2. De normale zwangerschap Flashcards

(67 cards)

1
Q

Bespreek de objectieve tekenen van zwangerschap

A

Amenorroe
* uitblijven menstruatie
OF
* periode sinds de laatste maandstonden

! niet te verwarren met innestelingsbloeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Bespreek de innestelingsbloeding

A
  • korte periode met gering bloedverlies
  • rond de tijd van de te verwachten menstruatie
  • ongeveer 2 dagen
  • veroorzaakt door innesteling van de blastocyste
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Subjectieve tekenen zwangerschap 9️⃣

A

1️⃣ moeheid
2️⃣ toegenomen behoefte aan slaap
3️⃣ misselijkheid (ochtend)
4️⃣ gespannen & gevoelige mammae
5️⃣ opgezet abdomen
6️⃣ kindbewegingen
* 18-20w primigravida
* 16-18w multigravida

7️⃣ obstipatie
8️⃣ frequente (pijnloze) mictie
9️⃣ teken van Chadwick

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de diagnostische testen voor de zwangerschap.
Welke is het meest accuraat?

A

1️⃣ detectie van HCG

2️⃣ echografie
Meest accurate vorm diagnose zwangerschap & zwangerschapsduur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bespreek de detectie van HCG.

A
  • syncytiotrofoblast produceert Humaan Chorion Gonadotrofine (HCG) tijdens de innesteling
  • opsporen in urine en bloed
  • rond 10e zwangerschapsweek hoogste HCG-waarden
  • exacte datering van de zwangerschap is niet mogelijk

urine: vf verwachte maandstonden (25-50 IU/ml)
bloed: vf 8-11 dagen na bevruchting (5 IU/ml)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bespreek de echografie.

A
  • vanaf 4,5 - 5 weken amenorroe
  • transvaginaal, vf 8-10w abdominaal
  • exacte datering: kruin-romp-lengte (CRL)
  • verwachte bevallingsdatum (VBD)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Normale zwangerschapsduur

A

40 weken amenorroe
= 10 maan-maanden van 28 dagen
= 280 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Preterm

A

Zwangerschapsduur < 37w
➡️ extreem: < 28w
➡️ very preterm: < 32w

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

A terme

A

Tussen 37-42w voldragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Postterm

A

= serotien
> 42w

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe worden de trimesters van de zwangerschap ingedeeld?

A

1️⃣ 0 - 13w
2️⃣ 14 - 26w
3️⃣ 27w - einde zwangerschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoe wordt de zwangerschapduur uitgedrukt?

A

Gestational age (GA) = draagtijd

Aantal dagen sinds de laatste menstruatie
OF
via echo, waarbij de grootte van het embryo/foetus vergeleken wordt met referentiecurve

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de Regel van Naegele?

A

Berekening om de VBD te schatten.

EDLM (eerste dag laatste maandstonden) + 9 maand + 1 week

Tussen 280-283 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe wordt een exacte datering van een zwangerschap uitgevoerd?

A

Echografisch kruin-romp-lengte (CRL) in de eerste 12 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wanneer zijn de embryonale periode en de foetale periode?

A

Embryonale periode
* vanaf de bevruchting tot week 8
* vanaf EDLM tot week 10

Foetale periode
* 8 weken na conceptie tot bevalling
* 10 weken zwangerschapsduur tot bevalling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het onderscheid tussen de embryonale en de foetale periode?

A

Embryonale periode: ontwikkelen van de vrucht

Foetale periode: groei en rijping van de organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Bespreek het normale verloop van de embryonale periode.

A

0-4w: 3-lagige schijf uit ectoderm, endoderm & mesoderm (vanuit elke laag ontstaan later specifieke organen)

Vanaf 4w
* organogenese
* cilindervormig, gebogen structuur
* amnionholte wordt groter, amnion en chorion komen tegen elkaar te liggen en omgeven hele embryo

Vanaf 5-6w
* sluiten neurale buis
* embryonale hartfunctie (aanvankelijk traag 70 bpm stijgt snel naar 170 bpm)

Na 10w: daalt hartslag geleidelijk naar 110-150 bpm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat kun je echografisch zien tijdens de embryonale periode?

