
  • amiodaron
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

langdurige behandeling atrium fibrilleren

A

je kan kiezen; óf rate control, óf rhythm control

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is rate control?

A

je laat de ritmestoornis bestaan maar zorgt ervoor dat de hartslag rustig wordt (meestal bij mensen met weinig klachten)

17
Q

wat is rhythm control?

A

je probeert een sinusritme na te streven

18
Q

hoe wordt rate control uitgevoerd?

A
  • medicamenteus
  • His bundel ablatie
19
Q

hoe wordt rhythm control uitgevoerd?

A
  • medicamenteus
  • elektrocardioversie
  • ablatie - pulmonaal venen isolatie (PVI)
20
Q

wat is PVI?

A

longaders elektrisch gezien losmaken van de boezems, omdat vaak het fibrilleren in de longaders begint

21
Q

rate control medicatie

A

bèta blokkers meestal (-olol/-ilol)

21
Q

sinus arrhythmia

A

volledig te wijden aan de ademhaling

22
Q

getriggerde activiteit

A

vroege of late depolarisatie doordat de vorige depolarisatie net niet helemaal goed is verlopen en dan ontstaat tijdens de repolarisatie een nieuwe depolarisatie; de nieuwe influx van calcium of natrium waardoor er een nieuwe contractie optreedt

dit hoort ook bij irregulaire ritmes

23
Q

sinus ritme met PAC (premature atrial contraction)

A

PP interval verkort

24
Q

sinus ritme met PVC (premature ventricular contraction)

A

een hele vreemde brede slag zonder dat er een P-top voor zit; hij komt dus uit de kamer

25
Q

wat kan je doen tegen arhythmia?

A

medicatie: anti-arhythmien

26
Q

classificatie anti-aritmica

A

klasse 1,2,3,4

27
Q

klasse I anti-aritmica

A

natrium kanaal blokkers

28
Q

klasse II anti-aritmica

A

bèta blokkers

29
Q

klasse III anti-aritmica

A

gecombineerd, vaak calcium antagonisten

30
Q

klasse IV anti-aritmica

A

calcium kanaal blokkers;
- verapamil
- diltiazem

31
Q

andere anti-aritmica (klasse V)

A
  • adenosine
  • digoxine
32
Q

welke anti-aritmica hebben invloed op de AV-knoop

A

klasse II en klasse IV

33
Q

welke anti-aritmica hebben invloed op de actiepotentiaal?

A

klasse I en klasse III

34
Q

pacemaker

A

kan zowel met 1 als 2 draadjes (1 in boezem 1 in kamer)

35
Q

ICD

A

interne defibrillator;
geeft óf een shock
óf ATP; geeft een serie pulsen af

36
Q
A