Chapter 3 Genetics Flashcards

1
Q

Genotype

A

Genen set die geerfd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Fenotype

A

Waarneembare eigenschappen en gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mitose

A

Gewone cEldeling, duplicatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Meiose

A

Celdeling om een geslachtscel te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functionalisme

A

Poging om gedrag uit te leggen aan de hand van de winst die het gedrag oplevert voor het individu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Homologie

A

Gelijkenis ontstaan vanuit eenzelfde voorouderschap

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Analogie

A

Gelijkenis die onstaat door convergente evolutie, bv door leven in eenzelfde leefomgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Distale uitleg

A

Uitleg van gedrag op evolutionair nivo. Benadrukt de waarde van gedrag op overlevings en reproductie nivo

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Proximale uitleg

A

Uitleg van gedrag vanuit de gegeven condities van bv de omgeving.stimuli en fysiologieche gegevens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vestigial

A

Rudimentair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Fallacy

A

Waan drogbeeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

4 kernconcepten in Darwins theorie van natuurlijke selectie

A
  1. Overproductie van nageslacht
  2. Variatie in eigenschappen in elke generatie
  3. Ind verschillen erven over naar de volgende generatie
  4. Ind met de eigenschappen die het best passen in de omgeveing planten makkelijker en vaker voort
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

4 redenen voor voortbestaan van gedrag dat niet direct ten goede komt aan survival
(Bedenkingen bij functionalisme)

A

1 rudimentair bv grijpreflex
2 zijdelings effect bv nog steeds een navel hebben
3 toeval (genetic drift)
4 ontwikkelde systemen kunnen niet metnalle situatiex even effectief omgaan, bv schuldgevoel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Scott and Fuller?

A

1965
Toonden bij bep hondenrassen aan dat angst dominant overerfde en zelfvertrouwen recessief was. Door cockers en basenjis te kruisen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Tryon’s onderzoek?

A

1942
Slimme en domme ratten in het doolhof:
Voorbeeld bam selective breeding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Epigenetica

A

Onderzoekt gen-regulerende activiteit die geen veranderingen in het dna betreft maar wel blijft bestaan gedurende een of meer generaties

17
Q

Naturalistic fallacy (naturalistische dwaling)

A

Gedachten dat alles wat natuurlijk is (inclusief natuurlijke selectie) goed is. (Spencer 1879)
Fallacy natuur en selectie heeft geen morele kracht/waarde/oordeel

18
Q

Basis emoties

A
Verrast
Angst/bang
Afkeer
Boosheid
Blijheid
Verdriet
19
Q

Triver’s theorie van ouderlijke investering:

A

1972
In soorten waarbij de ouderlijke investering verschillend is zal de meer investerende sexe
- meer bevochten worden door de andere sexe
- selectiever zijn in partnerkeuze

20
Q

Hoge ouderlijke investering door de vrouw leidt tot:

A
  • polygynie
  • grote mannen (aantrekkelijker)
  • hoge selectiviteit in partnerkeuze
21
Q

Deterministische dwaling/fallacy

A

Overtuiging dat genen gedrag zo controleren dat het niet te veranderren is door omgevings ervaringen of bewuste besluiten.