A

5w: vruchtzak van 3 mm

6w: dooierzak binnenin de vruchtzak met embryonale pool
* hartactiviteit waarnemen
* kruin-romp-lengte (CRL) meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Bespreek het verloop van de foetale periode.

A

w12
* CRL 6-7cm
* foetale beenderen ontwikkelen ossificatiecentra
* differentiatie externe genetalia

w14-16: echografische geslachtsbepaling

w18-20: kindsbewegingen voelbaar

2de helft zw: Braxton-Hicks contracties

w20: huid wordt minder doorschijnend en wordt bedekt door lanugohaartjes

w24
* begin ontwikkeling longalveoli
* vorming onderhuids vetweefsel

w28
* surfactant in longblaasjes
* vernix caseosa

w32: longontwikkeling volledig

w37: longen matuur ➡️ zw beschouwd als voldragen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is het teken van Chadwick?

A

Blauwe verkleuring van cervix, vagina en vulva door veneuze congestie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn Braxton Hicks contracties?

A

Pijnloze contracties die geen effect hebben op de cervix.

Oefenweeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe noem je de huidsmeer waarmee een foetus bedekt is?

A

Vernix caseosa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Bespreek de evolutie van het gewicht tijdens de foetale periode.

A

w20: 300g
w22: 500g
w28: 1100g
w32: 1800g
na w32: +150-200g/week
w40: 3400-3600g

de groeisnelheid van de foetus is het grootst tussen 18 en 28 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Bespreek het ontstaan van de placenta.

