3B1 week 3 HC 2 & 4 Visueel systeem Flashcards

1
Q

Wat zijn kenmerken van de retina?

A
  • Fotoreceptoren in contact met pigmentepitheel
  • Links valt rechts op retina, boven valt onder op retina
  • Fovea/macula (centraal) voor scherp zicht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke celtypen vinden we in het oog?

A
  1. Fotoreceptoren
  2. Horizontale cellen
  3. Bipolaire cellen
  4. Amacriene cellen
  5. Ganglion cellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe werken fotoreceptoren?

A

Licht (foton) -> rhodopsine -> activatie transducine (G-eiwit) -> activatie cGMP fosfodiesterase -> sluiting Na/K pomp -> hyperpolarisatie -> verminderde glutamaat afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het effect van 1 foton?

A

Sluiting 200 (2%) kationkanalen -> 1 mV potentiaalverandering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat bepaalt de reactie van fotoreceptoren?

A

Type opsine molecuul
- 3 typen kegeltjes
- 1 type staafjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn kenmerken van kegeltjes?

A
  • Centraal in retina
  • Kleurzien (fotopisch)
  • 1 kegel op 1 cel
  • Snelle reactie, korte reactieduur
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn kenmerken van staafjes?

A
  • Perifeer in retina
  • Helderheid waarnemen / zwart-wit
  • 15 tot 30 staafjes op 1 cel (versterking)
  • Langzamere reactie, lange reactieduur
  • Gevoeliger voor licht (scotopisch)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe werken bipolaire cellen?

A

Bevatten glutamaat receptoren, bij daling glutamaat:
- ON-type: MGluR6 depolarisatie -> meer glutamaat afgifte
- OFF-type: AMPA hyperpolarisatie -> minder glutamaat afgifte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kenmerken van ganglioncellen?

A
  • Output van n.opticus naar laterale geniculate nucleus
  • Enige celtype met actiepotentialen
  • Glutamaat leidt tot depolarisatie en dus meer actiepotentialen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke typen ganglioncellen zijn er?

A
  • M-cellen: input van staafjes -> magno cellulaire lagen in LGN
  • P-cellen: input van kegeltjes -> parvo cellulaire lagen LGN
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn kenmerken van amacriene cellen?

A
  • Reageren op verandering (aan/uit)
  • Geen axon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn kenmerken van horizontale cellen?

A
  • Bevatten glutamaat receptoren
  • Laterale verbindingen over groter gebied (intergratie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werken horizontale cellen?

A

Schakeling tussen fotoreceptoren en bipolaire cellen
- Laterale inhibitie fotoreceptoren
- Receptieve veld in center surround voor bipolaire cel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het receptieve veld?

A

Deel van het visuele veld waar een visuele cel op reageert
- Groter veld -> lagere spatiele resolutie (perifeer groter)
- Overlappend (centraal)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe werkt het receptieve veld van magno-cellen?

A

Center surround structuur: on center & off surround of andersom
- Reactie hangt af van verdeling: vooral reactie op randjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kun je kleurenzien?

A

Parvo-cel bepaalt verhouding in activatie tussen verschillende typen kegeltjes
- Rood vs groen & blauw vs geel
- Kleurenblind: verlies verschil typen kegeltjes

17
Q

Naar welke 4 kernen wordt informatie van het oog geprojecteerd?

A
  • Lateraal geniculate nucleus (90%): visuele informatie
  • Hypothalamus: dag-nacht cyclus
  • Pretectum: pupilreflex
  • Superior colliculus: oog/hoofd bewegingen
18
Q

Hoe verloopt visuele informatie?

A

Retina -> chiasma optica (kruising) -> LGN in thalamus (synaps) -> bovenlangs en onderlangs naar visuele cortex (occipitaal)

19
Q

Hoe projecteert visuele informatie?

A
  • Inverteren links/rechts en onder/boven door retina
  • Kruising chiasma: linker gezichtsveld in rechterhersenhelft en andersom
20
Q

Hoe is de visuele cortex ingedeeld?

A
  • Boven sulcus calcarineus: informatie van onder (en andersom)
  • Linker hemisfeer: informatie van rechts (en andersom)
21
Q

Wat zijn kenmerken van de lateraal geniculate nucleus?

A
  • Mono-oculair: 3 ipsilaterale lagen (2, 3 en 5) en 3 contralaterale lagen (1, 4 en 6)
  • Bovenste 4 lagen: parvo cellen (hoge spatiele frequentie, lage temporele frequentie)
  • Onderste 2 lagen: magno cellen (lage spatiele frequentie, hoge temporele frequentie)
22
Q

Wat zijn gevolgen van een laesie in de LGN?

A

Verlies van klein deel van visueel veld voor een bepaalde stimulus eigenschap in één oog

23
Q

Waar eindigt de projectie van visuele informatie?

A

Laag 4 van de striate/visuele cortex
- Oculair dominante kolommen (mono-oculair)
- Ontwikkeling tot 6 jaar

24
Q

Wat zijn kenmerken van de striate cortex?

A
  • 2 mm dik, bestaande uit 6 lagen
  • Retinotopische representatie (gespiegeld)
  • Over representatie fovea
  • Vanaf laag 4 input van beide ogen (binoculariteit)
25
Q

Waar reageren cellen in de visuele cortex op?

A

Orientatie, kleur, beweging, dispariteit