3B1 week 2 HC 1 Epilepsie Flashcards

1
Q

Wat zijn kenmerken van epilepsie?

A
  • Incidentie 50/100.000
  • 5% van de bevolking heeft ooit insult
  • Vaak kinderen (genetisch) en ouderen (hersenschade)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe classificeer je epilepsie?

A

ILAE
- Aanvalsbeschrijving (semiologie)
- Aanvalsclassificatie
- Syndroom classificatie
- Etiologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van epilepsie?

A

Tijdelijk optreden van symptomen door abnormale excessieve of synchrone neurale activiteit in de hersenen
- ≥ 2 ongeprovoceerde (of reflexmatige) aanvallen met interval ≥ 24 uur
- 1 ongeprovoceerd (of reflexmatige) aanval met herhalingskans van min. 60% in 10 jaar
- Epilepsiesyndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat beschrijf je bij een epileptische aanval?

A
  • Bewustzijn / gewaarwording: ogen open/dicht, oogcontact, interactie
  • Motorische verschijnselen: enkelvoudig (trekkingen, schokken) of complex (automatische handelingen)
  • Autonome verschijnselen: verkleuren, hartslag, ademhaling
  • Postictale verschijnselen: vermoeidheid, uitvalsverschijnselen
  • Sensorische verschijnselen: geluiden, beelden, smaak, tintelingen
  • Emotionele verschijnselen: angst, woede, verdriet
  • Cognitieve verschijnselen: déjà vu, geheugenverlies, afasie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat vraag je uit bij een mogelijke epileptische aanval?

A

Omstandigheden, begin, voorafgaand, herinnering, omstanders, duur, gevoel erna, eerdere aanvallen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn andere oorzaken voor een wegraking?

A
  • Syncope: cardiaal, vasovagaal, POTS
  • Metabool/intoxicatie
  • Psychogeen
  • Kataplexie
  • Transient global amnesia
  • Acuut symptomatisch: trauma, CVA
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de DD van epilepsie bij kinderen?

A
  • Slaapmyoclonieën
  • Breath hold spell
  • Tics
  • Motorstereotypieën
  • Zelfsstimulatie
  • Tonic upgaze
  • Migraine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn kenmerken van een epileptische aanval?

A
  • Liggend of staand
  • Na lichtflitsen
  • Bleek, misselijk, zweten
  • Aura (geur, smaak)
  • Verstijven
  • > 20 schokken, minuten lang
  • Hoofddraai, ogen open
  • Laterale tongbeet en cyanose
  • Postictale verschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van een reflex syncope?

A
  • Staand
  • Bij mictie, hoesten, pijn, angst,
  • Na inspanning of maaltijd
  • Bleek, misselijk, zweten
  • Verstijven en slap vallen
  • < 15 schokken, < 15 seconden
  • Ogen open, punt tongbeet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van een orthostatische syncope?

A
  • Staand
  • Bij snel opstaan
  • Pijn in nek/schouders
  • Slap vallen
  • < 15 schokken, < 15 seconden
  • Ogen open, punt tongbeet
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van een cardiale syncope?

A
  • Liggend (of staand)
  • Bij inspanning of schrik
  • Vaak cardiale klachten
  • Slap vallen
  • < 15 schokken, < 15 seconden
  • Ogen open, punt tongbeet, cyanose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerken van een psychogene syncope?

A
  • Liggend of staand
  • Variabele verschijnselen
  • Ogen dichtknijpen, bekken bewegingen
  • Soms postictale verschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke typen begin van een epileptische aanval zijn er?

A
  • Focaal
  • Gegeneraliseerd (verlies gewaarwording, beide kanten)
  • Beide
  • Onbekend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de gewaarwording?

A

Besef van zichzelf en van de omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke typen focaal begin zijn er?

A
  • Met intacte of verminderde gewaarwording
  • Motorisch of niet-motorisch
  • Focaal naar bilateraal tonisch-clonisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een absence epilepsie?

A

Korte wegrakingen zonder postictale fase
- Gegeneraliseerde aanval zonder motorische verschijnelen
- Kan uitgelokt worden door hyperventilatie

17
Q

Wat zijn kenmerken van childhood absence epilepsie?

A
  • Jonge leeftijd
  • Normaal IQ/normale ontwikkeling
  • EEG met 3Hz piek-golf complex
18
Q

Wat zijn opties en redenen voor epilepsie diagnostiek?

A

EEG en MRI
- Voor medicatie, voorlichting, leefstijladvies, wetten, aanvullend onderzoek, behandeling en counseling

19
Q

Wanneer doe je een EEG?

A
  • Bij (verdenking) epilepsie: aard, diagnose syndromen, focus, ambulant, comateuze patiënt)
  • Analyse slaapstoornissen
  • Bewaking bij operaties
  • Vaststellen hersendood
20
Q

Hoe werkt een EEG?

A

Optelsom van synaptische transmissie van duizenden neuronen in de neocortex
- 20 elektroden op hoofdhuid, subduraal of intraparenchymateus

21
Q

Hoe meet je reactiviteit met een EEG?

A
  • Ogen open en dicht
  • Tactiele simulatie
  • Geluid, pijn
22
Q

Welke manieren van provocatie tijdens EEG zijn er?

A
  • Lichtflitsen
  • Hyperventilatie
  • Slaap / slaaponthouding
23
Q

Wat is de indeling van EEG activiteit?

A
  • Beta: 13-30 Hz
  • Alfa: 8-13 Hz
  • Theta: 4-8 Hz
  • Delta: 0,5-4 Hz
24
Q

Welke soorten EEG zijn er?

A
  • Standaard: 20-30 minuten
  • Na slaapdeprivatie: 40-60 minuten
  • 24 uurs, met of zonder videoregristratie
25
Q

Wat zijn epileptiforme afwijkingen op een EEG?

A

Afwijkingen met duidelijk onderscheid rest van EEG, lijkend op afwijkingen bij epilepsie
- Focaal: een gebied vd cortex
- Gegeneraliseerd: beide hemisferen tegelijk
- Tonisch: langdurige depolarisatie + snel vuren
- Clonisch: ritmische bursts met actiepotentialen

26
Q

Welk deel van de mensen met epilepsie heeft epileptiforme afwijkingen op één standaard EEG?

A
  • Altijd: 35%
  • Soms: 50%
  • Nooit: 15%
27
Q

Welk deel van de EEG’s van mensen met epilepsie bevat epileptiforme afwijkingen?

A
  • één standaard EEG: 50%
  • standaard en aanvullend slaap: 80%
  • herhaald standaard en slaap: 92%
  • consistent negatief: 8%
28
Q

Waardoor ontstaan EEG artefacten?

A
  • Spieren in gezicht (EMG): knipperen, fronsen
  • Rotatie van ogen (EOG): elektrische lading netvlies
  • Mechanische verplaatsing elektroden
  • Elektrische interferentie
29
Q

Wat zijn gevolgen van verschillende soorten activiteit op het EEG?

A
  • Ogen sluiten: hogere alpha golven
  • Mentale activiteit: reductie alpha golven
  • Hyperventilatie: verhoogde theta en delta amplitude
  • Sensomotorische activiteit: verlaagde mu amplitude (10 Hz)