A

Placenta ontstaat uit de wisselwerking tussen trofoblast (chorion= foetaal materiaal) en de decidua (endometrium = materneel materiaal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Waaruit bestaat de placenta?
hoofdzakelijk uit **chorionvlokken**, omringd door de intervilleuze ruimte
26
Uit welke 4 elementen bestaat de **placentabarrière**?
1. **endotheelcellen van de foetale capillairen**: bekleden de bloedvaten van de foetus 2. **basale membraan** (los bindweefsel): dunne laag tussen de de endotheelcellen en de trofoblastcellen 3. **cytotrofoblast**: binnenste laag cellen 4. **syncytiotrofoblast**: buitenste laag cellen die in direct contact staat met het bloed van de moeder
27
Hoe **evolueert** de placentabarrière tijdens de rijping van de placenta?
1. de wand van de vlokken wordt **dunner** 2. cytotrofoblascellen verdwijnen 3. foetale capillairen worden groter 4. foetale capillairen liggen tegen het syncytium
28
Bespreek de **vorm, grootte** en het **gewicht** van de placenta.
vorm: discoïd grootte: 15-24cm lang, 3cm dik gewicht: 500g | hoe kleiner de baby, hoe kleiner en lichter de placenta
29
Welke 3 **vormafwijkingen** van de placenta bestaan er?
1. placenta **bipartita** 2. placenta **succenturiata** 3. placenta **circumvallata**
30
Bespreek de **placenta bipartita**.
= placenta duplex **2 delen** van ongeveer dezelfde grootte (volledig in 2 lobben gescheiden door de vliezen)
31
Bespreek de **placenta succenturiata**.
**1 groot en 1 klein gedeelte** (de bloedvaten lopen over de vliezen naar de kleine placenta)
32
Bespreek de **placenta circumvallata**.
**dikke fibreuze ring** op de foetale zijde van de placenta (enkele cm van de rand) * choriaalplaat met de foetale vaten reikt niet tot aan de rand van de placenta * door een afwijkende hechting van de vliezen (amnion en chorion)
33
Bespreek de 4 mogelijke **liggingen** van de placenta?
1. **normale ligging**: bovenaan; boven links-rechts-voor-achter 2. **placenta marginalis**: links-rechts-voor-achter 3. **gedeeltelijke placenta praevia**: gedeeltelijk voor de bekkeningang (schuin onder) 4. **placenta praevia**: volledig voor de bekkeningang (onder)
34
Welke 3 **functies** heeft de placenta?
1. **haemodynamische** functie 2. **endocriene** functie 3. **immunologische** functie
35
Bespreek de **haemodynamische functie** van de placenta.
**Aan-en afvoer van stoffen** * zuurstof, water, voedingsstoffen, bouwstoffen, hormonen en antistoffen (IgG) vervoeren naar de foetus * afvalstoffen vanuit het foetale bloed afvoeren **Barrièrefunctie** eventuele schadelijke stoffen tegenhouden (bacteriën)
36
Hoeveel bedraagt het maternale **bloedvolume** van de placenta? Hoe lang verblijft het bloed in de **intervilleuze ruimte**?
150ml 15 seconden ## Footnote trage stroomsnelheid: O2-spanning in de a. uterina is identiek aan de v. umbilicalis
37
Welke **mechanismen** spelen een rol in de overdracht van stoffen in de placenta?
1. diffusie 2. actief transport 3. filtratie 4. pinocytose
38
Bespreek de **bloedcirculatie** in de placenta.
1. moederlijk bloed stroomt via de **spiraalarterieën** in de **intervilleuze ruimte** 2. door de trage stroomsnelheid (15s) is er een optimale **gasuitwisseling** met de foetale capillairen via de villus 3. **O2-rijk bloed** stroomt via de venen in de villi naar de **vena umbilicalis** 4. **O2-arm bloed** stroomt via de **2 arteriae umbilicalis** naar de villi | foetale circulatie verloopt in de omgekeerde richting!
39
Wat wordt bedoel met: 'de foetale bloedcirculatie verloop in de omgekeerde richting'?
* **zuurstofarm** bloed verlaat het hart naar de aorta en arteria iliaca * **zuurstofrijk** bloed wordt teruggevoerd door de vena cava inferior
40
Bespreek de **endocriene functie** van de placenta.
Productie van * **HCG**: Humaan Choriogonadotrofine * **Progesteron** * **Oestrogeen** * **HPL**: Humaan Placentair Lactogen
41
Bespreek het hormoon **HCG**.
Humaan Choriogonadotrofine * geproduceerd door de **syncytiotrofoblast** * neemt de functie van LH over: **stimuleert het corpus luteum** (wat op zijn beurt de productie van progesteron en oestrogeen stimuleert) * opsporen in **bloed** en **urine** bloed: vanaf 9 dagen na de bevruchting urine: vanaf 13 dagen na de bevruchting **concentratie**: * verdubbelt om de 2 dagen tot 10 weken zwangerschap * daalt tot een plateauwaarde op 16 weken * daarna onveranderd
42
Bespreek het hormoon **progesteron**.
Productie * door de placenta * **neemt** de hele zwangerschap **toe** (tot de laatste weken) Functie * **relaxatie uterusspier** (premature expulsie vermijden) * verslapping andere spieren (darmspieren, ureter, galgang)
43
Bespreek het hormoon **oestrogeen**.
Productie * foetale bijnier produceert **DHEAS** > wat de **placenta** gebruikt om oestrogeen te vormen * **neemt** de hele zwangerschap **toe** Functie * **niet helemaal duidelijk** * sterke **doorbloeding** uterus * **verweking** uterus en andere bekkenorganen
44
Bespreek het hormoon **HPL**.
Humaan Placentair Lactogen Productie * **placenta** * aantoonbaar in bloed vf **3w** * concentratie stijgt **langzaam** Functie *groeihormoonachtig* * verhoging van de **bloedsuikerspiegel** > bevordering overdracht glucose naar de foetus * stimulatie **vetafbraak** > grotere hoeveelheid vrije vetzuren > verzekering foetale voeding * ontwikkeling **melkklierweefsel**
45
Bespreek de **immunologische functie** van de placenta.
**Opname van moederlijke antilichamen** * IgG immunoglobulines * afweer tegen ziektes * tot enkele maanden na de geboorte **Rol tegen afstotingsverschijnselen** tegen vreemde genetische kenmerken van de foetus van de vaderlijke kant
46
Bespreek de **samenstelling** van de **navelstreng**.
* ontstaat uit de hechtsteel, bekleed met **amnion** * **2 arteriën**, **1 vene** * beschermende **gelei van Wharton** * **windingen** (tegen drukveranderingen) * **50-60cm** lang * **1-2cm** dik
47
Bespreek de 4 mogelijke **inserties** van de navelstreng.
* **centrale** insertie * **laterale** / excentrische insertie: niet centraal * **marginale** insertie: op de rand van de placenta * **velamenteuze** insertie: op de vliezen
48
Bespreek de **vliezen**.
Foetale oorsprong * **chorion**: loopt vanaf de chorionplaat om de vrucht heen en ligt tegen de decidua * **amnion**: ligt aan de binnenzijde tegen het chorion, bekleedt de navelstreng
49
Wat is de **amnionholte**?
ruimte met vruchtwater binnen in het amnion rond de vrucht
50
Hoe kun je het **amnion** van het **chorion** onderscheiden?
**amnion** * doorzichtig, glad, elastisch en steviger * binnenste vlies **chorion** * ruwer en weker * buitenste vlies
51
Wat is PROM?
**Prelabour Rupture of Membranes** spontaan breken van de vliezen zonder weeënactiviteit bij een **à terme** zwangerschap
52
Wat is PPROM?
**Preterm Prelabour Rupture of Membranes** spontaan breken van de vliezen zonder weeënactiviteit bij een **premature** zwangerschap
53
Wat is een amniotomie?
het kunstmatig breken van de vliezen
54
Om de hoeveel tijd verandert te samenstelling van het **vruchtwater**?
iedere 3u
55
Hoeveel **vruchtwater** is er aanwezig doorheen de zwangerschap?
12w: 50ml 16w: 200 ml 40w: 500-1000ml
56
Wat is oligohydramnion?
te weinig vruchtwater: <500ml
57
Wat is polyhydramnion?
te veel vruchtwater: >2L
58
Hoe ziet het vruchtwater eruit bij een preterme zwangerschap?
helder, lichtgeel
59
Hoe ziet het vruchtwater eruit bij een à terme zwangerschap?
grijswit, licht troebel met vlokken
60
Wat zijn de vlokken in vruchtwater?
* schilfers van de foetale huid * vernix caseosa
61
Hoe ziet het vruchtwater eruit bij een serotiene zwangerschap?
papperig, sterke vertroebeling en vervloeiing van vlokken
62
Bespreek de **afwijkende kleuren** van vruchtwater.
* **roze/rood**: bloederig * **groen**: meconiaal vruchtwater > foetale nood | ALARMSIGNAAL
63
Hoe wordt het vruchtwater geproduceerd?
* amnion op de navelstreng * placenta * foetale nieren (urine) * longvocht foetus
64
Hoe gebeurt de **resorptie** van het vruchtwater?
de foetus **drinkt** het vruchtwater darm > circulatie > maternale circulatie
65
Wat is de pH van vruchtwater?
tussen **7,0** en **7,5** (zure vaginale milieu: 3,8 - 5,5)
66
Bespreek de geur van vruchtwater.
zoetig, wee | (slecht ruikend wijst op infectie)
67
Bespreek de **functies** van het vruchtwater.
Mogelijk maken van * groei en beweging * slikken * drinken * adembewegingen Voorkomt **verkleving** van de foetus met het amnion **Beschermt** te foetus tegen traumata Bevordert de ontwikkeling van de **longen** Geeft ruimte aan de **navelstreng**